In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 juli 2024 een beschikking gegeven in het kader van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de voortzetting van het verblijf van een psychogeriatrische cliënt. Het verzoek tot deze machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 4 juli 2024, met als doel de cliënt voor een periode van twee jaar op te nemen in een gespecialiseerde zorginstelling. De cliënt, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], heeft een complexe medische geschiedenis, waaronder uitgebreide neurocognitieve stoornissen als gevolg van langdurig alcoholgebruik, en lijdt aan verschillende andere aandoeningen zoals polyneuropathie en chronisch hartfalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juli 2024 werd de cliënt gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. A. Houtman, en ook zorgprofessionals zoals een arts en een verpleegkundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt zich niet verzet tegen de opname, maar wel tegen bepaalde onderdelen van de zorgverlening. Dit verzet is van belang voor de beoordeling van de noodzaak van de rechterlijke machtiging. De rechtbank concludeert dat de cliënt zonder de benodigde zorg en begeleiding in ernstige problemen kan komen, wat leidt tot lichamelijk letsel en psychische schade.
De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De cliënt is opgenomen op een afdeling waar 24-uurs zorg wordt geboden, en er is een zerotolerance beleid ten aanzien van alcoholgebruik. De rechtbank verleent daarom de opvolgende machtiging voor de duur van één jaar, tot en met 19 juli 2025, en stelt dat de situatie over een jaar opnieuw geëvalueerd zal worden. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.