ECLI:NL:RBOBR:2024:3459

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
01/179121-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal onder bedreiging van geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 22 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van diefstal onder bedreiging van geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 juni 2023 in Helmond samen met anderen het slachtoffer heeft overvallen. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer met een auto klemgereden en onder bedreiging gedwongen om in hun auto te stappen. Tijdens deze vrijheidsberoving heeft het slachtoffer zijn horloge, mobiele telefoon, rijbewijs, pinpas en een geldbedrag van 30 euro moeten afgeven. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod, en de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een mogelijke licht verstandelijke beperking.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.179121.23
Datum uitspraak: 22 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren [2003 1] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 juni 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van feit 1:
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een bril en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een pakje sigaretten en/of een geldbedrag van 30,- euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] met de auto klem te rijden en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden: “uit de auto komen, anders slaan we je in elkaar” en/of “opschieten, je moet met ons mee” toe te voegen, en/of
- die [slachtoffer] te dwingen achter in een auto plaats te nemen;
Ten aanzien van feit 2:
hij op of omstreeks 3 juni 2023 te Helmond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] in te laten stappen in een personenauto en/of vervolgens met die [slachtoffer] in de auto, met die auto te gaan rijden en/of (aldus) die [slachtoffer] te beletten te gaan waarheen die [slachtoffer] wilde gaan.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om verdachte als medepleger van de ten laste gelegde feiten te kunnen aanmerken. Verdachte heeft slechts een kleine, faciliterende rol in het geheel gespeeld. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2.
1.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 9 juni 2023, dossierpagina’s 18-22, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 3 juni 2023 omstreeks 21.56 uur belde [slachtoffer] naar de politie. De
medewerkster van het Regionaal Service Centrum zette deze melding vervolgens door naar de meldkamer van de politie Het gesprek wordt hierna zoveel mogelijk woordelijk weergegeven.
M: Goedenavond met [slachtoffer] .
P: Goeiedag.
M: Uhm ik ben zojuist overvallen in Mierlo-Hout. Ik ben vastgereden met mijn auto en een meneer met een bivakmuts op die zei dat ik mijn eh al mijn waardevolle spullen moest geven, anders zou hij mij in elkaar slaan. Vervolgens heeft hij mijn rijbewijs meegenomen, mijn pinpas en mijn horloge en een pak sigaretten. En hij heeft mijn telefoon meegenomen, mijn mobiele telefoon waar alles op staat. (…) En toen werd er gezegd dat ik in eerste instantie uit het voertuig moest komen en dat ik al mijn spullen moest geven. (…) Toen werd mij op een gegeven moment gezegd dat ik maar in hun auto moest gaan zitten. En daar is dus uiteindelijk iemand naast mij komen zitten. (…) Uhm ja toen toen is die, zijn ja zijn, is er naast iemand mij, is er iemand naast mij komen zitten. Uhm en toen zijn ze gaan rijden met mij d'r in terwijl ik dus ook nog mijn auto daar had staan.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 7 juni 2023, dossierpagina’s 36-44, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op woensdag 7 juni 2023 omstreeks 10.00 uur was ik aanwezig in de regiekamer van het studioverhoor met [slachtoffer] . Eerst heeft [slachtoffer] uit zichzelf verteld wat er is gebeurd op zaterdag 3 juni 2023 om 21.00 uur te Helmond:
Ik ben zaterdag overvallen toen ik in mijn auto zat. Dat was een zeer nare ervaring om mee te maken. Zaterdag had ik om 21.00 uur achter bij de Jumbo in Mierlo, gemeente Helmond een afspraak. Ik had met een vrouw afgesproken via [datingsite] . Met haar heb ik twee of drie dagen mee zitten praten. Ze vroeg om af te spreken. We hadden om 21.00 uur afgesproken Ik kwam daar om 20.58 uur aan maar er was niemand. Ik heb toen een sigaretje gerookt. Toen was het ongeveer 21.10 uur. Toen ben ik weer van die parkeerplek afgereden. Ik wilde naar de hoofdstraat rijden. Nog voor het gebouw van de Jumbo werd ik ingehaald door een zwarte Opel Corsa. Deze ging schuin voor mijn auto staan. Portier werd opengetrokken door een jonge man met bivakmuts of iets anders waardoor ik niet kon zien hoe hij er uit zag. Helemaal zwart gekleed. Daarnaast een blanke man, kort blond haar, vrij breed met oorknopje. Jongen in het zwart zei je moet nu de auto uitkomen, anders slaan we je in elkaar of iets dergelijks. Ik was van de wap af. Ik wist niet hoe ik moest handelen. Ik denk dat ik shock ben geraakt. Ik heb toen nog heel fatsoenlijk gevraagd of ik mijn auto mocht uitzetten en afsluiten. Dat hebben ze me laten doen. Ze hebben mij niet aangeraakt. Ik heb mijn sleutel uit het contact gehaald. Met mijn telefoon, bril en sleutels in mijn hand. Mijn portemonnee heb ik in het middenconsole laten liggen. Ik moest mee de auto in. Dat werd heel dreigend gezegd. Je moet met ons mee. Opschieten zeiden ze. Toen moest ik vervolgens achterin achter de bestuurder zitten. De jongeman in het zwart zat naast mij. De jongeman in het wit op de bijrijder stoel. De persoon op de rijder stoel heb ik eigenlijk niet echt gezien. Toen zeiden ze wat heb je op je bank staan. Ik zei niet veel want val onder bewind voering. Ik dacht 40 euro. Toen zeiden ze dan rijden we naar de bank. Ze vroegen mijn pincode en die heb ik met moeite gegeven. Toen waren we al onderweg naar de dichtstbijzijnde bank, de Rabobank op de Hoogstraat. Toen vroegen ze mijn portemonnee. Ik zei dat hij in de auto lag. Toen vroegen ze mijn spaarrekening. Ik zei dat ik dat niet wist. Ik weet dat eigenlijk wel, maar dat wilde ik ze niet wijs maken. Ze vroegen wat daarop stond. Ik heb gezegd dat ik dat niet weet. Ik moest uitleggen wat bewind voering is want dat wisten ze volgens mij niet. Toen vroegen ze of dat mijn telefoon was. Ik zei ja dat is de mijne. Die wilde ze hebben om dingen te checken, bijvoorbeeld een bankapp. Ik zei dat heb ik niet want val onder bewind. Toen heb ik mijn unlockcode moeten geven. Ik denk dat we toen op de hoogte van de Rabobank zaten. Toen zijn we twee of drie straten verder naar
links gegaan. Toen zijn we stil gaan staan en moest ik mijn autosleutel geven aan de bestuurder van het voertuig. Toen is de bestuurder naar mijn auto gelopen. Hij was toch wel een kwartier tot een half uur weg. In de tussentijd toen hij weg was. Ik had een horloge om en ring om. Ik had die ring af kunnen doen en in mijn sok gestoken. Dat was het meest waardevolle wat ik bij had. Ze wilden alles hebben wat waarde had. Ze wilde mijn
horloge en bril. Bril was denk ik 20 euro. Ze vroegen over mijn Nike schoenen. Die waren vrij nep heb ik gezegd want heb ze op het kamp gekocht. Toen moest ik mijn zakken legen voor waardevolle spullen. Ik had alleen niks op zak. Ondertussen had de bijrijder contact met de chauffeur. Ik heb toen opgevangen dat ze mijn auto helemaal onderste boven hebben moeten halen voor waardevolle spullen. In het handschoenenkastje lag de portemonnee. Daar moest hij mijn pinpas en rijbewijs uit halen. Ze vroegen of er nog meer lag in de auto. Ik zei dat er een pakje sigaretje in de auto lag. Die moest ook meegenomen worden. Ze vroegen of ik contant geld had. Dat had ik niet echt. Misschien 10 euro. Hebben ze niet meegenomen. Ondertussen hebben ze mijn auto terug de parkeerplaats op gezet. Dat heeft de chauffeur van de auto gedaan. Dat heb ik zelf niet kunnen zien omdat we twee drie straten verder stil stonden. Verder is mij persoonlijk niet zo veel gevraagd of gezegd. De persoon naast mij zei: deze jongen hebben we echt niks aan, want hij heeft echt niks van hoge waarde. Toen kwam de chauffeur terug en deed zijn portier open en schoof zijn stoel naar voren. Ik mocht geen aangifte doen. Ze konden mij vinden want ze hebben mijn rijbewijs. Ik dacht daarmee kunnen ze helemaal niks want rijbewijs staat op een andere gemeente van drie jaar geleden. Toen mocht ik uitstappen. Ik werd nog een keer gewezen dat ik geen aangifte mocht doen en ik mocht voorlopig niet meer in Helmond en omgeving komen. Toen heb ik mijn autosleutels teruggekregen. Toen is de persoon ingestapt en zijn ze weggereden.
V: Wat werd er tegen jou gezegd toen ze je hadden klemgereden?
Portier opengetrokken. Meneer uitstappen anders doen we jou iets aan. Dit zei de man die donker gekleed was. Ik denk dat mijn shock werd geactiveerd. Het klinkt alsof je uit je lichaam treedt. Alsof je jezelf ziet zitten maar gewoon aanneemt wat er gebeurt. Die man had een Nederlands/Arabisch accent. Het enige wat ik kon zien was dat hij echt donker van huidskleur was.
V: En de andere jongen?
Witte shirt. Hij trok de deur open. Die stond schuin voor de auto. Wit shirt, vrij breed postuur, denk iets kleiner dan de jongen in het zwart. Huidskleur was blank.
3.
Een proces-verbaal aangifte [vader slachtoffer] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 6 juni 2023, dossierpagina’s 27-28, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Mijn zoon is op zaterdagavond 3 juni 2023 in de avond in Helmond overvallen en zelfs gedwongen om bij de daders in de auto te stappen en mee te rijden. Mijn zoon moest zijn horloge en zijn mobiele telefoon afgeven. Uiteindelijk heeft hij ook zijn rijbewijs en zijn bankpas af moeten geven. Kort hierna werd er 30 Euro van zijn rekening opgenomen.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] d.d. 19 juni 2023, dossierpagina 32, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op maandag 19 juni 2023 nam ik contact op met aangever [slachtoffer] . Hij had in zijn aangifte vermeldt dat zijn horloge was afgenomen. Ik heb hem gevraagd naar de specificatie van het horloge en een eventuele afbeelding. Het betreft een herenhorloge met zilverkleurige metalen band. Merk: Lorus. Op de achterzijde staat de volgende inscriptie;
Lorus, Water resistant, VJ 33-VX001, Movement Japan.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 13 juni 2023, dossierpagina’s 62-68, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op maandag 12 juni 2023 heb ik de gevorderde camerabeelden bekeken afkomstig van de Jumbo gevestigd aan de [adres 1] gemeente Helmond.
De beelden zijn van zaterdag 3 juni 2023 en in chronologische volgorde verwerkt.
Camera 1
- 21:07:45u;
De zwarte Opel Corsa wordt schuin voor de grijze Skoda gezet waardoor deze geblokkeerd wordt. De bijrijdersportier van de zwarte Opel Corsa gaat open. Er stapt een persoon uit deze auto welke naar de bestuurderskant van de Skoda loopt. Persoon draagt een zwart shirt.
- 21:07:57 u;
Uit de zwarte Opel Corsa stapt een tweede persoon welke ook naar de bestuurderskant van de Skoda loopt. Persoon draagt een wit shirt.
- 21:08:20 u;
Uit de grijze Skoda stapt een persoon met rood shirt om vervolgens achterin de zwarte Opel Corsa te stappen.
- 21:08:31 u;
Persoon met wit shirt stapt in de zwarte Opel Corsa, sluit de portier en de auto rijdt weg.
Camera 1
- 21:13:06 u;
Grijze Skoda rijdt weg.
- 21:19:40 u;
Grijze Skoda komt links het parkeerterrein weer opgereden.
- 21:20:29 u;
Grijze Skoda wordt achteruit in een parkeervak geparkeerd. Persoon met zwart haar en zwartgekleed stapt uit.
- 21:20:35 u;
Persoon loopt naar achterkant van de grijze Skoda en opent de achterklep.
- 21:21:15 u;
Persoon sluit de achterklep van de grijze Skoda en opent het portier van de bestuurderskant.
- 21 21 25 u;
Persoon lijkt iets uit de grijze Skoda te pakken.
21:21:52 u;
Persoon sluit het portier van de grijze Skoda en loopt vervolgens achter de auto langs weg.
Persoon draagt een tasje schuin over zijn rechterschouder.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] d.d. 7 juni 2023, dossierpagina’s 55-61, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Camerabeelden zijn van [restaurant] en van Geldmaat ING te Helmond.
De opgevraagde beelden waren van 03-06-2023 tussen 21:40 uur en 21:55 uur.
- 21:49:19 VE loopt naar Geldmaat en rechtsachter staan 2 personen, waarvan een met een wit T-shirt en de ander in het zwart gekleed.
- 21:49:21 VE loopt met pinpas en telefoon in de handen naar de Geldmaat.
- 21:49:23 VE begint met pinpas te plaatsen. Op de achtergrond rechts, staan 2 personen te wachten.
- 21:49:24 VE kijkt op telefoon tijdens pinhandelingen.
- 21:50:00 VE stopt pinpas weer terug in zijn tasje.
- 21:50:03 VE kijkt achterom richting de twee personen.
- 21:50:08 VE pakt iets uit de automaat. Rechtsachter staan de twee personen nog te wachten.
- 21:50:10 VE loopt met geld in de hand weg.
7.
Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] d.d. 9 juni 2023, dossierpagina’s 69-79, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Uit andere camerabeelden werd het [kenteken] van een Opel Corsa gezien. Dit
kenteken staat op naam van [medeverdachte 1] geboren [2003 2] , wonende aan de [adres 2]
[adres 2] te Gemert. Ik herken [medeverdachte 1] na nadere bestudering van zijn rijbewijs foto, Social Media en foto's van de camerabeelden bij het pinautomaat.
8.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 24 juli 2023, dossierpagina’s 92-95, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op de telefoon van [medeverdachte 1] is te zien dat hij af en toe contact heeft met [medeverdachte 2] . Rondom het tijdstip van het delict hadden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook vooraf, tijdens en achteraf contact. Om 21.11 uur stuurt [medeverdachte 2] via [snapchat] naar [medeverdachte 1] . Uit navraag bij [slachtoffer] blijkt dit de pincode te zijn van zijn pinpas.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 31 juli 2023, dossierpagina’s 100-103, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
In de Iphone XR van [medeverdachte 1] vond ik een foto's van de bankpas en het rijbewijs van [slachtoffer] . Daarnaast zijn de locatiegegevens bekeken en komen deze 100% overheen met de locaties van de plaats delicten (jumbo en pinautomaat) en de verklaring van [medeverdachte 2] .
10.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] d.d. 18 juli 2023, dossierpagina’s 155-156, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Nadat [medeverdachte 1] reeds was ingesloten bleek dat één van de mobiele telefoons die hij met zich voerde vermoedelijk het toestel van het slachtoffer betrof. Dit bleek voornamelijk uit het feit dat het een toestel van het merk Oppo, type A5 met als achtergrond een “Skoda” logo betrof. Voornoemd signalement kwam overeen met het toestel zoals het slachtoffer dit in zijn aangifte opgaf. Vervolgens bleek dan ook dat middels de [code], de geboortedatum van het slachtoffer, het toestel kon worden ontgrendeld. Wij hoorden [medeverdachte 1] vervolgens zeggen dat het inderdaad de telefoon van het slachtoffer was.
11.
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 4 oktober 2023, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 18 juli 2023 werd [verdachte] aangehouden. Tijdens zijn aanhouding was [verdachte] in het bezit van een mobiele telefoon van het merk Apple en het type Iphone 7. Opvallend uit de lijst van de zoekgeschiedenis is dat er achter elkaar is gezocht naar:
• Nieuwe mensen leren kennen App;
• Lorus horloge;
• Hoe laat gaat de zon onder;
• Datingapp voor minderjarige;
• Nieuwe mensen leren kennen;
• Nieuwe mensen leren kennen app minderjarige;
• Pedofiel in elkaar geslagen Helmond;
• Ontvoering en afpersing straf;
• Ontvoering en afvoer;
• Ontvoering en afper;
• Pedofiel in elkaar geslagen;
• 112 Helmond;
• Vechtpartij Helmond;
• Pedofiel aangepakt Helmond.
Vermoedelijk heeft [verdachte] bovenstaande zoektermen na het strafbare feit opgezocht aangezien bij het strafbare feit een Lorus horloge van het slachtoffer is afgenomen.
12.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 9] d.d. 18 juli 2023, dossierpagina’s 193-204 voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Er is gevraagd of ik mee wil gaan voor geld, 200 euro. Ze hebben gevraagd of ik meeging om iemand aan te spreken. Degene die mij heeft gevraagd heeft aan de man gevraagd om af te gaan spreken. Waarvoor tegen mij gezegd dat we hem gingen aanspreken omdat het om een minderjarig meisje ging afspreken.
V: Wat is er toen gebeurd?
A: Dat weten jullie denk ik wel.
A: Degene stond achter de Jumbo in Mierlo Hout. Bij de kofferbak. Toen is er een auto gekomen, niet twee, een Opel Corsa. Ik was de bijrijder. Ik ben uitgestapt en diegene die achter mij zat is ook uitgestapt. Diegene die achterin zat heeft het ook verzonnen.
Diegene die dus achterin zat is ook uitgestapt en heeft hem de auto in getrokken. Toen zijn wij ongeveer 30 meter verderop op een parkeerplek gaan staan. Toen is de bestuurder uitgestapt en naar de auto toe gelopen van het slachtoffer. Hij heeft mij opgebeld. Ik
moest vragen waar de spullen lagen van diegene. Enige wat er is gevonden is een pakje sigaretten. Die achterin zat heeft nog met het slachtoffer gesproken. Hij heeft ook zijn zonnebril en horloge afgepakt. En zijn telefoon, ID-kaart en bankpasje als het goed is. Toen is hij nog bedreigd, niet door mij om geen aangifte te doen. Door degene die achterin zat. Die het ook had verzonnen. De man heeft misschien 15 of 10 min in de auto
gezeten. Achteraf is er nog met de telefoon van het slachtoffer geappt. Dat was ik ook niet. Dat was op een dag dat we op stap waren. Degene die toen geappt had, was de bestuurder.
V: Die persoon die achterin zat. Wie was dat?
A: Moet ik een naam noemen?
V: Hoeft niet, mag wel? Is dat [medeverdachte 1] ?
A: Nee die andere is [verdachte].
V: Wanneer liet [verdachte] berichten zien?
A: Van tevoren, via zijn telefoon. Een uur voordat het allemaal ging gebeuren.
V: Wat stond erin?
A: Hij deed zichzelf voor als minderjarige. Diegene was het er niet mee eens. Daarna weer wel. Toen zijn ze af gaan spreken.
V: Wie was die minderjarige?
A: [verdachte]. Hij deed zich voor als 16-jarige.
V: Hoe is die afspraak gegaan?
A: [verdachte] moest een auto hebben, dat vroeg hij. Hij wilde eerst met iemand anders gaan. Hij had nog een vriend van hem maar die had afgezegd. Toen had hij gevraagd aan mij om iemand met een auto te regelen. Toen had ik de bestuurder gevraagd om mee te gaan en [verdachte] op te halen.
V: Er is met zijn bankpas gepind aan de Dorpstraat. Ook hier hebben wij beelden van. Wij zien hierop onder andere dat er twee jongens, vermoedelijk de twee mededaders, een stukje verder op staan. Wat wil je hierover verklaren?
A: De bestuurder is gaan pinnen en ik en [verdachte] stonden aan de andere kant van de zaak. Bij de ijsco zaak als het goed is.
13.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 10] d.d. 23 augustus 2023, dossierpagina’s 232-238 voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik zat achter de bestuurder in de auto. We zagen die man, dat zei [medeverdachte 2] . Toen hebben we die man klem gereden. Die man is uit zijn auto gehaald en naast mij achter in de auto geplaatst.
Fysiek is er niets gebeurd, wel heeft hij zijn bankpasje, horloge en sieraden af moeten geven en zijn GSM.
V: Nadat het slachtoffer uit de auto is gelaten, wat is er toen gebeurd?
A: We zijn toen naar een pinautomaat gereden. Bij de pinautomaat heeft de bestuurder toen alles gepind.
V: Weet je hoe veel er gepind is?
A: Ja, 30 Euro.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan de diefstal onder bedreiging van geweld en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer]
zoals is ten laste gelegd.
Ten aanzien van het betoog van de verdediging dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dat verdachte slechts een kleine rol heeft gespeeld bij het delict, overweegt de rechtbank als volgt. Voor medeplegen moet sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijkheden heeft verricht. De bijdrage aan het delict dient van voldoende intellectueel of materieel gewicht te zijn.
De rechtbank stelt allereerst op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte [medeverdachte 1] de bestuurder van de auto is geweest, verdachte [verdachte] achterin de auto heeft gezeten naast aangever [slachtoffer] en dat hij een zwart shirt aan had en dat verdachte [medeverdachte 2] op de passagiersstoel naast de bestuurder in de auto zat en een wit shirt aan had.
De rechtbank is van oordeel dat uit het handelen van verdachte die dag een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten valt af te leiden. Uit de verklaring van de verdachte [medeverdachte 2] komt naar voren dat zij voorafgaand aan de feiten met elkaar hebben gesproken over “het aanspreken van iemand”. Verdachte [medeverdachte 2] heeft hierover verder verklaard dat zij daar een auto voor nodig hadden. De rechtbank maakt hieruit op dat zij samen een plan hebben gemaakt. Vervolgens hebben de verdachten aangever [slachtoffer] opgewacht en hebben ze zijn auto klemgereden. Verdachte [medeverdachte 2] (de jongen met het witte shirt) en verdachte [verdachte] (de jongen met het zwarte shirt) zijn uit de auto gestapt en hebben aangever [slachtoffer] onder bedreiging, geuit door verdachte [verdachte] (de jongen in het zwarte shirt), gedwongen hun auto in te stappen. Verdachte [medeverdachte 1] , de bestuurder van de auto, heeft vervolgens de auto gestart en de verdachten zijn met aangever [slachtoffer] in de auto gaan rijden omdat hij moest gaan pinnen. Nadat duidelijk werd dat aangever zijn portemonnee niet bij zich had, zijn ze teruggereden en moest hij zijn autosleutels afgeven. Verdachte [medeverdachte 1] is vervolgens naar de auto van aangever gelopen en heeft zijn pinpas, rijbewijs en pakje sigaretten uit de auto gehaald. Verdachte [medeverdachte 2] heeft ondertussen aan aangever zijn pincode gevraagd en doorgegeven aan verdachte [medeverdachte 1] . Nadat aangever zijn waardevolle spullen heeft moeten afgeven is hij vrijgelaten. Hem werd nog duidelijk gemaakt dat hij geen aangifte mocht doen. Vervolgens zijn de drie verdachten naar een pinautomaat gereden en hebben € 30,00 van de bankrekening van aangever [slachtoffer] gepind.
Gelet op dit alles in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 2], dat er bij verdachte en diens medeverdachten opzet bestond op die samenwerking en op het plegen van de ten laste gelegde feiten. Nu onmiskenbaar sprake is van medeplegen kunnen verdachte en zijn medeverdachten voor alle in die samenwerking gepleegde handelingen verantwoordelijk worden gehouden. De feiten 1 en 2 zijn daarom wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 3 juni 2023 te Helmond tezamen en in vereniging met anderen, een horloge en een bril en een pinpas en een rijbewijs en een pakje sigaretten en een geldbedrag van 30,- euro, die aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] met de auto klem te rijden en
- die [slachtoffer] dreigend de woorden: “uit de auto komen, anders slaan we je in elkaar” en “ opschieten, je moet met ons mee” toe te voegen, en
- die [slachtoffer] te dwingen achter in een auto plaats te nemen.
Ten aanzien van feit 2:
op 3 juni 2023 te Helmond, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] in te laten stappen in een personenauto en vervolgens met die [slachtoffer] in de auto, met die auto te gaan rijden en die [slachtoffer] te beletten te gaan waarheen die [slachtoffer] wilde gaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Zij heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 21 juni 2024 en daarbij een contact- en locatieverbod. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft eveneens gevraagd toepassing te geven aan jeugdstrafrecht. Zij heeft verder gevraagd rekening te houden met het feit dat verdachte op zeer jonge leeftijd 16 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsvrouw gewezen op het reclasseringsadvies van 21 juni 2024, waaruit blijkt dat het goed gaat met verdachte. Hij ervaart de hulp die hij krijgt als prettig en wil dit graag zo doorzetten. Verdachte heeft de wens om over een jaar te emigreren naar Indonesië. Hij wil daar in de toekomst een leven opbouwen. De raadsvrouw van verdachte kan zich vinden in de eis van de officier van justitie en heeft enkel gevraagd de werkstraf te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een diefstal onder bedreiging van geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever [slachtoffer] . Verdachte en zijn medeverdachten hebben de auto van aangever, nadat zij hem via een datingsite hebben gelokt, klemgereden en hem onder bedreiging gedwongen in de auto van de verdachten te stappen. Vervolgens hebben zij aangever enige tijd beroofd van zijn vrijheid en van zijn spullen. Nadat zij aangever [slachtoffer] hebben laten gaan, hebben de verdachten nog een geldbedrag opgenomen met de pinpas van aangever. Verdachte en zijn medeverdachten hebben een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever [slachtoffer] , te meer nu aangever een verstandelijke beperking heeft. Delicten als de onderhavige veroorzaken veel maatschappelijke onrust en leiden tot toename van gevoelens en angst en onveiligheid in de maatschappij. Een wederrechtelijke vrijheidsberoving en een diefstal onder bedreiging van geweld zijn bovendien voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Aangever was tijdens zijn vrijheidsberoving enorm bang en hij is het vertrouwen in andere mensen kwijtgeraakt. Sinds het gebeurde is hij zeer angstig en durft nauwelijks naar buiten te gaan. Omdat aangever [slachtoffer] door zijn verstandelijke beperking veelal afhankelijk is van andere mensen zijn de gevolgen van de feiten voor hem des te groter.
Persoonlijke omstandigheden.
Kijkend naar de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 21 juni 2024. Hieruit blijkt het volgende:
“Op de meeste leefgebieden is er sprake van stabiliteit, betrokkene heeft een vaste baan en zorgt in zijn vrije tijd voor zijn opa en oma, waar hij verblijft. Hij heeft een goede band met zijn moeder en zij is betrokken bij de behandeling. Verder heeft hij veel contact met zijn vriendin in Indonesië en maakt hij plannen om zijn toekomst aldaar met haar op te bouwen. Hij zegt zich te vaak verraden te hebben gevoeld door vrienden en heeft daardoor nu geen behoefte meer in sociaal contact buiten zijn familie en relatie. Hoewel het lijkt alsof hij schuldbewust is merken we dat betrokkene ook zijn aandeel probeert te minimaliseren.
Vanwege de schorsing van de preventieve hechtenis is betrokkene al een jaar in beeld bij de
jeugdreclassering. Dit traject verloopt goed en betrokkene houdt zich aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Zover bekend heeft hij geen contact gehad met de medeverdachten en het slachtoffer en hij zegt ook geen problemen te hebben met het locatieverbod. Hij ziet meerwaarde in de opgelegde behandeling waarbij er ingezet wordt op zijn agressieregulatie-problematiek. De reclassering ziet meerwaarde in het doorzetten van bovenstaand reclasseringstraject voor de duur van één jaar. Hierna kan betrokkene laten zien dat hij zelfstandig de juiste keuzes kan maken en blijft werken aan zijn toekomstperspectief. Daar de heer [verdachte] zijn contact- en locatieverbod niet heeft overtreden en ook geen behoefte heeft aan contact met medeverdachten en het slachtoffer achten wij deze voorwaarden niet langer noodzakelijk. Indien gewenst door het slachtoffer vindt de reclassering een contactverbod met hem op zijn plaats vanwege de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de geuite bedreigingen ten tijde van het delict.
Adolescentenstrafrecht
Wij adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen. Volgens het wegingskader adolescenten strafrecht komen factoren naar voren voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Zo is er mogelijk sprake van een licht verstandelijke beperking, kan betrokkene de risico's en gevolgen van zijn eigen gedrag niet goed overzien, handelt hij enigszins impulsief en is hij beïnvloedbaar door (negatieve) leeftijdsgenoten. Hij is nog ontvankelijk voor pedagogische ondersteuning van anderen, waarbij zijn moeder een belangrijke rol speelt. Wij adviseren dat de begeleiding van betrokkene in een verplicht kader (indien opgelegd) wordt uitgevoerd door de jeugdreclassering omdat hij daar al een goed lopend traject heeft.
Advies over bijzondere voorwaarden
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
• Begeleiding door jeugdreclassering
• Ambulante behandeling
• Contactverbod”.
Jeugdstrafrecht.
De verdachte was tijdens het plegen van de feiten 19 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het feit meerderjarig is, maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, kan op grond van artikel 77c van het Wetboek van Stafrecht het jeugdstrafrecht worden toegepast als de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe aanleiding geven. De rechtbank ziet, met de officier van justitie en de verdediging, in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte mogelijk een licht verstandelijke beperking heeft, waardoor hij de risico’s en gevolgen van zijn gedrag niet goed kan overzien en hij impulsief handelt en beïnvloedbaar is. Verdachte is nog ontvankelijk voor pedagogische ondersteuning. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte nog de nodige stappen dient te maken in zijn ontwikkeling naar volwassenheid en neemt, mede gelet op de indruk die zij ter terechtzitting zelf van de persoon van verdachte heeft gekregen, het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen over.
De op te leggen straf.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte meegewogen dat hij in het geheel een grote rol heeft gehad, dat hij onvoldoende verantwoording heeft genomen voor zijn daden en dat hij ter terechtzitting van 8 juli 2024, gelet op de bewijsmiddelen, aantoonbaar onjuist heeft verklaard.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte, anders dan de eis van de officier van justitie, gelet op de ernst van de feiten en de houding van verdachte aan hem opleggen, een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 21 juni 2024 en daarnaast de bijzondere voorwaarden inhoudende een contact- en locatieverbod. Het onvoorwaardelijk gedeelte is gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank zal aan verdachte een proeftijd opleggen voor de duur van 1 jaar, gelet op de toekomstplannen van verdachte en hetgeen de deskundige mevrouw Dil van de Jeugdreclassering ter terechtzitting in dit verband heeft verklaard. Verdachte heeft op deze manier een stok achter de deur om geen strafbare feiten te plegen en hij krijgt de hulp en begeleiding die hij nodig heeft. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 4.143,72 bestaande uit € 1.393,72 aan materiële schade en € 2.750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de kostenpost betreffende de medische kosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de benadeelde voor de strafbare feiten al met problematiek kampte. Dit maakt dat het moeilijk is vast te stellen of er sprake is van een causaal verband van eventuele klachten met de ten laste gelegde feiten. Nu de reiskosten samenhangen met de medische kosten, dient deze post ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de telefoon heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de telefoon inmiddels is teruggegeven, dus deze post dient daarom ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw gevraagd de vordering met betrekking tot de immateriële schade te matigen tot hooguit een bedrag van
€ 500,00. Tot slot heeft de raadsvrouw gevraagd de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar te verdelen onder de verdachten, omdat verdachte geen contact meer wenst met de medeverdachten.
Het oordeel van de rechtbank.
Het verzoek, met betrekking tot de geleden materiële schade, is opgebouwd uit de volgende posten:
Medische kosten € 880,00;
Reiskosten € 159,72;
Mobiele telefoon € 189,00;
Nieuwe simkaart € 2,50;
Tijdelijke prepaid simkaart € 25,00;
Vervangen rijbewijs € 44,00;
Nieuwe pasfoto’s € 12,50;
Horloge Lorus € 56,00;
Zonnebril € 25,00;
€ 1.393,72.
Ten aanzien van de kostenposten 1 en 2 overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 medische kosten en reiskosten heeft moeten maken. Dat de benadeelde partij al voor de feiten met problematiek kampte is reeds verdisconteerd in de opgevoerde schade. De kostenposten 1 en 2 zullen daarom integraal worden toegewezen.
De opgevoerde post 3 zal worden toegewezen nu de rechtbank van oordeel is dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij werd door het gebeurde gedwongen een (tijdelijke) nieuwe telefoon te kopen en daardoor heeft hij schade geleden. Van hem kan niet verwacht worden dat hij, wanneer hij een maand later zijn telefoon toch terugkrijgt, de schade probeert te beperken. Het verweer van de raadsvrouw zal daarom niet tot matiging van deze post leiden.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij opgevoerde niet weersproken posten 4, 5, 6, 7 en 9 voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank zal voor de opgevoerde posten 8 (het horloge) schattenderwijs naar billijkheid een bedrag toekennen van € 48,00, nu de raadsvrouw van de benadeelde partij ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat er ten aanzien van deze post de nieuwwaarde is opgevoerd en er geen afschrijving heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering ten aanzien van de materiële schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.385,72, bestaande uit
Medische kosten € 880,00;
Reiskosten € 159,72;
Mobiele telefoon € 189,00;
Nieuwe simkaart € 2,50;
Tijdelijke prepaid simkaart € 25,00;
Vervangen rijbewijs € 44,00;
Nieuwe pasfoto’s € 12,50;
Horloge Lorus € 48,00;
Zonnebril € 25,00;
€ 1.385,72.
De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, toewijzen tot een bedrag van € 1.750,00.
De benadeelde partij wordt voor het overige deel van de schade niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering gedeeltelijk toewijsbaar tot een bedrag van € 3.135,72 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. Hetgeen de raadsvrouw in dit verband heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2023 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank ziet in de toepassing van het jeugdstrafrecht aanleiding om de gijzeling behorend bij de schadevergoedingsmaatregel op 0 dagen te stellen.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte (of één van zijn medeverdachten) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte (of één van zijn medeverdachten) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregel.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 74 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 1 jaar
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
Begeleiding door de Jeugdreclassering.
Veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt en zal de aanwijzingen van de jeugdreclassering volgen.
Ambulante behandeling.
Veroordeelde laat zich behandelen door GGZ Eindhoven of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de Jeugdreclassering. De behandeling is al gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Contactverbod.
Dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben -in welke vorm dan ook, ook niet via derden- met [slachtoffer] , [geboren] 1988.
Locatieverbod.
Dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de gemeente Beek en Donk.
Geeft aan Jeugdbescherming Brabant, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Heft op het tegen verdachte verleende reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
en
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Maatregel van schadevergoeding.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 3.135,72. In geval van gebreke van betaling en verhaal wordt de duur van de gijzeling bepaald op nul (0) dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit € 1.385,72 materiële schade en € 1.750,00 euro immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededaders is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van uit € 1.385,72 materiële schade en € 1.750,00 euro immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of (één van) zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. E.C.L. Pechaczek, tevens kinderrechter, en mr. S.H. Schepers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 22 juli 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, district recherche Helmond, onderzoek Veenbies, genummerd BVH2023119729, sluitingsdatum 23 augustus 2023, aantal doorgenummerde pagina’s 1-240.