ECLI:NL:RBOBR:2024:3502

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
01/269622-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onoplettend rijgedrag op provinciale weg

Op 26 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 juni 2022 betrokken was bij een verkeersongeval in de gemeente Someren. De verdachte, als bestuurder van een Renault Clio, heeft zich schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onoplettend rijgedrag, wat heeft geleid tot een aanrijding met een stilstaande auto (Skoda) en vervolgens met een tegemoetkomende auto (Opel). Door deze aanrijding hebben twee personen, de bestuurders van de Skoda en de Opel, zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende aandacht heeft gehouden voor de verkeerssituatie en de filevorming niet tijdig heeft opgemerkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.269622.22
Datum uitspraak: 26 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1985] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 juni 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 29 juni 2022 in de gemeente Someren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Kanaaldijk-Noord, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
onvoldoende aandacht te houden bij de wegsituatie en/of het overige verkeer op de weg en/of een op het weggedeelte voor hem ontstane file niet tijdig op te merken en/of het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of tegen een voor hem stilstaande auto (Skoda) aan te rijden, waardoor deze laatst genoemde auto (Skoda) op de weghelft voor het verkeer in tegenovergestelde richting is gekomen en/of (vervolgens) is aangereden door een tegemoetkomende auto (Opel),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten 11 gebroken ribben en/of een gebroken borstbeen en/of een gebroken teen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2022 in de gemeente Someren, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Kanaaldijk-Noord,
onvoldoende aandacht heeft gehouden bij de wegsituatie en/of het overige verkeer op de weg en/of een op het weggedeelte voor hem ontstane file niet tijdig heeft opgemerkt en/of het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of tegen een voor hem stilstaande auto (Skoda) is aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 29 juni 2022 heeft in de gemeente Someren een verkeersongeval plaatsgevonden.
Een personenauto (Renault) naderde een stilstaande file op de Kanaaldijk-Noord en botste tegen de achterzijde van een stilstaande auto (Skoda), die vervolgens op de verkeerde weghelft belandde, waar op dat moment een tegemoetkomende Opel reed die vervolgens in aanrijding kwam met de Skoda. De bestuurders van de Skoda en de Opel raakten ten gevolge van de aanrijding gewond.
Verdachte wordt – kort gezegd - primair verweten dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is en subsidiair dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde in de zin van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, waarbij beide slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen als gevolg van het ongeval.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte bepleit vrijspraak van het primair tenlastegelegde omdat geen sprake zou zijn van zeer of aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig rijgedrag. Ook kan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet worden bewezen. Hij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van een in artikel 6 WVW verboden gedraging te komen, dient de rechtbank vast te kunnen stellen dat verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling. Dit houdt in dat verdachte zich tenminste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend moet hebben gedragen. Of sprake is van schuld, dus van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid, hangt - volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad - af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank stelt aan de hand van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Uit het forensisch onderzoek blijkt dat verdachte reed bij daglicht. Er was sprake van een recht wegverloop op de plaats van het ongeval en droog en helder weer. Verder blijkt uit het forensisch onderzoek dat sprake was van filevorming. Dat sprake was van filevorming blijkt ook uit de verklaringen van de getuige en tevens slachtoffer [slachtoffer 1] en [getuige 1] .
Verdachte heeft volgens het forensisch onderzoek zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was. Verdachte verklaart ter terechtzitting daar zelf over dat hij ineens zag dat de auto’s voor hem stil stonden.
Getuige [slachtoffer 1] zag dat het verkeer voor hem langzamer ging rijden. Hij heeft zelf ook zijn snelheid verlaagd en zijn auto laten rollen met ruime afstand tot zijn voorganger. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij een Renault Clio aan komen rijden en hij zag dat de bestuurder van die auto de snelheid niet verminderde. Hij dacht dat die bestuurder niet oplettend was.
[getuige 2] reed achter de auto die verdachte bestuurde en zag dat de bestuurder van de Renault Clio steeds gas gaf en weer remde en zij zag ook dat het druk was op de weg. Zij hield daarom afstand van het voertuig van verdachte.
Uit het forensisch onderzoek van het voertuig van verdachte volgt verder dat er een recente storing was opgetreden in de remschakelaar ten tijde van de botsing en dat deze storing zich voordeed bij circa 62 km/uur.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens het rijden - voorafgaand aan het ongeval - via een carkit telefonisch contact heeft gezocht met een vriendin, maar geen contact kreeg. Het laatste tijdstip waarop verdachte voorafgaand aan het ongeluk gebeld heeft was volgens het forensisch onderzoek om 16:47 uur. Om 16.50 uur, drie minuten later, kwam de melding binnen bij de politie over ongeval.
De rechtbank ziet in dit alles voldoende bewijs dat verdachte zijn aandacht niet bij het verkeer had en dat van een kort moment van onoplettendheid, zoals de raadsman stelt, geen sprake was.
Alles overziend komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit in die zin dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden.
De raadsman heeft aangevoerd dat van zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers van het ongeval geen sprake is omdat het dossier daarover geen objectieve medische gegevens bevat.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt en is van oordeel dat het door de bestuurder van de Skoda, slachtoffer [slachtoffer 1] , opgelopen letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Niet alleen heeft hij door het ongeval gebroken ribben, een gebroken borstbeen en gebroken teen opgelopen, Op 12 oktober 2022 heeft [slachtoffer 1] aangegeven dat het herstel langzaam gaat en geen zicht heeft op volledig herstel. Dit alles is naar het oordeel van de rechtbank voldoende ernstig om naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangeduid.
Het verweer van de raadsman vindt bovendien weerlegging in de bewijsmiddelen.
De bestuurder van de Opel, slachtoffer [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat zijn herstelperiode ongeveer acht weken betrof waarna behandelingen bij de fysiotherapeut volgden en hij had op 22 oktober 2022 nog hinder van zijn opgelopen letsel waardoor hij beperkingen had. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom worden bewezen dat als gevolg van het ongeval (tijdelijke) verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden is ontstaan.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen.

1. een dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, nummer PL2100-2022137825-1, afgesloten op 6 oktober 2022, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, onder meer inhoudende:

- het proces-verbaal aanrijding misdrijf, dossier pag. 2 t/m 5:
Op 29 juni 2022 te 16:50 uur, kreeg ik, verbalisant, kennis van een verkeersongeval op de Kanaaldijk-Noord te Someren.
Lichtgesteldheid: daglicht
Weersgesteldheid: droog
Toestand van het wegdek: droog
Wegsituatie: rechte weg
Verdachte: [verdachte]
Geboren: [1985]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Adres: [adres]
Betrokken 1: personenauto: [kenteken 1] Renault Clio
Bestuurder: [verdachte] , geboren: [1985]
Betrokken 2: personenauto: [kenteken 2] Skoda Octavia
Bestuurder: [slachtoffer 1]
Betrokken 3: bestelauto: [kenteken 3] Opel Vivaro
Bestuurder: [slachtoffer 2]
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen:
1. [slachtoffer 1] , geboren op [1965]
Vervoerd naar ziekenhuis: ja, Sint-Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg
2. [slachtoffer 2] , geboren op [1948]
Vervoerd naar ziekenhuis: ja, Elkerliek Ziekenhuis, Helmond.
- proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, dossier pag. 9 e.v.:

pag. 13, 14:

Op 29 juni 2022 omstreeks 16.50 uur vond op de Kanaaldijk-Noord te Someren een aanrijding plaats waarbij personen (zwaar) gewond waren geraakt. Wij, verbalisanten, zagen dat bij dit verkeersongeval de volgende voertuigen betrokken waren:
> een personenauto van het merk Renault, type Clio, voorzien van het kenteken [kenteken 1] ,
verder in dit proces-verbaal aangehaald als Renault;
> een personenauto van het merk Skoda, type Octavia, voorzien van het kenteken
[kenteken 2] , verder in dit proces-verbaal aangehaald als Skoda;
> een bestelauto van het merk Opel, type Vivaro, voorzien van het kenteken [kenteken 3] ,
verder in dit proces-verbaal aangehaald als Opel.
Wij hoorden van de politieambtenaren die ter plaatse waren dat de voertuigen niet verplaatst waren.
Forensisch omgevingsonderzoek.
pag. 15:
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Kanaaldijk-Noord in de gemeente Someren. De Kanaaldijk-Noord maakt ter plaatse
deel uit van de provinciale weg N266.
pag. 16:
Wij zagen dat de Kanaaldijk-Noord op de plaats van het ongeval een recht wegverloop had;
bestond uit één rijbaan, die door middel van een dubbele onderbroken as-markering was verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in twee richtingen.
Wij zagen dat er, ten tijde van ons onderzoek, op de Kanaaldijk-Noord geen afwijkende verkeersmaatregelen van kracht waren, die van belang waren voor de toedracht, de oorzaak of de gevolgen van het verkeersongeval.
pag. 17:
Wij stelden vast dat het uitzicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg niet belemmerd werd door vaste obstakels.
Gedurende het onderzoek stelden wij vast dat er op het moment van het verkeersongeval filevorming ontstaan was i.v.m. werkzaamheden verder op de N266 in noordoostelijke richting.
pag. 25:
Forensisch voertuigonderzoek.
Wij zagen bij een voertuigonderzoek aan de Renault (op de plaats van het verkeersongeval):
> dat de wolfraamdraden van de remlichten niet vervormd waren;
> middels universele uitleesapparatuur dat er een recente storing was opgetreden ten tijde
van de botsing op de remschakelaar en dat deze storing zich voordeed bij circa 62 km/h.
Wij zagen bij een voertuigonderzoek aan de Skoda (op de plaats van het verkeersongeval)
> dat de wolfraamdraden van de remlichten vervormd waren, dit zou erop kunnen wijzen
dat deze vermoedelijk licht uitstraalden ten tijde van de botsing.
pag. 26:
Wij stelden vast aan de hand van de aangetroffen schades dat:
> de rechtervoorzijde van de Renault in contact was geweest met de linker achterzijde van
de Skoda;
> de linker voorzijde van de Opel in contact was geweest met de linker voorzijde van de
Skoda;
> de linker voorzijde van de Opel in contact was geweest met de linkerzijde van de Renault.
Wij stelden vast aan de hand van de sporen, schades en eindposities dat deze passend waren bij het scenario dat de Renault en de Skoda beiden hadden gereden over de Kanaaldijk-Noord, komende uit de richting van Someren en gaande in de rijrichting van de A67, afslag Someren. De Opel had gereden over de Kanaaldijk-Noord komende uit de richting van de A67, afslag Someren en gaande in de richting van Someren.
Botsplaats.
De door ons op de voertuigen en op het wegdek aangetroffen sporen waren passend bij het scenario dat de Renault achterop de Skoda gebotst is, waarna de Skoda door de voorwaartse kracht op de verkeerde weghelft terecht is gekomen waarna een botsing met de tegemoetkomende Opel onvermijdelijk was;
gezien de locatie van het splinterveld, stelden wij vast dat de botsing met de Renault en de Skoda voor dit punt plaats heeft moeten vinden;
gezien de locatie van het stortmodder, stelden wij vast dat de botsing met de Skoda en de Opel op dit punt plaats heeft moeten vinden.
Door ons werd dit verkeersongeval onderzocht op de volgende scenario's:
7.1
Hypothese mens
Hierbij werden de volgende scenario's onderzocht:
> één van de betrokken bestuurders heeft de toegestane maximum snelheid overschreden;
> één van de betrokken heeft niet voortdurend de controle gehad over het door hem
bestuurde voertuig;
> één van de betrokken bestuurders heeft niet de plaats op de weg, uiterst rechts, gevolgd;
> één van de betrokken bestuurders tijdens het besturen van het voertuig afgeleid werd door
zijn telefoon.
7.2
Hypothese voertuig
Hierbij werden de volgende scenario's onderzocht:
> de stuurinrichting van één of meerdere betrokken voertuigen functioneerde voorafgaand
aan de botsing niet naar behoren;
pag. 27:
> de reminrichting van één of meerdere betrokken voertuigen functioneerde voorafgaand
aan de botsing niet naar behoren;
> het zicht vanaf de bestuurdersplaats van één of beide voertuigen werd belemmerd door de
voertuigconstructie, of andere objecten voor de voor en zijruiten.
7.3
Hypothese omgeving
Hierbij werden de volgende scenario's onderzocht:
> er was sprake van bijzondere weersomstandigheden;
> er was sprake van tijdelijke, of bijzondere verkeersmaatregelen;
> er waren obstakels of omstandigheden waardoor de bij het ongeval betrokken bestuurders
elkaar niet hebben gezien of kunnen zien.
Hypothese 7.2: Werd uitgesloten omdat n.a.v. ons onderzoek geen aanwijzing naar voren
kwam waardoor de genoemde hypothese aannemelijk/onderbouwd werd.
Hypothese 7.3: Uit tactisch onderzoek/verklaringen bleek er sprake te zijn van
filevorming i.v.m. wegwerkzaamheden.
Hypothese 7.1: Werd door ons het meest aannemelijk gevonden.
Toedracht, oorzaak en gevolg
De Renault Clio naderde een stilstaande file op de provinciale weg waar deze achterop een Skoda Octavia botste. De Skoda Octavia werd door de voorwaartse kracht/massa van de Renault Clio vooruit geduwd en belandde op de verkeerde weghelft, waar op dat moment een tegemoetkomende Opel Vivaro reed die vervolgens in botsing kwam met de Skoda Octavia.
Ten aanzien van de door ons onderzochte hypothese mens stelden wij vast dat:
> de bestuurder van de Renault had zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen
binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was;
> bij dit onderzoek uit niets was gebleken, dat een ander dan de in dit proces-verbaal
genoemde betrokkenen, het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen
hebben.
Ten aanzien van de door ons onderzochte hypothese voertuig stelden wij vast dat:
> voor zover mogelijk, waarneembaar en gerelateerd aan dit ongeval, geen gebreken c.q.
bijzonderheden aanwezig waren, die het verkeersongeval veroorzaakt of mede
veroorzaakt zouden kunnen hebben.
Ten aanzien van de door ons onderzochte hypothese omgeving stelden wij vast dat:
> uit tactisch onderzoek/verklaringen bleek er sprake te zijn van filevorming i.v.m.
wegwerkzaamheden.
- proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , dossier p. 33:
Op 29 juni 2022, omstreeks 16.50 uur, reed ik op de N266 te Someren. Ik reed in de richting van Someren. Ik reed al een tijdje achter de Renault Clio met Nederlands kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat de Renault Clio telkens aan het remmen was, dan weer gassen en dan weer remmen. Het was best druk. Ik hield al afstand van de Clio. Ik zag dat de Clio achter op een Skoda reed. Door de klap schoof de Skoda op de andere weghelft en kwam zo tegen de bus aan.
- proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] , geboren op [1965]
[1965] , gedateerd 6 oktober 2022, dossier pag. 36:
Ik begrijp dat u mij wenst te horen als getuige van de aanrijding waarbij ik betrokken ben geweest. Ik heb hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen en ben daar nog steeds herstellende van. Ik zag dat het verkeer voor mij langzamer ging rijden. Ik heb mijn snelheid ook verlaagd en heb mijn auto laten rollen met ruime afstand tot mijn voorganger. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik een Clio aan komen rijden en ik zag dat hij zijn snelheid niet verminderde. Ik dacht nog: "Oh oh die zit niet op te letten." Ik heb me toen schrap gezet tot ik de impact voelde.
- een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring opgemaakt door
zorgverlener P.H.C. Leliefeld op augustus 2022, dossier pag. 29:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1] , geboren: [1965] .
Datum onderzoek persoon: 29 juni 2022
Uitwendig waargenomen letsel: ribfracturen (10 x) aan de rechterkant, 1 ribfractuur links, fractuur van het borstbeen en fractuur van de grote teen.
- een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring opgemaakt door
zorgverlener Frenken op 5 augustus 2022, dossier pag. 30:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 2] , geboren: [1948] .
Datum onderzoek persoon: 29 juni 2022.
Waargenomen letsel: gebroken borstbeen waarvoor één dag opname.
- proces-verbaal van bevindingen, dossier pag. 48:
Op 12 oktober 2022 heb ik, verbalisant, contact opgenomen met het slachtoffer [slachtoffer 2] . Op mijn vraag hoe zijn herstel van het letsel is verlopen gaf hij aan dat hij ongeveer 8 weken herstel heeft gehad van zijn gebroken borstbeen, daarna herstel bij de fysiotherapeut en momenteel heeft hij nog last van oververmoeide nekspieren waardoor hij beperkingen heeft.
Met slachtoffer [slachtoffer 1] heb ik contact gehad en dit slachtoffer ligt nog steeds op bed en kan hier ook niet vanaf. [slachtoffer 1] geeft aan dat het letsel wel herstellende is maar dat dit lang duurt. [slachtoffer 1] heeft momenteel geen zicht op wanneer hij weer volledig is hersteld.
2. de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting van 12 juli 2024:
Op 29 juni 2022 reed ik als bestuurder in een Renault Clio over de Kanaaldijk-Noord in Someren, richting Helmond. Ik heb toen een op het weggedeelte voor mij ontstane file niet tijdig opgemerkt. Ik had daar geen file verwacht, het is een rechte weg. Ik ben tegen een voor mijn auto stilstaande auto (Skoda) aangereden. Bij het ongeval is deze auto op de andere weghelft voor het verkeer in tegenovergestelde richting terecht gekomen en is toen tegen een tegemoetkomende auto (Opel) gebotst. Ik heb de voor mijn auto stilstaande auto niet tijdig gezien, ik denk door onoplettendheid. Ik ben niet tijdig kunnen stoppen om een aanrijding te voorkomen. Ik heb niet gezien dat auto’s langzamer gingen rijden. Als ik goed had opgelet was dit niet gebeurd. Er is op die weg altijd druk wegverkeer en iedereen rijdt daar te kort op elkaar, dat was toen ook zo. Ik had mijn afstand tot het verkeer voor me niet voldoende aangepast, zoals zou moeten. Ik had alerter moeten zijn.
Ik had kort voor de aanrijding via carkit geprobeerd een telefoongesprek willen voeren, maar mijn oproep kreeg geen verbinding, ik kreeg een voicemail melding.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 29 juni 2022 in de gemeente Someren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Kanaaldijk-Noord, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door aanmerkelijk onoplettend onvoldoende aandacht te houden bij de wegsituatie en het overige verkeer op de weg en een op het weggedeelte voor hem ontstane file niet tijdig op te merken en het door hem bestuurde voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en tegen een voor hem stilstaande auto (Skoda) aan te rijden, waardoor deze laatst genoemde auto (Skoda) op de weghelft voor het verkeer in tegenovergestelde richting is gekomen en vervolgens is aangereden door een tegemoetkomende auto (Opel),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten 11 gebroken ribben en een gebroken borstbeen en een gebroken teen, werd toegebracht,
en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en bijkomende straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een taakstraf voor de duur van 140 uur subsidiair 70 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en zich niet nadrukkelijk uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een aanrijding. Hij heeft als bestuurder aanmerkelijk onoplettend gereden. Hij heeft zijn snelheid niet aangepast aan de verkeerssituatie, heeft een stilstaande rij van personenauto’s die zich op zijn weghelft voor hem bevond, te laat opgemerkt en is daardoor met aanzienlijke snelheid achterop een personenauto gereden. Door de aanrijding heeft de bestuurder van deze personenauto (Skoda) zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ten gevolge van deze botsing raakte de Skoda op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer en kwam daardoor in botsing met een bestelbus. De bestuurder daarvan liep eveneens letsel op.
De bestuurder van de Skoda ondervindt nog steeds de gevolgen van het ongeval. Zijn botbreuken zijn nog niet (goed) hersteld. Hij ondervindt nog steeds dagelijks de gevolgen van het ongeval en moet nog medische behandelingen ondergaan. De bestuurder van de Opel is langere tijd gehinderd in de uitoefening van zijn dagelijkse bezigheden als gevolg van het ongeval.
Het door verdachte veroorzaakte ongeval heeft gelukkig geen dodelijke afloop gehad voor andere weggebruikers, maar dat was niet onvoorstelbaar geweest en dat daarvan geen sprake is, is niet te danken aan verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Daarin wordt bij een ongeval dat is veroorzaakt door “aanmerkelijke schuld” als daardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan en geen alcoholgebruik in het spel is, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden als uitgangspunt genomen.
De rechtbank heeft gezien een rapportage van 8 april 2024 betreffende verdachte, opgemaakt door Reclassering Nederland.
Hierin stelt de reclassering onder meer dat verdachte erkent dat hij door situaties waarin hij verzeild raakte, onbewust, zonder goed na te denken over eventuele gevolgen verkeerde keuzes gemaakt in zijn leven, die hebben geleid tot schulden, een periode van dakloosheid, maar ook tot delictgedrag in het verleden. Verdachte is met behulp van zijn familie zijn leven weer aan het opbouwen, met hard werken, schulden afbetalen en met het zorgen voor zijn zoon. Verdachte wordt ondersteund door zijn familie, zijn bewindvoerder en zijn werk. Deze factoren worden gezien als beschermende factoren, waardoor de kans op nieuw delictgedrag op dit moment laag wordt ingeschat.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 juni 2024, waaruit blijkt dat verdachte in 2020 onherroepelijk is veroordeeld voor verkeersdelicten in België, dat hem op 24 april 2024 een strafbeschikking is opgelegd voor rijden zonder rijbewijs en hij in het verleden (in 2016 en daarvoor) meermalen is veroordeeld voor verkeersdelicten.
Verdachte was dus gewaarschuwd maar heeft daarvan kennelijk niet voldoende geleerd om zijn verkeersgedrag aan te passen. Het strafblad van verdachte heeft daarom strafverzwarende invloed.
De rechtbank betrekt in de overwegingen over de op te leggen straf dat verdachte zijn rijbewijs voor zijn werk en het ophalen van zijn zoontje nodig heeft.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het grote tijdsverloop in deze zaak.
Met inachtneming van het voorgaande is de door de officier van justitie geëiste straf naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf een passende straf. In het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs voor zijn werk nodig heeft en voor de contacten met zijn zoon, ziet de rechtbank evenwel aanleiding om de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen. In het (recente) verkeersgedrag van verdachte ziet de rechtbank echter aanleiding de proeftijd daarbij te bepalen op drie jaar.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 140 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 70 dagen hechtenis en als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank zal daarmee een lichtere bijkomende straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de bijkomende straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en bijkomende straf:
T.a.v. primair:
Een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Flikkenschild, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. S.H. van Dalen, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 26 juli 2024.