ECLI:NL:RBOBR:2024:3420

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10517675 CV EXPL 23-2981
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van lidmaatschap door vereniging en de grondslagen van onrechtmatige daad

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 18 juli 2024, staat de weigering van een vereniging, Scouting Sint Odulphus Oirschot, om een minderjarige als lid toe te laten centraal. De eiser, in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige kind, heeft de vereniging aangeklaagd op basis van onrechtmatige daad, stellende dat de afwijzing onterecht was. De rechtbank overweegt dat het grondwettelijke recht van vrijheid van vereniging inhoudt dat een vereniging in beginsel niet verplicht kan worden om leden toe te laten, tenzij er sprake is van onrechtmatigheid bij de weigering. In dit geval is er geen bewijs van onrechtmatigheid geleverd door de eiser.

De procedure begon met een mondelinge behandeling op 3 april 2024, waarbij de eiser en zijn minderjarige zoon aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gedaagden. Tijdens deze zitting zijn standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vereniging vrij is in haar besluitvorming omtrent lidmaatschap, en dat de afwijzing van de aanmelding van de minderjarige niet onrechtmatig was. De eiser had erkend dat de vereniging het recht heeft om leden naar eigen inzicht te selecteren, en de rechtbank concludeert dat de belangenafweging die de eiser voorstelde niet opgaat.

De rechtbank wijst de vordering van de eiser af en oordeelt dat er geen onrechtmatige daad is gepleegd door de vereniging of de gedaagde. Tevens wordt de eiser veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de vereniging en de gedaagde op nihil worden vastgesteld, aangezien zij zonder gemachtigde procederen. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter J.M.J. Godrie en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 10517675
Rolnummer : 23-2981
Uitspraak : 18 juli 2024
in de zaak van:
[eiser], in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarig kind
[minderjarige],
wonend in [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak in conventie en in het incident,
verweerder in reconventie,
procederend in persoon,
t e g e n :
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Scouting Sint Odulphus Oirschot,
kantoorhoudende in Best,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak in conventie en in het incident,
gedaagde sub 2 eiser in de hoofdzaak in reconventie,
gedaagde sub 1 vertegenwoordigd door gedaagde sub 2,
gedaagde sub 2 procederend in persoon.
Partijen worden hierna genoemd “ [eiser] ”, “Scouting Oirschot” en “ [gedaagde sub 2] ”.

1.Het (verdere) verloop van de procedure in de hoofdzaak en in het incident

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- het vonnis van 17 augustus 2023;
- de brief van [eiser] van 8 september 2023 met 4 producties;
- de beschikking van 18 december 2023.
1.2.
Op 3 april 2024 heeft een mondeling behandeling (zitting) plaatsgevonden.
[eiser] is daarbij verschenen samen met zijn minderjarige zoon. Namens gedaagden zijn [gedaagde sub 2] , [naam A] en [naam B] verschenen. Tijdens de zitting hebben partijen nadere informatie verstrekt en hun standpunten toegelicht. Scouting Oirschot en [gedaagde sub 2] hebben daartoe spreekaantekeningen overgelegd. Verder hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting naar voren is gebracht.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak naar de rol van 16 mei 2024 verwezen om te bezien of een minnelijke oplossing tussen partijen mogelijk is.
Bij brief van 15 mei 2024 heeft [eiser] meegedeeld dat een minnelijke oplossing van het geschil niet mogelijk is gebleken en dat vonnis wordt verzocht.
1.4.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
2. De beoordeling in de hoofdzaak in conventie en in reconventie en in het incident
2.1.
De beschikking van de kantonrechter houdende machtiging tot procederen is overgelegd, als verlangd bij vonnis van 17 augustus 2023.
De vraag is of de vader alleen kan procederen nu het een vermogenskwestie betreft en de moeder medegezaghoudende ouder is. Er is van haar geen machtiging of instemming in het dossier.
2.2.
Er is een vermogenskwestie als het betreft het betalen van de contributie. Daarvoor is in de onderlinge verhouding tussen de ouders moeder verantwoordelijk in het kader van het ouderschapsplan. [eiser] had al uitgezocht dat er geen financiële steun uit het leerplan zou komen omdat [minderjarige] al werd ondersteund met judo. Inmiddels is die ondersteuning kennelijk naar het volgen van aikido lessen gegaan. De voetballessen die [minderjarige] al volgt worden daaruit ook niet betaald. Wat daarvan zij, tot een beoordeling van de vordering kan het in principe ook zonder vermogensrechtelijke toetsing komen.
2.3.
Vooropgesteld wordt dat een vereniging ingevolge het grondwettelijk recht van vrijheid van vereniging in beginsel niet kan worden verplicht om personen als lid toe te laten. Ook als een kandidaat-lid voldoet aan de kwalitatieve eisen van lidmaatschap zoals neergelegd in de statuten, brengt dit niet zonder meer mee dat hij het lidmaatschap kan afdwingen. Het persoonlijk karakter van het lidmaatschap van een vereniging verzet zich hiertegen. Een besluit van (het daartoe bevoegde orgaan van) de vereniging blijft nodig. Daarbij kan een vereniging vervolgens, met inachtneming van de bij statuten of reglement gestelde normen, in beginsel naar eigen inzicht beslissen, met dien verstande dat daarmee niet onrechtmatig mag worden gehandeld ten aanzien van het kandidaat-lid.
2.4.
Vastgesteld wordt dat [eiser] heeft onderkend en onderschreven dat een vereniging vrij is in het aannemen van leden maar hij doet er een beroep op dat een belangenafweging ertoe zou moeten leiden dat toch aanname van [minderjarige] zou moeten volgen. Een dergelijke afweging past daar echter niet bij. De vereniging mag haar eigen belang vooropstellen.
2.5.
[eiser] is er op gewezen dat reeds het niet op tijd inleveren van het inschrijfformulier tot afwijzing heeft geleid en verder is het aan de groepsleiding overgelaten om zich uit te laten over de wenselijkheid van de deelname alsnog door [minderjarige] . Het bestuur heeft de afwijzende insteek gevolgd. Meer onderbouwing voor een afwijzing is niet vereist.
2.6.
De grondslag van de vordering is een onrechtmatige daad. De kantonrechter kan niet inzien waarin die onrechtmatige daad gelegen zou kunnen zijn. Waar [eiser] aangeeft dat de afwijzing op zijn optreden en houding is gebaseerd en wijst op de opmerking van de voorzitter in de mail van 10 maart 2023 blijkt dat [eiser] zich niet kan vinden in de reflectieve reactie die gegeven is. Gelet op het voortraject waarbij ondanks voorkomendheid van Scouting Oirschot bij de proeflessen niet voldaan is aan de eisen die aan iedereen gesteld worden in verband met de indiening van het formulier, kan geen onwelwillende houding worden verweten. Dat daarin de inbreng van [eiser] wordt benoemd is onontkoombaar nu hij alleen achter de aanvraag zit en dan van hem gevraagd kan worden dat hij dit goed regelt. Een vereniging hoeft dat niet op te lossen of voor haar rekening te nemen. Er is geen sprake van een onheuse of onterechte opstelling van Scouting Oirschot of [gedaagde sub 2] . Zowel Scouting Oirschot als [gedaagde sub 2] hebben zich niettemin alsnog opengesteld voor een minnelijke oplossing. Nu deze niet is bereikt komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vordering van [eiser] voor afwijzing gereed ligt, als voorlopige voorziening evenals in de hoofdzaak.
2.7.
De vordering van [gedaagde sub 2] , tenminste als de conclusie zo beschouwd moet worden, komt evenmin voor toewijzing in aanmerking nu geen persoonlijke onrechtmatige benadering is gebleken. Dat [gedaagde sub 2] is benaderd in zijn functie van voorzitter moet hij als zodanig beschouwen en hoewel hij dit als vervelend zal hebben ervaren mag worden aangenomen dat de onderhavige beslissing over de deelname van [minderjarige] geen vervolg van de contacten tussen hem en [eiser] tot gevolg zal hebben.
2.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser] veroordeeld in de proceskosten. Omdat Scouting Oirschot en [gedaagde sub 2] zonder gemachtigde procederen en voorts niet gesteld of gebleken is dat zij voor deze procedure anderszins kosten hebben gemaakt worden de proceskosten aan de zijde van Scouting Oirschot en [gedaagde sub 2] vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende:
in de hoofdzaak in conventie en in het incident
wijst de vordering van [eiser] af;
in de hoofdzaak in reconventie
wijst de vordering van [gedaagde sub 2] af;
in de hoofdzaak in conventie en in reconventie en in het incident
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van Scouting Oirschot en [gedaagde sub 2] begroot op nihil;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2024.