In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gaat het om een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. M.J.M.H. Simons, en [gedaagde] over een aannemingsovereenkomst voor schilderwerkzaamheden. De partijen zijn in februari 2022 een overeenkomst aangegaan waarbij [eiser] schilderwerkzaamheden aan de woning van [gedaagde] zou uitvoeren. [gedaagde] heeft een deel van de aanneemsom betaald, maar de werkzaamheden zijn niet volledig uitgevoerd. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat hij recht heeft op betaling van het resterende bedrag van € 5.450,-, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast vordert [eiser] teruggave van goederen die hij op het terrein van [gedaagde] heeft achtergelaten.
[gedaagde] voert verweer en stelt dat de werkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd en dat hij niet meer aan zijn betalingsverplichtingen hoeft te voldoen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] [eiser] niet in de gelegenheid heeft gesteld om het werk af te ronden en dat er geen fatale oplevertermijn is overeengekomen. De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van [eiser] toewijsbaar zijn, omdat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] toe, inclusief de teruggave van goederen en de betaling van de resterende aanneemsom. De vordering van [gedaagde] in reconventie wordt afgewezen.