Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsvraag.
Bewezenverklaring poging doodslagDe volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank is allereerst van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
op het hoofdvan [slachtoffer] . De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op het feit dat het letsel van [slachtoffer] ook niet wijst op meerdere slagen op het hoofd.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Schorsingsverzoek
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
gevangenisstrafvoor de duur van
540 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
waarvan 337 dagen voorwaardelijken een proeftijd van twee jaren.
De plaatsing dient plaats te vinden aansluitend aan het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, met ingang van 2 augustus 2024. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
dadelijk uitvoerbaarzijn.
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf. Dit zal zijn op de dag na de uitspraak van het vonnis, op het moment dat verdachte is geplaatst bij de forensisch psychiatrische kliniek van Reinier van Arkel.
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 1893,04, bestaande uit € 393,04 materiële schadevergoeding en € 1.500,- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2024.