ECLI:NL:RBOBR:2024:326
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening WIA-uitkering wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen de wijziging van de WIA-uitkering van verzoekster. Verzoekster, die het niet eens is met de wijziging van haar dagloon en de daaruit voortvloeiende lagere WIA-uitkering, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV. Het UWV heeft haar bezwaar ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep heeft ingesteld en een voorlopige voorziening heeft gevraagd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft aangetoond. Hoewel verzoekster heeft aangegeven dat haar WIA-uitkering met € 250 netto is gedaald, en dat dit voor haar een aanzienlijk bedrag is, heeft zij niet kunnen onderbouwen dat zij in een acute financiële noodsituatie verkeert. De voorzieningenrechter benadrukt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening op basis van een financieel belang, er bewijsstukken moeten zijn die een dreigende financiële noodsituatie aantonen, zoals een huisuitzetting of faillissement.
Aangezien verzoekster niet heeft aangetoond dat er sprake is van een evident onrechtmatig besluit van het UWV, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan op 1 februari 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.