ECLI:NL:RBOBR:2024:3256

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
01-126925-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de verdachte wegens overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2023 in Eindhoven betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, negeerde een rood verkeerslicht en reed met hoge snelheid, wat resulteerde in een aanrijding met een andere auto. Het slachtoffer, een vrouw, liep daarbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een borstbeenfractuur en een bekkenkamfractuur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de verkeersveiligheid ernstig had geschonden en legde een taakstraf op van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. De rechtbank verbond aan de voorwaardelijke strafdelen een proeftijd van 2 jaar, met de voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, een schadevergoeding van €300 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de ernst van het letsel en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar wogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer : 01.126925.23
Datum uitspraak : 11 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [2000] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 juni 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Karel de Grotelaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die Karel de Grotelaan met de weg, Donizettilaan, te rijden met hoge snelheid, althans die kruising met hoge snelheid en/of met onvoldoende oplettendheid op de bij die kruising voor zijn verdachtes, rijrichting, bestemde verkeerslichten te naderen en/of geen gevolg te geven aan een verkeerslicht dat in
zijn, verdachtes, rijrichting rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens) op die kruising tegen een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een borstbeenfractuur en/of een bekkenkamfractuur en/of een bovenarmfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Karel de Grotelaan, gekomen op of ter
hoogte van de kruising van die Karel de Grotelaan met de weg, Donizettilaan, heeft
gereden met hoge snelheid, althans die kruising met hoge snelheid en/of met onvoldoende oplettendheid op de bij die kruising voor zijn verdachtes, rijrichting, bestemde verkeerslichten is genaderd en/of geen gevolg heeft gegeven aan een verkeerslicht dat in zijn, verdachtes, rijrichting rood licht uitstraalde, en/of (vervolgens) op die kruising tegen een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , is gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

De bronnen.
een dossier van de regiopolitie Eenheid Oost-Brabant, met proces-verbaalnummer PL2100-2023000773-1, afgesloten op 21 april 2023, aantal doorgenummerde pagina’s: 62. Dit dossier bevat een verzameling processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden;
een e-mailbericht van [verbalisant 1] aan de officier van justitie van 26 juni 2024.
Inleiding.
Op 1 januari 2023 heeft in Eindhoven een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising Karel de Grotelaan met de Donizettilaan/Glinkastraat tussen een door verdachte bestuurde personenauto en een door het slachtoffer bestuurde personenauto.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de officier van justitie heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en is het aan zijn schuld te wijten dat dit verkeersongeval heeft plaatsgevonden en het slachtoffer ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuld heeft aan dit verkeersongeval en heeft om die reden bepleit dat verdachte van het primair tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken. De verdediging heeft ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen
1.
een proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgemaakt d.d. 21 april 2023, bron 1, dossierpagina's 2-6, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(p. 2) Op 1 januari 2023 om 19.14 uur kreeg ik kennis van een verkeersongeval op de kruising van de Karel de Grotelaan met de Donizettilaan en Glinkastraat te Eindhoven tussen de bestuurder van een Volkswagen Golf personenauto voorzien van het [kenteken 1] ( [verdachte] , geboren op [2000] in Eindhoven) en de bestuurster van een Hyundai Getz personenauto voorzien van het [kenteken 2] ( [slachtoffer] , geboren op [1978] in [geboorteplaats 2] ). Het ongeval vond plaats binnen de bebouwde kom. De maximumsnelheid bedraagt 50 km/u. De lichtgesteldheid was duisternis. De wegverlichting brandde. De weersgesteldheid was regen. De toestand van het wegdek was nat/vochtig. Er waren geen bijzonderheden of tijdelijke omstandigheden. (p. 4) Bij het ongeval heeft [slachtoffer] voornoemd letsel opgelopen en is naar het ziekenhuis vervoerd.
2.
een proces-verbaal van verhoor slachtoffer, opgemaakt d.d. 1 januari 2023, bron 1, dossierpagina's 47-48, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
(p. 47) Op 1 januari 2023 omstreeks 19.10 uur reed ik in het voertuig met het kenteken [kenteken 2] . Ik stond met mijn auto voor het verkeerslicht op de Karel de Grotelaan om linksaf te slaan richting de Donizettilaan. Op een gegeven moment kreeg ik groen. Op dat moment ben ik linksaf geslagen en werd ik aangereden.
3.
een geschrift, te weten een "geneeskundige verklaring", opgemaakt d.d. 17 april 2023, bron 1, dossierpagina 36, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] , geboren op [1978] in [geboorteplaats 2] .
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 1 januari 2023
Omschrijving van het letsel: (1) borstbeen fractuur, (2) bekkenkam fractuur links, (3) bovenarm breuk links.
4.
een geschrift, te weten een e-mailbericht van verbalisant Drijvers-Van der Weegen aan de officier van justitie d.d. 26 juni 2024, bron 2, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb op uw verzoek telefonisch contact gehad met het slachtoffer [slachtoffer] . [slachtoffer] was nog niet geheel hersteld. Zij kan ook niet zeggen hoelang dat dit nog gaat duren. [slachtoffer] is bekend met een reumatische aandoening. Door het ongeval heeft zij extra ontstekingen gekregen in haar spieren die niet kunnen herstellen. In totaal heeft [slachtoffer] drie weken in het ziekenhuis gelegen. Zij heeft eerst een sling gekregen voor haar arm gevolgd door een gips spalk. De overige breuken en kneuzingen kon niets aan worden gedaan en moesten vanzelf herstellen. [slachtoffer] heeft tot ongeveer drie maanden na het ongeval pijn gehad van de breuken en kneuzingen. Zij gaf aan dat ze vandaag de dag nog last ondervindt van wat het ongeval teweeg heeft gebracht bij de reumatische aandoening. Hier gebruikt zij nu extra medicijnen voor en zij moet één keer per maand naar het ziekenhuis om via het infuus medicatie toegediend te krijgen.
5.
een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 1 januari 2023, bron 1, dossierpagina 45, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
(p. 45). Op 1 januari 2023 reed ik, samen met mijn vriendin, op de Karel de Grotelaan in Eindhoven in de richting van de Glinkastraat. Ik zag via mijn spiegels dat een auto hard van achteren aan kwam rijden. Ik werd vervolgens door de snel naderende auto hard ingehaald. Ik reed op dat moment de maximum toegestane snelheid van 50 km/u. De auto kwam in een flits voorbij gereden. Ik zag dat het een donkere Volkswagen betrof. Ik zag dat de naderende verkeerslichten van de kruising met de Glinkastraat op rood stonden. Ik zag dat de donkere Volkswagen niet remde voor de naderende rode verkeerslichten. Ik zag dat een auto van links de kruising opreed. Ik zag dat de donkere Volkswagen welke ons voorbij was gekomen vol gas op de auto die van links kwam knalde.
6.
een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 1 januari 2023, dossierpagina 43, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
(p. 43) Op 1 januari 2023 reed ik, samen met mijn vriend, in mijn personenauto over de Karel de Grotelaan in Eindhoven. Ter hoogte van de kruising Donizettilaan/Glinkastraat sprong het verkeerslicht op oranje en aansluitend op rood. Ik stopte en zag in mijn achteruitkijkspiegel dat een personenauto met hoge snelheid naderde. Ik zag dat de personenauto mij hard voorbij reed, het rode verkeerslicht passeerde en op de kruising krachtig begon te remmen. Ik zag dat de personenauto begon te zwabberen, zijn grip op het wegdek verloor en tegen een flatgebouw, aan de rechterzijde van de kruising, tot stilstand kwam. Ik zag op de kruising een kleine personenauto met schade staan.
7.
een proces-verbaal van bevindingen,opgemaakt d.d. 1 januari 2023, dossierpagina 50, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(p. 50) Op 1 januari 2023 waren wij doende met een verkeersongeval op de Karel de Grotelaan in Eindhoven. Wij waren doende met het bekijken van de cyclus van de verkeerslichten. Ik, [verbalisant 4] , stond op de Karel de Grotelaan met mijn gezicht richting de verkeerslichten voor rechtdoor richting de Kempenbaan. Ik, [verbalisant 3] , stond op de Karel de Grotelaan met mijn gezicht richting de verkeerslichten voor linksaf richting de Donizettilaan. Wij deelden via een telefoongesprek onze bevindingen. Ik. [verbalisant 3] , zag dat een voertuig voorsorteerde voor linksaf. Ik zag dat het verkeerslicht voor linksaf groen werd. Ik gaf dit door aan collega [verbalisant 4] . Ik, [verbalisant 4] , hoorde dat mijn collega [verbalisant 3] zie dat een auto links voorsorteerde. Ik hoorde dat zij zei dat het verkeerslicht groen werd. Ik zag dat het verkeerslicht voor rechtdoor op dat moment op rood stond. Ik, [verbalisant 3] , hoorde dat mijn collega [verbalisant 4] zie dat het verkeerslicht voor rechtdoor op rood stond.
8.
een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 1 januari 2023, dossierpagina's 37-38, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende de verklaring van [verdachte] :
(p. 37) Op 1 januari 2023 omstreeks 19.15 uur bestuurde ik een Volkswagen Golf. Ik reed in Eindhoven op de Karel de Grotelaan. Op de kruising met de Donizettilaan raakte ik met de auto die ik bestuurde een andere auto die voor mij van links kwam.

Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
De verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij met een snelheid van ongeveer 55 km/u over de kruising is gereden en dat het verkeerslicht (voor zover hij zich kan herinneren) voor hem op dat moment groen licht uitstraalde. Deze verklaring van verdachte vindt echter geen steun in de bewijsmiddelen. Er zijn immers meerdere getuigen die evident anders verklaren over de gereden snelheid en kleur die het stoplicht uitstraalde toen verdachte het kruispunt naderde en overstak, terwijl de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaringen te twijfelen.
Op basis van de getuigenverklaringen en de bevindingen van de politie over de cycluswerking van de verkeerslichting kan daarom genoegzaam worden vastgesteld dat verdachte met een hoge(re) snelheid heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan en een roodstoplicht negeerde. Bij deze stand van zaken kan het ontbreken van een Verkeers Ongevallen Analyse en het niet nader bevragen van de getuigen over de snelheid waarmee verdachte heeft gereden, naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie rechtvaardigen dat verdachte geen snelheidsovertreding(en) heeft begaan. Het daarop betrekking hebbende verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Door op een regenachtige avond (waarin de duisternis reeds was gevallen en het wegdek nat was) binnen de bebouwde kom met een hoge snelheid een kruispunt te naderen en op dit kruispunt een rood uitstralend verkeerslicht te negeren, waarna vervolgens een aanrijding plaatsvond met een ander verkeersdeelnemer, is sprake van feiten en omstandigheden die maken dat de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel is dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dus schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op de ernst van het door het slachtoffer opgelopen letsel en de nog altijd aanwezige klachten, sprake is van letsel dat als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook bewezen als na te melden.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen – bezien in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen – komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 1 januari 2023 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Karel de Grotelaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, gekomen op of ter hoogte van de kruising van die Karel de Grotelaan met de weg, Donizettilaan, te rijden met hoge snelheid, en met onvoldoende oplettendheid op de bij die kruising voor zijn verdachtes, rijrichting, bestemde verkeerslichten te naderen en geen gevolg te geven aan een verkeerslicht dat in zijn, verdachtes, rijrichting rood licht uitstraalde, en vervolgens op die kruising tegen een personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een borstbeenfractuur en een bekkenkamfractuur en een bovenarmfractuur werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De oplegging van een straf, bijkomende straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot:
  • een taakstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen hechtenis;
  • een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en;
  • een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar (bijlage 1).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft – voor het geval de rechtbank bewezen zou verklaren hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd – verzocht om de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteiten in aanzienlijk gematigde vorm aan verdachte op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf en bijkomende straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze ter terechtzitting zijn gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn verkeersgedrag de verkeersveiligheid in ernstige mate geschonden, wat de rechtbank hem zeer kwalijk neemt. Doordat hij met hoge snelheid en na het negeren van een rood stoplicht op de auto van het slachtoffer botste heeft zij verwondingen opgelopen met ingrijpende en langdurige gevolgen. Het slachtoffer kampt nu, 18 maanden na het ongeval, nog altijd met lichamelijke klachten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Deze oriëntatiepunten luiden in het geval van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel, waarbij sprake is van een ernstige mate van schuld en geen sprake van alcohol, een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 160 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verdachte kan aldus aangemerkt worden als een “first offender”. In het strafblad van verdachte zijn daarom geen strafverzwarende omstandigheden gelegen. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die in het nadeel van de verdachte zouden moeten meewegen.
De rechtbank weegt als strafmatigend mee dat sinds het tijdstip waarop het ongeval heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare (verkeers)feiten heeft gepleegd. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte getracht heeft om in contact te komen met het slachtoffer, maar dat dit niet is gelukt vanwege de slechte bereikbaarheid van het slachtoffer. Hij staat er nog steeds voor open met haar in contact te komen. Tot slot weegt de rechtbank bij de oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid mee dat als gevolg van dit verkeersongeval het rijbewijs van verdachte door het CBR ongeldig is verklaard en dat verdachte opnieuw zijn rijbewijs heeft moeten behalen. In zoverre heeft verdachte zelf ook nadeel van het verkeersongeval ondervonden.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Concreet zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren (te vervangen door 90 dagen hechtenis), waarvan 60 uur (te vervangen door 30 dagen hechtenis) voorwaardelijk. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 1 jaar. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke strafdelen een proeftijd van 2 jaar verbinden en daaraan de algemene voorwaarde koppelen dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal hiermee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

De benadeelde partij heeft een bedrag van € 300,00 aan materiele schadevergoeding gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding bestaat – zo begrijpt de rechtbank – uit de posten kleding en reiskosten ziekenhuis.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat deze in zijn geheel niet is onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is met, en op dezelfde gronden als, de officier van justitie van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit rechtstreekse schade is toegebracht. Aan de benadeelde partij komt om die reden in beginsel een geldelijke vergoeding toe in verband met de door haar geleden schade.
De rechtbank stelt met de officier van justitie en de raadsman vast dat de vordering inderdaad niet is onderbouwd met bonnetjes of facturen. De rechtbank zal echter gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid nu op grond van het procesdossier aannemelijk is geworden dat er schade is ontstaan aan de kleding van de benadeelde partij en zij reiskosten heeft moeten maken van en naar het ziekenhuis.
De rechtbank zal de schade begroten op een bedrag van € 300,00 en zal daarmee de vordering geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht alsmede op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het wijzen van dit vonnis rechtens gelden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

legt op de volgende straf:

 een
taakstrafvoor de duur van
180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis,
waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis,
voorwaardelijkmet een
proeftijd van 2 jaren;

legt op de volgende bijkomende straf:

 een
ontzeggingvan de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
1 jaar voorwaardelijkmet een
proeftijd van 2 jaren;
stelt aan de opgelegde straf en bijkomende straf de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;

legt op de volgende maatregel:

 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van
[slachtoffer], van een bedrag van
€ 300,00;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
voormeld bedrag bestaat uit een materiële schadevergoeding;
de materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toeen veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij,
[slachtoffer], van een bedrag van
€ 300,00, bestaande uit een materiële schadevergoeding;
de materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
de veroordeelde is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. L.P. Stapel, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 11 juli 2024.