Uitspraak
1.De procedure
- de aantekeningen van het mondelinge antwoord van 23 maart 2023;
- de brief (akte) van [gedaagde] B.V. met producties van 6 juni 2024.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de kantonrechter op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Hoist Finance AB en een B.V. die als gedaagde is aangeduid. Hoist, de eiser, vorderde betaling van een onbetaald voorschotbedrag van € 566,24 voor energielevering aan een woning, die volgens hen was geleverd aan de gedaagde partij. Hoist stelde dat de overeenkomst voor energielevering was aangegaan met de gedaagde, maar de gedaagde betwistte dit en voerde aan dat de overeenkomst in privé was afgesloten door de eigenaar van de gedaagde B.V.
De procedure begon met een dagvaarding op 15 maart 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 mei 2024. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat er geen schriftelijke overeenkomst bestond tussen Hoist en de gedaagde B.V. De kantonrechter concludeerde dat Hoist niet had aangetoond dat de gedaagde de contractuele wederpartij was van de energieleverancier Essent, en dat de betalingen voor de energielevering aan de woning in kwestie door de eigenaar van de gedaagde B.V. in privé waren verricht.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van Hoist afgewezen, omdat niet vaststond dat de gedaagde B.V. de contractuele wederpartij was. Hoist werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, terwijl de gedaagde B.V. geen kosten had gemaakt, aangezien zij geen griffierecht verschuldigd was en zich niet had laten bijstaan door een professioneel gemachtigde.