Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.Het procesverloop
2.De nadere beoordeling
- a) [gedaagde] heeft de hoofdsom van de beheerkosten betaald
- b) [gedaagde] is de wettelijke rente daarover verschuldigd vanaf de vervaldata van de facturen
- c) de vordering tot betaling van dagvergoedingen is ingetrokken voor wat betreft nr. [nummer 1] en de jaren 2019, 2020 en 2021
- d) de vordering tot betaling van de overige dagvergoedingen (nr. [nummer 2] ) wordt afgewezen
- e) [gedaagde] is gebonden aan de voorschriften inclusief de aanbiedingsplicht
- De boete is hoog – volgens VBK gelijk aan de gehele waarde die [gedaagde] had kunnen/moeten ontvangen voor zijn huis: de “vrije verkoopwaarde van de betreffende onroerende zaak”. De impact van de boete is dus dat [gedaagde] (ongeveer) de gehele waarde van zijn eigendom (huis) kwijtraakt. VBK gaat uit van de bandbreedte € 25.000,00-€ 45.000,00 en [gedaagde] heeft daadwerkelijk verkocht voor € 50.000,00.
- VBK heeft geen bezwaren tegen de persoon van de koper, die nr. [nummer 1] heeft gekocht van [gedaagde] .
- Deze persoon voldoet aan de eisen van VBK en had, zo moet de rechtbank aannemen (onweersproken), ook het perceel en de bungalow van VBK kunnen kopen als [gedaagde] en VBK de procedure voor de deskundigen zouden hebben gevolgd en deze procedure zou hebben geleid tot een verkoop door [gedaagde] aan VBK.
- Een en ander betekent voorshands dat het belang (om te waken voor duistere/schimmige praktijken in het vakantiepark en om zorg te dragen voor eigenaren die op nette en correcte wijze gebruik maken van het vakantiepark en aan hun verplichtingen voldoen) hier veiliggesteld is. Andere wezenlijke belangen van VBK zijn hier niet naar voren gebracht. Voorshands dus: eind goed, al goed.
- a) [gedaagde] heeft gewezen op zijn status als consument tegenover VBK als professionele partij en hij meent dat VBK geen schade heeft door de gang van zaken. De rechtbank is het hier op zichzelf mee eens en heeft deze aspecten in wezen al tot uitdrukking gebracht onder 2.5 hiervoor.
- b) Een boete gelijk aan de waarde van het perceel en de bungalow is in deze situatie (zie hiervoor onder 2.5 en 2.6 (a)) buitensporig en onevenredig. Er is geen redelijke verhouding tussen deze boete/waarde en het werkelijke belang dat VBK in dit geval heeft bij handhaving van het boetebeding (zie 2.5 hiervoor).
- c) De billijkheid eist daarom klaarblijkelijk dat de boete wordt gematigd (artikel 6:94 lid 1 BW).
- d) De rechtbank zoekt voor wat betreft de matiging aansluiting bij de jaarlijkse beheerkosten. Deze kosten bedragen volgens de facturen ongeveer € 500,00 per jaar. De rechtbank vindt een bedrag van vijf maal de jaarlijkse beheerkosten billijk als sanctie/boete voor de schending van de aanbiedplicht. Dit leidt tot een matiging van de boete tot € 2.500,00. Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om te matigen tot nihil omdat [gedaagde] toch belangrijke regels heeft overtreden en omdat het passend is dat een evenredige, redelijke sanctie daarop staat (namelijk de boete van € 2.500,00).
- e) [gedaagde] noemt enkele andere gronden voor matiging (vormgeving voorkeursrecht; context van het beroep op het beding; motieven (geldelijk gewin van oude eigenaar); en de contacten na tussenvonnis. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden niet zwaar wegen en niet leiden tot een andere beslissing (zoals matiging tot ander bedrag of nihil).
3.De beslissing
17 juli 2024.