In deze civiele zaak vordert BMW Bank, de eigenaar van een gestolen BMW, de teruggave van de auto van [gedaagde], die de auto heeft gekocht van een bergingsbedrijf. De auto werd als gestolen gesignaleerd en door het bergingsbedrijf opgehaald en opgeslagen. Na zes maanden zonder dat de eigenaar zich had gemeld, werd de auto te koop aangeboden en verkocht aan [gedaagde]. BMW Bank stelt dat er geen rechtsgeldige eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden, omdat het bergingsbedrijf niet beschikkingsbevoegd was. De rechtbank oordeelt dat de eigendom niet rechtsgeldig is overgedragen, omdat het bergingsbedrijf niet bevoegd was om de auto te verkopen. De rechtbank wijst de vordering van BMW Bank tot teruggave van de auto toe, omdat de verkoop aan [gedaagde] niet geldig was. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] geen derdenbescherming toekomt, omdat zij niet te goeder trouw heeft gehandeld. De rechtbank wijst de vorderingen van [gedaagde] in reconventie af en veroordeelt haar in de proceskosten.