Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het onderzoek
2.De vordering.
3.De beoordeling.
€ 1.382.267,- heeft verdiend aan de handel van MDMA. De officier van justitie heeft verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel op dat bedrag vast te stellen.
- door middel van of uit de baten van de bewezenverklaarde feiten of
- andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan.
€ 1.382.267,-.
€ 1.382.267,-.
artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), komt de draagkracht in beginsel eerst in de executiefase aan de orde. Uitsluitend in die gevallen waarin op voorhand reeds vaststaat dat de veroordeelde een eventueel op te leggen bedrag, ook in de toekomst, niet zal kunnen betalen, kan de rechter gebruik maken van zijn matigingsbevoegdheid.
4.De toepasselijke wetsartikelen.
stelthet bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op
€ 1.382.267,-(zegge: een miljoen driehonderdtweeëntachtigduizend tweehonderdzevenenzestig euro);
legtaan de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter
€ 1.382.267,-, ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat hij, door middel van of uit de baten van het feit ter zake waarvan hij is veroordeeld, heeft verkregen.
bepaaltde duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.