ECLI:NL:RBOBR:2024:3237
Rechtbank Oost-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek van minderjarige om bij vader te wonen met nadruk op zorgvuldige samenwerking en hulpverlening
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige om bij haar vader te wonen. De minderjarige, die sinds 2014 onder voogdij staat van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft in een brief aan de rechter haar wens geuit om bij haar vader te wonen. De rechtbank heeft de vader en de jeugdbeschermers gehoord, die beiden de wens van de minderjarige serieus nemen en aangeven dat er goede stappen worden gezet in haar ontwikkeling. De vader is positief over de situatie, maar benadrukt dat de overgang naar wonen bij hem zorgvuldig moet gebeuren, met de nodige ondersteuning van hulpverleners.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen duidelijke basis is om het verzoek van de minderjarige toe te wijzen. Hoewel de samenwerking tussen de vader en de jeugdbeschermers goed verloopt, is er behoefte aan verdere hulpverlening om de minderjarige en haar vader te ondersteunen in deze overgang. De rechter heeft daarom besloten het verzoek van de minderjarige af te wijzen, maar benadrukt dat dit niet betekent dat zij in de toekomst niet bij haar vader kan wonen. De situatie zal de komende tijd verder worden onderzocht en er zal gekeken worden naar de benodigde hulpverlening.
De beslissing is in een brief aan de minderjarige toegelicht, waarin de rechter haar de tijd en zorgvuldigheid toewenst die nodig zijn voor een goede overgang.