Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2024 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, het college
[derde-partij]uit Berghem (de derde-partij)
Rechtbank Oost-Brabant
Op 8 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss. Verzoeker had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen het besluit van het college om de begunstigingstermijn uit een last onder dwangsom te verlengen tot en met 1 augustus 2024. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Verzoeker stelde dat hij dagelijks overlast ondervond van illegale activiteiten van de derde-partij, die een manege exploiteert. Hij vreesde voor de veiligheid van kinderen die in de nabijheid van zijn bedrijf paardrijden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de situatie al geruime tijd bestaat en dat er geen acute noodsituatie was die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Het college had eerder al stappen ondernomen om de overtredingen aan te pakken, en de derde-partij had aangegeven stappen te zetten in het legalisatieproces. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking kwam, en dat de verlenging van de begunstigingstermijn tot 1 augustus 2024 in stand bleef. Er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.