ECLI:NL:RBOBR:2024:3480

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
23/543
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van verslagen van het Veiligheidsberaad op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om openbaarmaking van verslagen van het Veiligheidsberaad, ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo). Het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) had het verzoek op 15 november 2022 afgewezen, en dit besluit werd in een later bezwaar op 30 januari 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 7 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van het NIPV aanwezig was, maar eiseres zich had afgemeld.

De rechtbank oordeelt dat de integrale weigering van openbaarmaking door het NIPV niet gerechtvaardigd is. De rechtbank stelt vast dat de verslagen feitelijke informatie bevatten die niet zodanig verweven is met persoonlijke beleidsopvattingen dat deze niet gescheiden kunnen worden. De rechtbank wijst erop dat er passages in de verslagen zijn die alleen feitelijke informatie bevatten, zoals presentielijsten en delen van welkomstwoorden, die openbaar gemaakt kunnen worden.

De rechtbank vernietigt het besluit van het NIPV en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat het NIPV het griffierecht aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter M. de Vries en is openbaar uitgesproken op 26 juli 2024. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/543

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV)

(gemachtigde: mr. B.J.P.G. Roozendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek in het kader van de Wet open overheid (hierna: het Woo-verzoek).
1.1.
Het NIPV heeft dit verzoek met het besluit van 15 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 januari 2023 op het bezwaar van eiser is het NIPV bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het NIPV deelgenomen
.Eiseres heeft zich voor de zitting afgemeld.
1.3.
De rechtbank heeft het NIPV de gelegenheid gegeven om binnen een week na de zitting de zienswijze van het Veiligheidsberaad op te sturen naar de rechtbank. Dit heeft het NIPV gedaan op 17 mei 2024.
1.4.
Eiseres heeft op dat document gereageerd.
1.5
Eiseres noch het NIPV hebben verzocht om een nadere zitting waarop de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 2 oktober 2022 heeft eiseres een Woo verzoek ingediend bij het
Ministerie van Justitie en Veiligheid (het ministerie). Zij heeft hierbij gevraagd om vastleggingen (waaronder verslagen en / of notulen) van vergaderingen van het Veiligheidsberaad die zijn opgesteld in de periode 10 januari 2021 tot en met 10 juli 2021.
3. Het ministerie heeft dit verzoek doorgestuurd aan het NIPV. Het NIPV heeft met zijn besluit van 15 november 2022 het verzoek van eiseres op grond van artikel 5.2, eerste lid van de Woo afgewezen. Hij heeft het Veiligheidsberaad gevraagd een zienswijze te geven op het openbaar maken van de verslagen. Mede naar aanleiding van die zienswijze heeft het NIPV besloten dat de verslagen een weergave vormen van intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen bevatten en heeft daarom geweigerd die documenten openbaar te maken.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de weigering van het NIPV om de verslagen van het Veiligheidsberaad openbaar te maken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht het NIPV openbaarmaking van de verslagen weigeren, omdat daarin persoonlijke beleidsopvattingen staan?
6. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat volgens haar onvoldoende is gemotiveerd waarom de door haar gevraagde documenten niet in geanonimiseerde vorm kunnen worden verstrekt. Eiseres wijst er op dat bestuurders onder de Woo niet dezelfde bescherming genieten als bijvoorbeeld de ambtenaren die voor hen werken. Gelet op het belang van de onderwerpen die in het Veiligheidsberaad zijn besproken, bestaat volgens eiseres ook een verantwoordingsplicht voor het Veiligheidsberaad. Volgens eiseres is niet uitgesloten dat in de door haar gevraagde documenten ook feitelijke informatie is opgenomen die openbaar gemaakt kan worden. Eiseres vindt dat het NIPV het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid, omdat het NIPV in het bestreden besluit is uitgegaan van 33 gevonden documenten, terwijl in de beroepsfase bleek dat er maar 29 documenten aanwezig waren. Eiseres vermoedt daarom ook dat het NIPV de documenten niet inhoudelijk heeft beoordeeld.
6.1
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) moet een bestuursorgaan per zelfstandig onderdeel van een document voor intern beraad met informatie over een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid, zoals alinea’s, bezien of dit zelfstandig onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer in de opvattingen informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de persoonlijke beleidsopvattingen zodanig met deze feitelijke gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden. In geval van verwevenheid mag in beginsel het betrokken onderdeel van het document worden geweigerd op grond van artikel 11 van de Wob (artikel 5.2 van de Woo). Een bestuursorgaan hoeft niet binnen een zelfstandig onderdeel van een document per zin of zinsdeel te bepalen of verwevenheid een weigering kan rechtvaardigen. [1]
6.2
Het is ook vaste jurisprudentie dat als documenten, nadat het bestuursorgaan toepassing heeft gegeven aan de artikelen 10 en 11 van de Wob (artikel 5.1 en 5.2 van de Woo), slechts standaardgegevens, zoals de opmaak van een e-mailbericht, disclaimers en paginanummers, bevatten waaraan geen zelfstandige betekenis toekomt, deze informatie niet openbaargemaakt hoeft te worden. [2]
6.3
De rechtbank oordeelt dat in de verslagen van het Veiligheidsberaad feitelijke informatie is opgenomen die openbaar gemaakt kan worden. Die feitelijke informatie is niet zodanig verweven met passages die kunnen worden aangemerkt als persoonlijke beleidsopvattingen, dat dit een weigering van openbaarmaking van de gehele documenten rechtvaardigt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de presentielijst en (delen van) het welkomstwoord en de afsluiting. Er bevinden zich ook passages in de inhoudelijke verslaglegging die alleen feitelijke informatie bevatten. Die kunnen niet worden gezien als persoonlijke beleidsopvattingen.
6.4
De rechtbank kan NIPV niet volgen in het door hem in de beroepsfase ingenomen standpunt, dat het goed functioneren van de overheid in het geding is bij het verstrekken van (passages uit) de verslagen en dat daarom op grond van artikel 5.3, derde lid van de Woo openbaarmaking moet worden geweigerd. Nog los van het feit dat het NIPV hiermee het standpunt van het bestreden besluit, dat geweigerd moet worden vanwege de in de documenten opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen, verlaat, geldt ook hiervoor dat feitelijke informatie verstrekt kan worden zonder dat hierdoor het goede functioneren van de overheid in het geding komt. De rechtbank kan het NIPV ook niet volgen in haar stelling dat sommige passages niet openbaar gemaakt kunnen worden, omdat het nog te kort geleden is dat de daarin genoemde uitlating is gedaan. Inmiddels zit er ruim drie jaar tussen de verslagen en de onderhavige procedure. Zonder nadere motivering kan deze stelling geen standhouden.
6.5
De rechtbank kan het NIPV ook niet volgen in het op de zitting ingenomen standpunt dat de documenten onleesbaar worden als alleen de hierboven als voorbeeld aangehaalde passages openbaar gemaakt zouden worden. Aan die passages, die feitelijke informatie bevatten, komt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zelfstandige betekenis toe dat openbaarmaking daarvan in de rede ligt als daarop geen andere weigeringsgrond van toepassing is.
6.6
Gelet op de overwegingen 6.1 tot en met 6.5 heeft het NIPV zich naar het oordeel van de rechtbank niet op het standpunt kunnen stellen dat openbaarmaking van de gevonden verslagen van het Veiligheidsberaad integraal moet worden geweigerd vanwege de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen of vanwege het goede functioneren van de overheid. De beroepsgronden slagen.
7. Uit wat hiervoor is overwogen blijkt dat het beroep van eiseres gegrond is en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Gelet daarop behoeven de overige beroepsgronden van eiseres geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond, omdat het NIPV ten onrechte heeft besloten om de verslagen in zijn geheel niet openbaar te maken. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing op het Woo-verzoek te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het NIPV op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het NIPV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het NIPV hiervoor zes weken.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het NIPV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het besluit van 30 januari 2023;
 draagt het NIPV op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
 bepaalt dat het NIPV het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van R.G.B.M Spapens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1487, rechtsoverweging 11.2
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1487, rechtsoverweging 12.1