ECLI:NL:RBOBR:2024:3237

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
C/01/403801 / FA RK 24-1607
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek van minderjarige om bij vader te wonen met nadruk op zorgvuldige samenwerking en hulpverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige om bij haar vader te wonen. De minderjarige, die sinds 2014 onder voogdij staat van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft in een brief aan de rechter haar wens geuit om bij haar vader te wonen. De rechtbank heeft de vader en de jeugdbeschermers gehoord, die beiden de wens van de minderjarige serieus nemen en aangeven dat er goede stappen worden gezet in haar ontwikkeling. De vader is positief over de situatie, maar benadrukt dat de overgang naar wonen bij hem zorgvuldig moet gebeuren, met de nodige ondersteuning van hulpverleners.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen duidelijke basis is om het verzoek van de minderjarige toe te wijzen. Hoewel de samenwerking tussen de vader en de jeugdbeschermers goed verloopt, is er behoefte aan verdere hulpverlening om de minderjarige en haar vader te ondersteunen in deze overgang. De rechter heeft daarom besloten het verzoek van de minderjarige af te wijzen, maar benadrukt dat dit niet betekent dat zij in de toekomst niet bij haar vader kan wonen. De situatie zal de komende tijd verder worden onderzocht en er zal gekeken worden naar de benodigde hulpverlening.

De beslissing is in een brief aan de minderjarige toegelicht, waarin de rechter haar de tijd en zorgvuldigheid toewenst die nodig zijn voor een goede overgang.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/403801 / FA RK 24-1607
Uitspraak : 27 juni 2024
Beschikking op het verzoek van

[minderjarige] [naam] ,geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,

verder te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

statutair gevestigd te Eindhoven, vestiging ’s-Hertogenbosch,
verder te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
en

[naam vader] ,

wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens.
Welke brieven heeft de rechter ontvangen en met wie heeft de rechter gesproken?
[minderjarige] heeft een brief geschreven aan de rechter. Die brief heeft de rechtbank op 22 april 2024 ontvangen.
De rechter heeft op 16 mei 2024 met [minderjarige] over haar brief gesproken. Bij dat gesprek was ook [een medewerker] (van Stichting Oosterpoort) aanwezig.
De rechter heeft op 28 mei 2024 een brief van de vader van [minderjarige] ontvangen.
Op 30 mei 2024 heeft de rechter gesproken met de volgende personen: de vader van [minderjarige] en de jeugdbeschermers van [minderjarige] : [naam] en [naam] (beiden werkzaam bij de GI). De advocaat van de vader was ook bij dit gesprek aanwezig. Daarnaast was iemand van de raad voor de kinderbescherming aanwezig.
Welke informatie is in deze zaak belangrijk?
Op 7 mei 2014 heeft de rechtbank de GI als voogd benoemd over [minderjarige] . Sindsdien hebben de vader en de moeder van [minderjarige] niet meer het gezag over haar.
[minderjarige] heeft van 2014 tot eind maart 2024 bij pleeggezin familie [naam] in [woonplaats] gewoond. Sinds half april 2024 verblijft [minderjarige] op de behandelgroep [locatie] van Stichting Oosterpoort. In de tussentijd verbleef [minderjarige] in een tijdelijk pleeggezin in [woonplaats] (bij de familie [naam] ).
[minderjarige] heeft een keer per twee weken in het weekend contact met haar vader. Het ene weekend heeft zij contact met haar vader op zaterdag van 10:00 uur tot 20:00 uur en in het andere weekend van zaterdag 10:00 uur tot zondag 13:00 uur.
[minderjarige] heeft al lang geen contact met haar moeder.
Wat is het verzoek van [minderjarige] ?
[minderjarige] wil dat de kinderrechter bepaalt dat zij bij haar vader kan wonen.
Wat hebben [minderjarige] , de vader en de jeugdbeschermers aan de rechter verteld?
Wat heeft [minderjarige] aan de rechter verteld?
[minderjarige] heeft verteld dat zij graag bij haar vader wil wonen. Ze heeft hiervoor ongeveer twaalf jaar, dus bijna haar hele leven, bij de familie [naam] gewoond. De sfeer bij de familie [naam] was niet goed. Er waren veel ruzies en er werd veel geschreeuwd. Ze is daar uiteindelijk weggegaan.
Op dit moment verblijft [minderjarige] op de behandelgroep [locatie] van Stichting Oosterpoort. Zij heeft een keer per twee weken in het weekend contact met haar vader. Dat contact gaat goed. [minderjarige] heeft nooit bij haar vader gewoond. Ze denkt dat zij en haar vader daarom nog wel een beetje hulp nodig hebben om ervoor te zorgen dat zij op een fijne manier bij haar vader kan wonen. [minderjarige] heeft verder verteld dat de GI haar wens om bij haar vader te wonen serieus neemt.
Wat hebben de vader en de jeugdbeschermers verteld?
De vader vindt dat [minderjarige] op de groep de hulp krijgt die zij nodig heeft. Hij ziet dat het vertrouwen bij haar groeit en het beter met haar gaat. Hij hoopt dat die stijgende lijn wordt voortgezet. De vader vindt het verder fijn om te horen dat [minderjarige] bij hem wil wonen. Het is wel belangrijk dat dit zorgvuldig en in goede samenwerking met de jeugdbeschermers en het [locatie] gebeurt.
De jeugdbeschermers hebben verteld dat [minderjarige] positieve stapjes in haar ontwikkeling zet. [minderjarige] zit bij het [locatie] op een goede plek. De jeugdbeschermers willen onderzoeken of het mogelijk is dat [minderjarige] bij haar vader gaat wonen. Daarvoor moet goede hulpverlening worden gezocht die [minderjarige] en haar vader daarbij kunnen ondersteunen.
Wat is de beslissing van de rechter?
Voor de rechter is duidelijk dat de jeugdbeschermers en de vader de wens van [minderjarige] serieus nemen. De jeugdbeschermers en de vader werken goed met elkaar samen. Zij willen allemaal dat zorgvuldig wordt bekeken wat nodig is om [minderjarige] bij haar vader te laten wonen. Er zal hulpverlening worden ingeschakeld om de vader en [minderjarige] daarbij te ondersteunen.
Het zal nog een tijd duren voordat er duidelijkheid is over de vraag of [minderjarige] volledig bij de vader kan wonen. Om die reden kan de rechter nu niet vastleggen dat [minderjarige] bij haar vader gaat wonen. De rechter zal daarom het verzoek van [minderjarige] afwijzen.
Deze beslissing betekent niet dat [minderjarige] in de toekomst niet bij haar vader kan wonen. Dit zal juist de komende tijd worden onderzocht.
Brief aan [minderjarige]
De rechter heeft deze beslissing in een brief aan [minderjarige] uitgelegd. De tekst van de brief is hierna opgenomen.
Beste [minderjarige] ,
Wij hebben elkaar een tijdje geleden gesproken. Jij hebt mij toen gevraagd om te beslissen dat jij bij jouw vader gaat wonen.
Ik zal jouw verzoek afwijzen. Ik zal uitleggen waarom ik dit zo heb beslist.
Zoals je weet, heb ik na ons gesprek ook met jouw vader en jouw jeugdbeschermers gesproken. Zij hebben verteld dat zij weten dat je graag bij jouw vader wil wonen. Ook hebben zij verteld dat de komende tijd zal worden bekeken wat nodig is om ervoor te zorgen dat jij op een fijne manier bij jouw vader kan wonen. Dit moet zorgvuldig gebeuren en daar is hulp bij nodig. Dat dacht jij zelf ook al.
Dit alles heeft tijd nodig. Het zal dus nog een tijd duren voordat er duidelijkheid is over de vraag of jij bij jouw vader kan wonen. Ik kan daarom nu niet beslissen dat je bij jouw vader gaat wonen. Om die reden zal ik jouw verzoek afwijzen.
Mijn beslissing betekent niet dat jij in de toekomst niet bij jouw vader kan wonen. Dat wordt juist de komende tijd onderzocht.
[minderjarige] , ik wens jou het allerbeste.
De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek van [minderjarige] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Aarts, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 27 juni 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Conc:
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch:
a. namens de minderjarige door zijn wettelijk vertegenwoordiger of de bijzondere curator, door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door de minderjarige zelf als zijn verzoek ziet op de benoeming van een bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
c. door de anderen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden door tussenkomt van een advocaat: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
d. door andere belanghebbenden door tussenkomst van een advocaat: binnen 3 maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op een andere manier bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!