ECLI:NL:RBOBR:2024:3496

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
24/2638
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake onderdak voor ontheemde Oekraïner

Op 24 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een ontheemde Oekraïner. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch, waarbij zijn onderdak werd ingetrokken en hem een andere locatie werd aangeboden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van voldoende spoedeisend belang, maar dat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van de burgemeester, hoewel lijdend aan een bevoegdheidsgebrek, in bezwaar kon worden hersteld. De verzoeker had eerder al officiële waarschuwingen ontvangen vanwege zijn gedrag in de opvang, wat leidde tot een tijdelijke overplaatsing. De voorzieningenrechter vond dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten om het recht op onderdak te beëindigen, gezien de herhaalde overtredingen van de huisregels door de verzoeker. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de verzoeker voldoende kansen had gehad om zijn gedrag te verbeteren en dat de noodzaak voor een snelle overplaatsing evident was. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/2638

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

24 juli 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, het college.

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 24 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoeker en zijn gemachtigde deelgenomen. Het college is met bericht van verhindering niet verschenen.
Op de zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten voor raadkameroverleg. De voorzieningenrechter heeft vervolgens het tijdstip voor het doen van mondelinge uitspraak bepaald op 15:00 uur. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op dat tijdstip mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Motivering

1. Verzoeker is eerder opvang (en aanverwante voorzieningen) toegekend, omdat hij ontheemd is in verband met zijn vlucht uit Oekraïne. In het kader van de opvang is aan verzoeker onderdak verstrekt aan [adres] in [vestigingsplaats] . [1] Met het besluit van 3 juli 2024 heeft de burgemeester van de gemeente ’s-Hertogenbosch de verstrekking van het genoemde onderdak ingetrokken [2] en – in overleg met de burgemeester van de gemeente Bladel – hem onderdak verstrekt aan de [adres] in [woonplaats] .
2. Verzoeker heeft tegen het besluit van 3 juli 2024 bezwaar gemaakt en bij de rechtbank een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening heeft een voorlopig karakter en bindt de rechter in de (eventuele) hoofdzaak niet.
3. De locatie aan [adres] in [vestigingsplaats] wordt ook los van deze zaak per 1 september 2024 gesloten en ontmanteld en voor die tijd zullen de huidige bewoners worden overgeplaatst. Vertrek uit die locatie zou ook los van het bestreden besluit hoe dan ook op korte termijn aan de orde zijn. Verzoeker heeft daarop op de zitting om een voorlopige voorziening gevraagd primair inhoudende dat hem lopende de bezwaarprocedure onderdak wordt verstrekt op een andere opvanglocatie in de gemeente ’s-Hertogenbosch. Subsidiair verzoekt hij om verstrekking van onderdak op een andere opvanglocatie in de gemeente ’s-Hertogenbosch op maximaal 30 minuten fietsafstand van zijn werk (bij het distributiecentrum van de [naam] in ’s-Hertogenbosch). Verzoeker heeft ook gevraagd dat de rechtbank aan de voorlopige voorziening een dwangsom verbindt van € 250 voor elke dag dat het bevoegd gezag in gebreke blijft de uitspraak van de voorzieningenrechter uit te voeren.
4. Bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening moet de voorzieningenrechter eerst vaststellen dat verzoeker een spoedeisend belang heeft. Daarvan is sprake als de beslissing op zijn bezwaarschrift niet kan worden afgewacht, omdat anders een onomkeerbare situatie kan ontstaan. Verzoeker verwijst in dit verband op twee zaken. Allereerst is zijn partner zwanger en op 13 december 2024 uitgerekend. Verzoeker stelt dat zijn partner voor zorg van hem afhankelijk is. Verder wijst verzoeker erop dat hij een baan heeft bij het distributiecentrum van de [naam] in ’s-Hertogenbosch. Dit is 6 minuten fietsen vanaf de opvang in ’s-Hertogenbosch en 2,5 uur reizen (zowel per fiets al met het openbaar vervoer) vanaf de opvang in Hapert. Verzoeker vreest zijn baan te verliezen, althans dat hij het niet lang zal volhouden om dagelijks vijf uur te reizen van en naar zijn werk.
4.1.
De voorzieningenrechter vindt de zwangerschap van de partner van verzoeker op dit moment niet een spoedeisend belang opleveren. Naar redelijke verwachting zal op het bezwaar van verzoeker zijn beslist voordat de verwachte bevalling aanstaande is. De voorzieningenrechter vindt het invoelbaar dat verzoeker ook in deze periode in de nabijheid van zijn partner wil zijn. Maar dat de partner van verzoeker ook voor die tijd afhankelijk is van de zorg van verzoeker is niet onderbouwd.
4.2.
Wat verzoeker aanvoert over zijn werk vindt de voorzieningenrechter een twijfelgeval. Wat de door verzoeker gestelde (en onderbouwde) reistijd betreft, heeft hij een punt dat dit niet lang is vol te houden. De voorzieningenrechter zoekt voor dit oordeel aansluiting bij de in de praktijk gangbare regel dat iemand bij een reorganisatie een nieuwe functie moet accepteren bij een maximale reistijd van 1,5 uur enkele reis. Zo bezien is 2,5 uur enkele reis te gek. Tegelijkertijd kan verzoeker als hij zijn baan verliest of moet opgeven aanspraak maken op een financiële toelage [3] en geniet hij daarnaast al onderdak. [4] Zo bezien brengt het verlies van zijn baan hem niet direct in een financiële noodsituatie.
4.3.
In dit geval twijfelt de voorzieningenrechter zoals gezegd over de spoedeisendheid, en die twijfel laat de voorzieningenrechter uitvallen in het voordeel van verzoeker. Daarom zal de voorzieningenrechter spoedeisend belang aannemen.
5. Vervolgens moet de voorzieningenrechter beoordelen of het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter vindt dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft zodat er ook geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Daarvoor is het volgende van belang.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit lijdt aan een bevoegdheidsgebrek. Dit besluit is genomen door de burgemeester, maar sinds de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne (Tijdelijke wet) per 27 juni 2024 is het college bevoegd gezag geworden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat dit ook een expliciete keuze van de wetgever is geweest. [5] Overigens heeft niet alleen de burgemeester dit over het hoofd gezien. In de – inmiddels op de Tijdelijke wet gebaseerde – Regeling opvang ontheemden Oekraïne (Regeling) staat nog steeds dat de burgemeester bevoegd gezag is. Omdat de Tijdelijke wet van hogere regelgevende orde is dan de Regeling, moet de bevoegdheidstoedeling in de Tijdelijke wet worden gevolgd. Het bevoegdheidsgebrek in het bestreden besluit kan in bezwaar echter worden gerepareerd met het nemen van de beslissing op bezwaar door het college. Het bevoegdheidsgebrek is daarom geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
5.2.
De voorzieningenrechter vindt dat in redelijkheid kon worden besloten om het recht van verzoeker op onderdak aan [adres] in [vestigingsplaats] te beëindigen. De voorzieningenrechter is het met verzoeker eens dat de directe aanleiding voor dat besluit – het verplaatsen van zijn spullen en zijn matras naar een andere kamer – iets relatief kleins is. Maar hier gaat een geschiedenis aan vooraf waaruit volgens de voorzieningenrechter voldoende blijkt dat sprake was van de druppel die de emmer deed overlopen.
5.3.
Uit het dossier en ook op de zitting is gebleken dat de problemen zijn ontstaan na de beslissing van 15 mei 2024 van het locatiemanagement om verzoeker een andere kamer in de opvanglocatie toe te wijzen. Verzoeker had tot dat moment samen met zijn toenmalige partner een kamer, maar die was voor de tweede keer in ongeveer een jaar tijd voor langere tijd niet in de opvang aanwezig zonder dat te melden. Verzoeker werd naar een “mannenkamer” verplaatst zodat de kamer die aan hem en zijn toenmalige partner was toegewezen aan een ander stel c.q. gezin kon worden toegewezen. Verzoeker werkte niet mee aan zijn verhuizing naar een andere kamer die uiteindelijk met behulp van onder andere de beveiliging en de politie moest worden geëffectueerd op 30 mei 2024. Hiervoor kreeg verzoeker een eerste officiële waarschuwing.
5.4.
Op zijn nieuwe kamer had verzoeker zijn spullen zo uitgestald dat dit een vlucht in geval van een eventuele noodsituatie bemoeilijkte. Verzoeker kreeg de opdracht zijn spullen op te ruimen en werd op alternatieve opslaglocaties gewezen. Verzoeker gaf hieraan geen gehoor. Dit leidde tot een tweede officiële waarschuwing en een tijdelijke overplaatsing (time out) van een week (van 19 tot en met 26 juni 2024) naar een andere opvanglocatie buiten de gemeente ‘s-Hertogenbosch. Tijdens die time out probeerde verzoeker – hoewel hem dat uitdrukkelijk was verboden – de opvanglocatie aan [adres] in [vestigingsplaats] binnen te komen. Dit leidde tot de aankondiging dat bij een volgende overtreding een derde officiële waarschuwing zou volgen waardoor verzoeker niet meer zou mogen verblijven in opvanglocaties van de gemeente ‘s-Hertogenbosch.
5.5.
Op de dag van verzoekers terugkeer na de time out (op 26 juni 2024) vond met hem een gesprek plaats. Daarin beloofde verzoeker zich te houden aan de huisregels, waaronder de regel dat de spullen op zijn kamer moeten zijn opgeruimd. Op 1 juli 2024 werd vastgesteld dat verzoeker zich hier (weer) niet aan hield en kreeg hij de opdracht zijn spullen op te ruimen. Het bestreden besluit werd (op 3 juli 2024) genomen, omdat verzoeker zonder toestemming en zonder overleg zijn spullen en matras had verplaatst naar een kamer die hem niet was toegewezen.
5.6.
Verzoeker vindt dat het locatiemanagement met het bestreden besluit voor escalatie heeft gekozen en ten onrechte niet met hem in gesprek is gegaan. Maar de voorzieningenrechter ziet niet in waar nog over te praten viel. Op 26 juni 2024 is er een gesprek geweest en heeft verzoeker toegezegd zich aan de huisregels te houden. Binnen een week tijd ontstaat er door zijn toedoen (weer) twee keer gedoe over zijn gedrag. Op de zitting heeft verzoeker met name de door het college geschetste gebeurtenissen op 1 juli 2024 en 3 juli 2024 weersproken dan wel zijn verwijtbaarheid genuanceerd. Maar ook al moet verzoeker daarin worden gevolgd, dan geldt dat hij al diverse malen was gewaarschuwd met betrekking tot zijn gedrag. Het bestreden besluit – zo heeft ook verzoeker dat begrepen – is een optelsom geweest. Daar nogmaals een gesprek over voeren zou de hiervoor geschetste situatie niet wezenlijk anders hebben gemaakt.
5.7.
De voorzieningenrechter begrijpt goed dat verzoeker als ontheemde uit Oekraïne in een moeilijke en stressvolle situatie zit. Maar dat geldt voor alle bewoners van de opvang. Verder moet het locatiemanagement onder andere de brandveiligheid in de gaten houden. Dat is niet alleen in het belang van verzoeker, maar ook van de andere bewoners. De aanwijzingen aan verzoeker om zijn spullen op te ruimen zijn ook in dat kader gegeven. De voorzieningenrechter begrijpt ook de wens van verzoeker om al zijn persoonlijke bezittingen onder handbereik te hebben en dat het voor hem lastig is als een deel daarvan in een opslag (op afstand) wordt ondergebracht. Maar het belang van verzoeker om het door hem genoemde ongemak niet te hoeven ervaren legt het zonder enige twijfel af tegen de brandveiligheid. Verzoeker heeft op de zitting wel in twijfel getrokken dat de brandveiligheid in het geding was, maar enkel die stelling is onvoldoende om die twijfel ook bij de voorzieningenrechter te laten ontstaan.
5.8.
Het college vindt het opleggen van een tweede time out een gepasseerd station. De voorzieningenrechter kan dat volgen. De eerdere time out heeft niet voorkomen dat kort nadien weer gedoe is ontstaan naar aanleiding van het gedrag van verzoeker en bovendien heeft hij tijdens die time out geprobeerd om tegen de regels in de opvang aan [adres] in [vestigingsplaats] te betreden. Het is daarom voldoende duidelijk dat een permanente overplaatsing naar een andere opvanglocatie het enige reële alternatief was.
5.9.
Uit de hiervoor weergegeven gang van zaken spreekt wat de voorzieningenrechter betreft dat er voldoende noodzaak was om de overplaatsing op korte termijn te effectueren. Op korte termijn bleek volgens het college alleen een geschikte overplaatslocatie beschikbaar in Hapert. Anders dan verzoeker ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan deze mededeling van het college te twijfelen. De voorzieningenrechter ziet er niet aan voorbij dat dit gelet op verzoekers (met name in overweging 4 genoemde) belangen forse consequenties voor hem heeft. Verzoeker heeft deze consequenties wellicht niet geheel overzien, maar die zijn wel in bepalende mate aan zijn eigen gedragingen toe te schrijven. Verzoeker heeft ook meer dan voldoende kansen gehad zijn gedrag te verbeteren en hem is duidelijk en meermalen in het vooruitzicht gesteld dat bij een herhaling van wangedrag overplaatsing naar een opvanglocatie buiten de gemeente ’s-Hertogenbosch aan de orde kon zijn. Verder heeft het college nog toegezegd om in het kader van de lopende bezwaarprocedure te onderzoeken of voor verzoeker inmiddels een opvangplaats dichterbij maar buiten de gemeente ’s-Hertogenbosch beschikbaar is. Het college heeft wel aangegeven dat alle opvanglocaties in de regio vol zitten en zelfs een wachtlijst hanteren en kan daarom geen garanties afgeven. Voor zover het bestreden besluit op dit punt al aan een zorgvuldigheidsgebrek zou lijden, dan kan dat met het genoemde onderzoek in bezwaar worden hersteld.
6. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
De voorzieningenrechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De voorzieningenrechter wijst erop dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2024 door mr. A.F. Vink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G.B.M Spapens, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (Regeling).
2.Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Regeling.
3.Zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling.
4.Zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling.
5.Kamerstukken II 2022-23, 36 394, nr. 3, p. 4.