ECLI:NL:RBOBR:2024:3261

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
01-216627-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens bedreiging en onbruikbaar maken van politiecel

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het onbruikbaar maken van een politiecel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging van twee medewerkers van een supermarkt in Eindhoven op 28 augustus 2023, nadat hij vanwege overlastgevend gedrag de winkel was uitgezet. De verdachte had hen bedreigd met de woorden 'ik vermoord jullie als je naar Marokko komt' en maakte daarbij dreigende gebaren. Daarnaast maakte hij zich schuldig aan het onbruikbaar maken van een politiecel door in die ruimte te urineren.

De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis niet in mindering wordt gebracht. De maatregel werd voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals deelname aan een gedragsinterventie en behandeling voor alcoholproblematiek. De rechtbank weegt mee dat de verdachte een lange geschiedenis van overlastgevend gedrag en eerdere veroordelingen heeft, maar dat er ook sprake is van problematiek die aangepakt moet worden. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam. De rechtbank benadrukte het belang van hulpverlening en het voorkomen van recidive, gezien de problematiek van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummers: 01.216627.23, 01.290538.23 en 01.097538.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 11 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1982] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 mei 2024 en 27 juni 2024.
De zaak met parketnummer 01.097538.23 is op 27 juni 2024 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. Op de zitting van 27 juni 2024 heeft de rechtbank vervolgens de strafzaken met de hiervoor genoemde parketnummers die afzonderlijk tegen verdachte aanhangig zijn gemaakt, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken met parketnummers 01.216627.23, 01.290538.23 en 01.097538.23 zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van respectievelijk 16 april 2024, 11 juni 2024 en 12 april 2023.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.216627.23 ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 28 augustus 2023 te Eindhoven [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik vermoord jullie als je naar Marokko komt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door een snijdende beweging met een vinger langs zijn hals te maken en/of door een schietgebaar te maken en/of daarbij in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te kijken;
2.
hij op of omstreeks 28 augustus 2023 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan politie Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] , althans (een) perso(o)n(en) handelden voor of namens [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot afgifte van een hoeveelheid drank en/of nootjes, door zich voor te doen als een bonafide klant die tegen betaling die drank en/of nootjes wilde consumeren;
4.
hij op of omstreeks 19 november 2023 te Eindhoven, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] , althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens [slachtoffer 4] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot afgifte van een hoeveelheid drank, door zich voor te doen als een bonafide klant die tegen betaling die drank wilde consumeren;
5.
hij op of omstreeks 9 april 2024 te Eindhoven, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] , althans (een) perso(o)n(en) handelend voor of namens [slachtoffer 5] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tot afgifte van een hoeveelheid drank, door zich voor te doen als een bonafide klant die tegen betaling die drank wilde consumeren.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.290538.23 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Eindhoven, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meerdere medewerkers van [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- een of meerdere glazen bier, Jack Daniels en/of cola en/of
- olijven en/of kaas,
door zich voor te doen als een bonafide klant waardoor voornoemde medewerker(s) van [slachtoffer 6] werd(en) bewogen tot de afgifte van voornoemde producten.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 01.097538.23 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2023 te Eindhoven, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerker(s) van) [bedrijf] en/of [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te
weten twee flesjes bier, door zich voor te doen als een bonafide klant waardoor
voornoemde medewerker(s) van [bedrijf] en/of [slachtoffer 7] werd(en) bewogen
tot de afgifte van voornoemde flesjes bier;
Mededelingad informandumgevoegde strafbare feiten:
Plaats Eindhoven, gemeente EindhovenDatum: en tijd 12 april 2023Omschrijving feit: Niet voldoen aan verplichting identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

Inleiding.
Op de verdachte rust de verdenking dat hij in de periode van 12 april 2023 tot en met 9 april 2024 op verschillende plaatsen in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van zeven strafbare feiten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zal moeten worden vrijgesproken van de oplichting van [slachtoffer 3] in Amsterdam (01.216627.23, feit 3), omdat verdachte voldoende geld op zijn bankrekening had om de rekening te kunnen betalen en (zo begrijpt de rechtbank) dus niet het oogmerk heeft gehad om de [slachtoffer 3] te benadelen. De verdediging heeft ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Ten aanzien van 01.216627.23 feit 1 en feit 2.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 1) en het onbruikbaar maken van een politiecel (feit 2) als na te melden, op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1:
1.
een proces-verbaal aangifte, opgemaakt d.d. 28 augustus 2023, dossierpagina's 6-7, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 6) Op 28 augustus 2023 was ik aan het werk bij de Jumbo op de [straatnaam] in Eindhoven. Ik zag bij de slijterij een man en hoorde dat hij aan het schreeuwen was. Ik heb de man samen met wat collega's naar buiten gestuurd. Wij zagen dat de man al schreeuwend naar buiten liep. Wij liepen achter de man aan naar buiten
.Ik hoorde hem toen schreeuwen dat hij mij en mijn collega zou vermoorden als wij naar Marokko zouden komen
.Ik zag ook dat hij gebaren maakte met zijn vinger over zijn keel alsof hij onze keel wilde doorsnijden. Ik zag dat hij tijdens het uiten van deze bedreigingen oogcontact maakte met mij en mijn collega. Ik voelde mij hierdoor bedreigd.
2.
een proces-verbaal aangifte, opgemaakt d.d. 28 augustus 2023, dossierpagina's 13-14, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 13) Op 28 augustus 2023 was ik als filiaalmanager werkzaam in de Jumbo op het [straatnaam] in Eindhoven. Ik zag dat een man ter hoogte van de slijterij stond en hoorde dat hij continu aan het schelden was. Mijn collega's [persoon] en [slachtoffer 2] verzochten de man om onze winkel te verlaten. Ik hoorde dat hij begon te schreeuwen en uiteindelijk onze winkel uitliep. Wij liepen er achteraan. Ter hoogte van de uitgang bleef hij staan. Ik zag dat hij ons aankeek en hoorde dat hij zei "als jij in Marokko komt, maak ik jullie dood" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat hij met zijn rechterhand een snijdende beweging maakte bij zijn keel. Ik zag dat hij tijdens deze zin en deze handeling ons een voor een aankeek. Ik hoorde dat hij deze zin meerdere keren herhaalde. Ik zag dat hij daarna meerdere keren met zijn rechterhand meerdere schietgebaren maakte naar ons. Ik zag dat hij tijdens deze schietgebaren ons weer aankeek. Tijdens deze bewegingen schreeuwde hij iets in een voor mij onbekende taal, maar door de toon, zijn blik en de bewegingen kwam dit erg bedreigend over.
3.
een proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt d.d. 28 augustus 2023, dossierpagina's 31-33, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(p. 31) Op 28 augustus 2023 omstreeks 15.05 uur hield ik de man aan. De man betrof [verdachte] , geboren op [1982] in [geboorteplaats] .
Feit 2:
1.
een proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt d.d. 28 augustus 2023, dossierpagina's 31-33, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(p. 32) Op 28 augustus 2023 brachten wij de verdachte [verdachte] , geboren op [1982] in [geboorteplaats] naar het politiebureau op de Mathildelaan in Eindhoven, waar wij hem insloten. In de cel zat geen toilet. Ik, [verbalisant 2] , zag op de live beelden dat de verdachte zijn natuurlijke behoefte deed. Ik zag dat de verdachte al plassend door zijn cel liep.
2.
een proces-verbaal aangifte,opgemaakt d.d. 28 augustus 2023, dossierpagina's 26-27, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [aangever] :
(p. 26) Ik doe aangifte namens de politie van vernieling van ophoudcel 41 van het politiebureau op de Mathildelaan 4 in Eindhoven. Deze vernieling werd gepleegd op 28 augustus 2023 omstreeks 15.55 uur. Voordat de verdachte in deze cel werd ingesloten was de cel schoon. Ten tijde van de vernieling van cel 41 zat verdachte ingesloten in deze cel. Ik zag via de live camerabeelden dat de verdachte in zijn cel urineerde. Toen ik in de cel keek, zag ik de urine op de grond liggen. Hierdoor is er nu geen mogelijkheid deze cel in te zetten voor andere verdachten.

Ten aanzien van 01.216627.23 feit 3 t/m 5, 01.290538.23 en 01.097538.23.

Onder de hiervoor genoemde parketnummers en feiten zijn aan verdachte vijf oplichtingen van horecagelegenheden ten laste gelegd. Het verwijt dat de officier van justitie de verdachte maakt is dat hij zich bij verschillende cafés en/of restaurants heeft voorgedaan als een bonafide klant, die echter in werkelijkheid niet wilde betalen voor de door hem bestelde consumpties. Deze feiten zijn ieder afzonderlijk als oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten laste gelegd en niet in de vorm van flessentrekkerij als bedoeld in artikel 326a Sr.
Voor een veroordeling wegens oplichting is onder meer vereist dat sprake is van het bezigen van een of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen, namelijk het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels.
Voor oplichting is blijkens dit artikel vereist dat iemand door een oplichtingsmiddel wordt "bewogen" tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel "beweegt" tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer, mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken, is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in art. 326, eerste lid, Sr.
In de onderhavige zaken kan de rechtbank alleen vaststellen dat verdachte zich telkens heeft gepresenteerd als een klant. Hij ontkent zich aan oplichting schuldig te hebben gemaakt en in een van de gevallen (feit 3 in de zaak met parketnummer 01.216627.23) is op grond van het ter zitting overgelegde bankafschrift aannemelijk dat verdachte over voldoende geld beschikte om de rekening te betalen. Bij deze stand van zaken bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te komen tot het bewijs dat de benadeelden zijn bewogen tot de afgifte van één of meer consumpties doordat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen. Dit leidt daarom tot de conclusie dat verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen – bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen – komt de rechtbank ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.216627.23 tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 28 augustus 2023 te Eindhoven [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik vermoord jullie als je naar Marokko komt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en door een snijdende beweging met een vinger langs zijn hals te maken en door een schietgebaar te maken en daarbij in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te kijken;
2.
op 28 augustus 2023 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel, die aan politie Nederland toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De oplegging van een maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelstelmatige daders (ISD-maatregel) geheel voorwaardelijk op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering (bijlage 1).
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben er op gewezen dat hulpverlening in het belang is van verdachte, dat hij daar ook voor open staat en zij zich daarom kunnen vinden in de vordering van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee medewerkers van een supermarkt, omdat hij vanwege overlast gevend gedrag door hen de winkel was uitgezet. Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook bij het winkelend publiek dat ongewenst getuige kan zijn van deze bedreigingen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een politiecel door in die ruimte te urineren. Daarmee heeft verdachte op een buitengewoon onsmakelijke wijze aangetoond geen respect te hebben voor overheidseigendommen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen. Uit het 34 pagina’s tellende strafblad van verdachte blijkt dat hij al vaker strafrechtelijk is veroordeeld voor het plegen van allerhande overlast gevende misdrijven, waarbij aan hem meerdere malen onvoorwaardelijke taakstraffen en gevangenisstraffen zijn opgelegd. In één geval is aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd. Deze veroordelingen hebben kennelijk geen indruk gemaakt op de verdachte en hem niet weten te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Gelet op het strafrechtelijk verleden van verdachte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats, ware het niet dat uit het reclasseringsrapport van 13 juni 2024 dat over verdachte is opgemaakt, naar voren komt dat bij verdachte sprake is van problemen op veel leefgebieden. Zo is er geen sprake van een stabiele zinvolle dagbesteding, zijn er financiële problemen en lukt het verdachte niet om zijn alcoholgebruik onder controle te krijgen. Dat laatste speelt een grote rol in het plegen van delicten en het veroorzaken van overlast door verdachte en het is daarom van belang dat dit wordt aangepakt. Verdachte zou de wens hebben om te stoppen met alcoholgebruik (hetgeen verdachte ter terechtzitting meermaals heeft herhaald), maar dat heeft niet geleid tot blijvende abstinentie. Een rol daarin speelde ook dat verdachte aangemeld was bij Novadic Kentron, maar de wachtlijst dermate lang was dat verdachte hier geen hulp heeft kunnen krijgen. Er is eveneens tevergeefs getracht om verdachte in te stellen op Refusal. Doordat de behandeling voor zijn alcoholprobleem niet van de grond is gekomen, terwijl dit een grote risicofactor is voor het plegen van delicten dan wel veroorzaken van overlast, komt de reclassering tot de conclusie dat verdachte nog eenmaal het voordeel van de twijfel gegund moet worden. Daarom wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan een gedragsinterventie, een ambulante behandelverplichting en het meewerken aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd reclasseringsrapport op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusie van de rapporteur wordt gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke motivering. De rechtbank verenigt zich dan ook met de inhoud van voornoemd rapport en de gronden waarop het berust.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel en dat de vordering van de officier van justitie strekkende tot oplegging van de ISD-maatregel in overeenstemming is met de “Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers”. Een ISD-maatregel wordt ingevolge deze Richtlijn door het openbaar ministerie namelijk slechts gevorderd bij een stelselmatige dader die onder de definitie van een “zeer actieve veelpleger” valt, te weten een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijf-feiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf-feit. Dat verdachte voldoet aan de definitie van “zeer actieve veelpleger” blijkt zonder meer uit zijn strafblad van 7 juni 2024.
Ondanks de vijf feiten waarvan de rechtbank verdachte vrijspreekt enkel omdat die niet op de juiste wijze zijn ten laste gelegd, ziet de rechtbank geen redenen om de ISD-maatregel niet op te leggen. Dit betekent dat de rechtbank voor de bewezenverklaarde feiten aan verdachte een ISD-maatregel zal opleggen voor de duur van twee jaar. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal daarop niet in mindering worden gebracht. De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte alsook het leveren van een bijdrage aan de oplossing van verdachtes (alcohol)problematiek.
Gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank aanleiding om deze maatregel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. Daarbij zal een proeftijd worden vastgesteld van twee jaar en worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opgelegd. De verdachte heeft zich bereid verklaard een ambulante behandeling te ondergaan en zich te houden aan de hiervoor genoemde voorwaarden.
De rechtbank overweegt tot slot dat zij de op de dagvaarding in de zaak met parketnummer 01.097538.23 genoemde ad-info-zaak heeft meegewogen nu dit feit door verdachte is erkend en past in het patroon van het overlast gevende gedrag van verdachte. Dat voor dit feit op zichzelf geen ISD-maatregel kan worden opgelegd, omdat daarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten, doet daar niet aan af.

De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het wijzen van dit vonnis rechtens gelden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart
niet bewezenhetgeen verdachte
in de zaak met parketnummer 01.216627.23 onder feit 3, feit 4, feit 5én hetgeen in de zaken met parketnummers
01.290538.23 en 01.097538.23is tenlastegelegd en
spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder
feit 1 en feit 2 in de zaak met parketnummer 01.216627.23 bewezenzoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van 01.216627.23, feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
ten aanzien van 01.216627.23, feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende maatregel:

plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar;
bepaaltdat de opgelegde
maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2 jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt (
algemene voorwaarde) en/of in strijd heeft gehandeld met de
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76 en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich laat behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na intake en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
Daarnaast dient veroordeelde de begeleiding welke hij ontvangt van Doorpakkers te blijven volgen en accepteren;
- meewerkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek en hiertoe meewerkt binnen het reclasseringstoezicht aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 38p, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
De rechtbank heeft de op de dagvaarding in de zaak met parketnummer 01.097538.23 genoemde ad-info-zaak in de afdoening meegenomen. Verdachte zal voor dat feit niet meer worden vervolgd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. L.P. Stapel, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 11 juli 2024.
mr. L.P. stapel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, opgemaakt en afgesloten op 8 maart 2024, zaakregistratienummer PL2100-2024006303, aantal doorgenummerde pagina’s: 127.