vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.086520.24
Datum uitspraak: 09 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1956] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave (HvB).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 mei 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 juni 2024 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2023 tot en met
1 februari 2024, te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren [2016] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en/ofmet [slachtoffer 2] , geboren [2018] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,(telkens)een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of medebestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- het brengen en/of bewegen van zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of- het brengen en/of bewegen van zijn mond en/of tong tussen de schaamlippen en/of in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of-het brengen en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn penis laten betasten en/of aftrekken en/of likken,
zulks terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid was/waren toevertrouwd;
(art 244 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
en/ofhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2023 tot en met 01 februari 2024 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [2016] , en/of met [slachtoffer 2] , geboren op [2018] ,die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had/hadden bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
het betasten en/of likken van de schaamlippen en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
het laten betasten en/of aftrekken en/of likken van zijn penis door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
zulks terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid was/waren toevertrouwd;(art. 247 jo. 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich - op de gronden zoals genoemd in het overgelegde op schrift gestelde requisitoir - op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde seksueel binnendringen van het lichaam van zowel de (destijds) 6/7-jarige [slachtoffer 1] als de (destijds) 4/5-jarige [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van beide meisjes tot het bewijs gebezigd kunnen worden nu de verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar zijn. De verklaringen ondersteunen elkaar en vinden tevens voldoende steun in andere bewijsmiddelen in het dossier, zoals de verklaringen van hun moeder ( [moeder van slachtoffers] ).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich - op de in de overgelegde pleitnota genoemde gronden – primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van zowel het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als het plegen van ontuchtige handelingen met de meisjes. Verdachte ontkent de ten laste gelegde gedragingen te hebben gepleegd. Hij is hiertoe ook niet in de gelegenheid geweest omdat hij nooit - althans slechts een enkele keer een hele korte tijd - alleen is geweest met de meisjes. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn onvoldoende geloofwaardig en betrouwbaar, waardoor deze verklaringen niet tot het bewijs gebezigd kunnen worden. De verhoorders hebben op punten sturende vragen gesteld aan beide meisjes en niet uit te sluiten is dat de meisjes onderling met elkaar gesproken hebben dan wel met hun ouders, waardoor sprake is geweest van beïnvloeding. Bovendien vinden deze verklaringen onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Subsidiair verzoekt de verdediging - op basis van hetgeen in pleidooi naar voren is gebracht - een deskundige te benoemen teneinde de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doen toetsen.
1.
Alternatieve/cumulatieve tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de zitting van 25 juni 2024 is gewijzigd, is aan het ten laste gelegde seksueel binnendringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegevoegd het plegen van ontuchtige handelingen met de beide meisjes. Door de woorden: “en/of” tussen de twee ten laste gelegde gedragingen, heeft de rechtbank de gewijzigde tenlastelegging opgevat als zijnde een alternatieve/cumulatieve tenlastelegging. De rechtbank zal de tenlastelegging dan ook als zodanig beoordelen.
2.
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat het in zedenzaken regelmatig voorkomt dat verklaringen van een slachtoffer en de verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan. Als de verdachte ontkent, zoals ook in de onderhavige zaak het geval is, zijn de verklaringen van het slachtoffer (in de hoedanigheid van aangever vaak het enige directe wettig bewijsmiddel.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van één getuige in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren.
Dit betekent dat de rechtbank in de onderhavige zaak allereerst de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zal beoordelen. Als de verklaringen naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar zijn, zal de rechtbank vervolgens beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar onderling voldoende ondersteunen en of ze voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Dit zogenaamde ‘steunbewijs’ in zedenzaken hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, niet per definitie te zien op de verrichte handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan het slachtoffer. Indien een verklaring van een getuige bijvoorbeeld (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van bijvoorbeeld de emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het ten laste gelegde.
Voorts is van belang dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, de rechtbank onverminderd de overtuiging moet krijgen dat de gedragingen zijn gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten.
De rechtbank zal de ten laste gelegde feiten hierna gezamenlijk bespreken, gelet op de overeenkomstige aard ervan en de samenhang in het feitencomplex, met name gelet op de betrokken personen. De slachtoffers in deze zaak zijn zusjes van elkaar en de verdachte is hun [verdachte] .
3.
Verklaringen [slachtoffer 2]
De zaak is aan het rollen gekomen doordat de vijfjarige [slachtoffer 2] (uit groep 2) op 1 februari 2024 op het schoolplein tegenover twee wat oudere kinderen (uit groep 5), die aan [slachtoffer 2] een kinderlijk geheimpje vertelden, spontaan vertelde dat zij ook een geheimpje had.
Dat betrof een geheimpje over [verdachte] . Ze zegt dan:
“ik heb ook een geheimpje, want als oma weg is moet ik aan [verdachte] zijn piemel zitten en als hij knoeit dan doet [verdachte] het schoonmaken. En als ik geplast heb dan likt [verdachte] het schoon”.
Disclosure verklaring aan Veilig Thuis
De kinderen van het schoolplein vertelden dit diezelfde avond thuis aan hun ouders, die vervolgens de school inlichtten. Op 5 februari 2024 heeft de school Veilig Thuis hierin betrokken.
Veilig Thuis heeft op 5 februari 2024 een eerste gesprek gehad met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] wordt dan gevraagd te vertellen over een geheimpje dat er is met [verdachte] . Nu [slachtoffer 2] hier voor het eerst haar verhaal doet, wordt deze verklaring door de rechtbank aangemerkt als zogenaamde ‘disclosure’ verklaring.
[slachtoffer 2] vertelt tegen Veilig Thuis:
“als oma soms weg is dan doen wij iets bij [verdachte] en [verdachte] doet dan iets bij ons, we zitten aan de piemel bij [verdachte] en dan [verdachte] komt aan mijn pruim”.Ze vertelt dat het gaat om verdachte die ze ‘ [verdachte] ’ noemt. Ze vertelt dat [verdachte] : “
aan onze kont en pruim doet likken”.Als gevraagd wordt bij wie hij dat doet antwoordt ze
: “bij [slachtoffer 1] en mij”.Verder verklaart ze: “
en als we klaar zijn, dan spuit hij soms wit spul over onze kont”.Als gevraagd wordt of ze dan alleen met [verdachte] is, antwoordt [slachtoffer 2]
“nee, samen met mijn zus, en ik zit erbij”.Ook verklaart ze
“het gebeurt boven, op de slaapkamer van [oom van slachtoffers] ”. Uit haar verklaring volgt dat het begonnen is toen ze jonger was. Op de vraag of zij ook dingen bij [verdachte] moet doen, antwoordt [slachtoffer 2] : “
wij moeten altijd aan de piemel likken”.Als gevraagd wordt hoe je dat doet, zegt ze “
dat je ook gewoon kan sabbelen”. Als gevraagd wordt of ze dat allebei doen zegt [slachtoffer 2] : “
nou [slachtoffer 1] durft niet te likken en ook niet een kusje te geven”en vervolgt dan:
“ikke wel”. Sabbelen durft [slachtoffer 2] ook, zegt ze. Als gevraagd wordt wat [verdachte] zegt als [slachtoffer 1] niet durft zegt [slachtoffer 2] :
“doe dat gewoon alsjeblieft”waarna [slachtoffer 2] zegt dat [slachtoffer 1] het dan wel gaat doen. [slachtoffer 2] geeft aan dat het een geheimpje was, omdat ze het niet mochten zeggen van [verdachte] . Ze mochten het tegen niemand vertellen, ook niet tegen oma.
Voorbereiding studioverhoor
Veilig Thuis heeft vervolgens een melding gedaan bij de politie
.Gelet op de informatie heeft de politie besloten snel een studioverhoor met [slachtoffer 2] in te plannen. [slachtoffer 2] wordt op 8 februari 2024, zoals te doen gebruikelijk door de politie, voorbereid op dat verhoor en de politie heeft daar een proces-verbaal van bevindingen over opgesteld. Op de vraag wat ze leuk vindt bij [verdachte] en [oma van slachtoffers] antwoordt [slachtoffer 2] :
“nou als ik bij [verdachte] soms ben en als oma weg is, samen met mijn zus, dan gaan we naar boven toe en dan likken [slachtoffer 1] en ik aan de piemel en dan likt [verdachte] aan mijn kont en aan mijn pruim. Dat doet hij bij [slachtoffer 1] en mij.”Op de vraag hoe vaak [verdachte] dat gedaan heeft antwoordt [slachtoffer 2] :
“ik denk wel 1000x”.Op de vraag wat [slachtoffer 2] gezien heeft wat [verdachte] bij [slachtoffer 1] doet, antwoordt [slachtoffer 2] :
“aan de kont en pruim likken en dan dat wit spul spuiten”.
In het studioverhoor op 9 februari 2024 wordt meer de diepte ingegaan. [slachtoffer 2] verklaart over [verdachte] - kort samengevat - onder meer:
“Als wij samen zijn dan gaan wij naar boven toe. En dan likken [slachtoffer 1] en ik aan piemel van [verdachte] . En dan, [verdachte] likt aan onze kont en pruim. En dan als we beneden komen gaan wij op de tablet of kleuren of andere dingen doen. En dan ploft [verdachte] op de bank en dan gaat hij tv kijken. Dan zeggen we niks dat is eigenlijk een geheimpje dus ik onthoud het heel goed.”
Als gevraagd wordt alles te vertellen over het likken aan de piemel door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vertelt [slachtoffer 2] :
“als d'r een beetje wit spul uit de piemel komt, dan spuit [verdachte] dat op [slachtoffer 1] z’n kont en dan gaat hij het afpoetsen bij haar”.
Over het likken aan hun kont en pruim door [verdachte] zegt [slachtoffer 2] : “
Dan doen wij dat terug bij de piemel en kont. Ja maar [slachtoffer 1] die durft dat niet maar ik wel. En als [verdachte] dat dan nog een keer zegt dan doet ze het gewoon.”
Op de vraag hoe vaak het gebeurd is zegt [slachtoffer 2] dat het wel 1000x of 100x is gebeurd.
Op de vraag hoe ze wist dat ze dat ging doen zegt [slachtoffer 2] dat [verdachte] dan zegt dat ze naar boven gaan. De eerste keer snapte ze het niet maar daarna wel. [verdachte] zei de eerste keer
“Kom we gaan nog boven maar ik verklap nog niet wat we gaan doen.”Op de vraag hoe [slachtoffer 2] wist dat ze dan aan de piemel moest likken zegt ze dat [verdachte] dat zei. Hij zei dan: “
Kom jullie gaan aan de piemel likken en ik doe dan aan de kont en de pruim.”.
Op de vraag waarmee ze aan de piemel likken zegt [slachtoffer 2] :
“met onze tongen”.Als gevraagd wordt waar precies je dan likt verklaart ze
“in het midden, waar de plas uitkomt”.Ze wist waar ze moest likken omdat [verdachte] dat had gezegd.
Op de vraag hoe de piemel eruit ziet verklaart [slachtoffer 2] :
“net als een duim, maar dan nog groter.”Verder verklaart ze dat de piemel zacht voelt
“en een beetje plettig”.Ze geeft aan dat ze hiermee bedoelt dat de piemel plat voelt. Op de vraag wat ze dan proeft zegt [slachtoffer 2] :
“piemelsmaak”en ze vertelt dat dat vies is.
Op de vraag wat je moet doen met de tong als je likt, doet [slachtoffer 2] dit voor. Ze opent en sluit haar mond terwijl ze haar bovenlichaam naar voren beweegt. Ze beweegt haar hoofd naar boven toe zodat haar hoofd naar het plafond gericht is.
Ze vertelt dat [verdachte] zelf zijn spijkerbroek uit doet tot aan zijn voeten. Onder zijn broek heeft hij een onderbroek aan. Deze doet hij ook uit en ze zegt en wijst aan dat deze net onder de knie komt.
Het likken aan de piemel stopt als [verdachte] stop zegt.
Over het witte spul waar [slachtoffer 2] eerder over verklaarde en de vraag waar dat spul vandaan komt zegt [slachtoffer 2] : “
uit de piemel van [verdachte]”. [slachtoffer 2] verklaart dat hij dat op hun kont spoot.
Op de vraag wie eerst aan de piemel likt zegt [slachtoffer 2] dat zij eerst likt. Als [slachtoffer 1] niet wil dan zegt [verdachte] volgens [slachtoffer 2] : “kom op [slachtoffer 1] , je kunt het wel en dan gaat [slachtoffer 1] het echt doen”. Op de vraag hoe ze weet dat [slachtoffer 1] dat echt gaat doen, antwoordt [slachtoffer 2] dat ze dat ziet en hoort. [slachtoffer 2] doet dan ook voor wat ze ziet en maakt geluidjes met haar lippen.
[slachtoffer 2] verklaart ook dat het boven op het bed van [oom van slachtoffers] en [tante van slachtoffers] gebeurde. Op de vraag hoe zij dan op dat bed zijn, antwoordt [slachtoffer 2] :
“Eerst zat de onderbroek omhoog en dan gaat de onderbroek omlaag.”[slachtoffer 2] vertelt dat zij zelf hun onderbroek uitdoen omdat [verdachte] zegt dat zij dat moeten doen. [verdachte] zegt dan ook:
“ik ga aan jullie kont en pruim likken en jullie aan mijn piemel”.[slachtoffer 2] verklaart dat [verdachte] als eerst bij hun ging likken en zij daarna bij [verdachte] .
Op de vraag waarmee [verdachte] hun likt zegt [slachtoffer 2] :
“met z’n tong”.Als gevraagd wordt waar [verdachte] haar dan likt wijst ze de voorkant van haar rok aan en zegt daarbij
“pruim”.Ze licht toe dat ze met haar pruim kan plassen. Op de vraag hoe het dan met haar kleren zit zegt [slachtoffer 2] dat ze die uitdoen als [verdachte] van de wc komt.
Er wordt nogmaals gevraagd aan [slachtoffer 2] over welke [verdachte] ze het precies heeft en dan antwoordt ze: “
”.Ze vertelt dat ze dit met [verdachte] doen als [oma van slachtoffers] naar de winkel of naar de kapper is.
4.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 2]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer 2] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] van begin af aan consistent heeft verklaard over de wijze waarop het misbruik plaatsvond. Haar eerste spontane, kinderlijke uitlating op het schoolplein, haar (disclosure) verklaring aan Veilig Thuis en haar uitlatingen tijdens de voorbereiding van het studioverhoor komen in belangrijke mate overeen met de verklaring die [slachtoffer 2] heeft afgelegd tijdens het studioverhoor. Zo komen de aard van de handelingen ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] moesten aan de piemel van [verdachte] likken en [verdachte] likt aan hun kont en pruim), de locatie waar dit gebeurde (bij [verdachte] en oma thuis) en de omstandigheid dat [slachtoffer 1] er altijd bij was in alle verklaringen overeen. De rechtbank overweegt voorts dat [slachtoffer 2] spontaan reageert op de open vragen van de politie en authentieke uitlatingen heeft gedaan. [slachtoffer 2] heeft het misbruik feitelijk en daarmee duidelijk omschreven. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd voor een kind van vijf jaar oud. Ze weet specifieke details en handelingen te benoemen waar een kind van deze leeftijd doorgaans geen weet van heeft, zoals de beschrijving van de piemel van [verdachte] (‘zoals een duim, maar dan groter’), dat er wit spul uit de piemel van [verdachte] komt, dat je moet likken in het midden waar de plas uitkomt en de ‘piemelsmaak’ die ze vies vindt. Dit alles is naar het oordeel van de rechtbank authentiek en betrouwbaar te achten. [slachtoffer 2] heeft haar verklaringen over de gebeurtenissen na verloop van tijd ook niet groter of erger gemaakt, wat bijdraagt aan het waarheidsgetrouwe karakter daarvan. Bovendien wordt de betrouwbaarheid van de verklaringen versterkt door het gegeven dat niet is gebleken van concrete aanknopingspunten dat er voor [slachtoffer 2] aanleiding was om verdachte - haar eigen [verdachte] - te beschuldigen van het tenlastegelegde.
Gelet op dit alles acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] betrouwbaar en neemt zij deze als uitgangspunt voor het bewijs. Dat [slachtoffer 2] de gebeurtenissen niet exact in de tijd weet te plaatsen, niet precies kan aangeven wanneer het misbruik is begonnen en hoe vaak het precies heeft plaatsgevonden, doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen niet af, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op haar nog jonge leeftijd op het moment dat het misbruik plaatsvond. De rechtbank acht in dit verband van doorslaggevend belang dat [slachtoffer 2] consequent en gedetailleerd heeft verklaard en zeer specifieke zaken heeft benoemd, die voor een vijfjarig kind niet gebruikelijk zijn om te weten.
5.
Verklaringen [slachtoffer 1]
Disclosure verklaring aan moeder
Nadat [slachtoffer 1] op 9 februari 2024 in de verhoorstudio te Eindhoven is gehoord en verklaarde dat ze van niets wist en dat [slachtoffer 2] zat te jokken, heeft [slachtoffer 1] op 28 februari 2024 uit eigen beweging haar moeder benaderd en spontaan haar verhaal gedaan over het geheimpje dat zij had met [verdachte] . Moeder heeft het geluid van het gesprek opgenomen en de politie heeft daar een proces-verbaal van bevindingen over opgesteld. In dit proces-verbaal is het gesprek tussen moeder en [slachtoffer 1] letterlijk uitgewerkt. Nu [slachtoffer 1] hier voor het eerst haar eigen verhaal doet, wordt deze verklaring door de rechtbank aangemerkt als ‘disclosure’ verklaring.
[slachtoffer 1] verklaarde aan haar moeder dat ze een (helemaal) niet leuk geheimpje heeft met [verdachte] . Het geheimpje gaat over de piemel van [verdachte] en een pruimpje. Ze vertelt dat ze met haar handen iets moet doen bij [verdachte] en dat vindt ze vies, maar dat moet. Ze vindt dat niet leuk. Ze zegt tegen haar moeder:
“en dan zei [verdachte] je moet ook likken en een kusje geven. Ik wil dat niet en erop zuigen zo. Dan moet ik zo op die piemel zuigen en dat is allemaal zo vies. Net of [verdachte] net even heeft geplast. Dat is vies dan.”
Aangezien [slachtoffer 1] aan haar moeder had aangegeven dat ze wel hier nu wel met de politie over wilde praten, heeft er op donderdag 29 februari 2024 een tweede studioverhoor met [slachtoffer 1] plaatsgevonden. Op de vraag waarover [slachtoffer 1] komt praten antwoordt ze:
“over [verdachte] ”.Als gevraagd wordt daar alles over te vertellen verklaart [slachtoffer 1] :
“Als oma naar de kapper gaat bijvoorbeeld. Dan gaan wij wat doen. Dan zegt [verdachte] we gaan naar boven. En dan moet ik mijn broek en onderbroek uit en dan gaan we met de pruim en met [verdachte] ’s piemel spelen. Dat vind ik heel vies. Ik moet van [verdachte] aan [verdachte] 's piemel likken en een kusje erop geven. Dat vind ik allemaal vies. Als oma terugkomt dan gaan we snel onze kleren aandoen en dan gaan we wat anders doen. [verdachte] zegt dat ik er op moet zuigen, want dan gaat hij dat bij ons ook doen. Maar ik vind dat vies en niet lekker om te doen. Als [verdachte] net heeft geplast en niet afpoetst. Dat is heel vies.”
[slachtoffer 1] verklaart dat het niet bij één keer is gebleven, maar dat het al vaker gebeurd is. Het gebeurde bij [verdachte] en oma thuis, in het bed van [oom van slachtoffers] en [tante van slachtoffers] . Ze kan zich de keer dat oma naar de kapper ging nog goed herinneren. Ze verklaart hierover: “
Wij gingen oma naar de kapper brengen. Toen gingen we naar boven en mijn broek of rok ging uit. Dan gaan we met de piemel en pruim spelen.
[verdachte] zei dat dan.”Op de vraag wie er naar boven is gegaan, antwoordt [slachtoffer 1] :
“Mijn zusje, ik en [verdachte] . We gingen naar de kamer van [oom van slachtoffers] en [tante van slachtoffers] ”.Ze verklaart dat ze dat wist omdat [verdachte] dat vertelde. Op de vraag wat ze toen deden antwoordt [slachtoffer 1] :
“Toen deden we met het pruimpje en piemel spelen”.Het was [verdachte] ’s idee. Op de vraag wat ze dan op de kamer doen antwoordt [slachtoffer 1] : “
we doen met onze blote konten en pruimen op liggen”.Ze doen zelf de kleren uit en liggen en zitten op het bed. Als gevraagd wordt hoe het met [verdachte] ’s kleren zit antwoordt [slachtoffer 1] dat [verdachte] zijn broek naar beneden heeft tot zijn knieën. [verdachte] heeft dat zelf gedaan. Onder zijn broek heeft hij een onderbroek. Ze wijst aan dat de onderbroek tot net boven de enkel/onderbeen naar beneden was.
Op de vraag wat er eerst is, piemel of pruim spelen, antwoordt [slachtoffer 1] :
“Eerst de pruim en dan moeten wij aan [verdachte] ’s piemel beginnen.”Als toelichting op met de pruim spelen verklaart [slachtoffer 1]
: “Dan gaat [verdachte] likken en kusjes geven en likken. Hij gaat dan zuigen. En eerst bij [slachtoffer 2] en dan bij mij.”Bij [slachtoffer 2] gaat hij eerst met zijn hand en dan met zijn mond.
Op de vraag waarmee hij het likken bij [slachtoffer 1] doet, antwoordt [slachtoffer 1] : “
gewoon in mijn pruim”. Ze verklaart dat haar pruim onder haar buik zit en wijst daarbij naar haar vagina en vertelt dat je met je pruim kan plassen.
Op de vraag wat [verdachte] bij haar pruim doet antwoordt [slachtoffer 1] dat hij hetzelfde als bij [slachtoffer 2] doet,
“met zijn handen en met zijn mond”. Ze benoemt hierbij dat hij het met zijn linkerhand doet.
Op de vraag wat ze dan voelt verklaart [slachtoffer 1] dat het kietelt. Ze zegt:
“Eigenlijk met zijn mond doet hij kietelen”.Op de vraag met wat dan, antwoordt [slachtoffer 1] : “
met likken met zijn tong”.Gevraagd wordt waar [slachtoffer 1] dat dan voelt en ze verklaart: “
in mijn pruim”. Als gevraagd wordt waar hij dan met zijn mond zit wijst [slachtoffer 1] naar haar vagina.
Wanneer gevraagd wordt wat [verdachte] met zijn hand deed, doet ze dat voor en beweegt haar vinger op en neer. Ze vertelt dat hij dit op dezelfde plek doet als waar hij met zijn tong gaat.
Als gevraagd wordt hoe dat gaat als ze met [verdachte] ’s piemel moeten spelen antwoordt [slachtoffer 1]
“dan moeten wij met twee handen zo doen”.Hierbij doet ze een aftrekkende beweging voor. [slachtoffer 1] verklaart dat zowel zij als [slachtoffer 2] dat doen. Eerst [slachtoffer 2] en dan [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] vindt [verdachte] ’s piemel vies. Ze verklaart dat de piemel van [verdachte] ook in de mond ging en ze doet voor hoe dat ging. Op de vraag hoe [slachtoffer 1] weet dat je dat moet doen, antwoordt ze dat [verdachte] dat gezegd heeft. Hij zei dat je moet gaan likken, een kusje geven en zuigen. Het likken doet ze met haar tong. Op de vraag waar je dat dan doet, antwoordt [slachtoffer 1] :
“bij dat bolletje”.De rechtbank begrijpt dat [slachtoffer 1] hiermee de eikel van de penis bedoelt.
[slachtoffer 1] verklaarde dat het vaker is gebeurd en noemt hierbij als voorbeeld de keer dat oma op de bank zat en een spelletje speelde en [slachtoffer 1] samen met [verdachte] naar de keuken ging om te likken en met zijn piemel te spelen. Het was het idee van [verdachte] . [verdachte]
“zegt dan in mijn oor, kom we gaan naar de keuken en dan kunnen we met de pruim en piemel spelen”.Ze verklaart dat [verdachte] haar deed likken. [verdachte] doet als eerste de pruim van [slachtoffer 1] likken met zijn tong. Hij heeft haar broek of onderbroek naar beneden gedaan. Op de vraag wat [slachtoffer 1] dan voelt antwoordt ze:
“dat waren geen kietels, maar dat de tong op en neer gaat”.Ze doet dit dan voor door met haar vinger omhoog en omlaag te bewegen. Op de vraag waar voel je dat, antwoordt [slachtoffer 1]
“in mijn pruim”.
Bij [verdachte] moest ze likken op zijn piemel.
“ [verdachte] zei ga maar likken en toen deed ik het”.Op de vraag waar ze likt antwoordt [slachtoffer 1] :
“op [verdachte] ’s piemel, bij dat bolletje”. Hij had zijn kleren naar beneden en [slachtoffer 1] wijst hierbij tot net boven de enkel/onderbeen. [slachtoffer 2] was hier niet bij.
Verder verklaart [slachtoffer 1] dat het ook een keer op de zolder is gebeurd. Ze was toen een spelletje op de computer aan het doen toen [verdachte] zei:
“we gaan met de piemel en de pruim spelen”.Toen gingen ze dat ook doen. [verdachte] ging op de mat liggen en had zijn kleren naar beneden gedaan. [slachtoffer 1] had haar kleren ook naar beneden gedaan. [slachtoffer 1] verklaart hierover:
“dan gaat [verdachte] op de rug liggen en ik met mijn voeten bij zijn hoofd en met mijn hoofd bij [verdachte] ’s piemel”.Het likken aan de pruim en aan de piemel ging tegelijk. Dat was op de mat op zolder.
[slachtoffer 1] verklaart verder:
“Als [verdachte] aan mijn pruim begint te likken dan ga ik met [verdachte] ’s piemel spelen”.Met haar handen speelde ze met [verdachte] ’s piemel. Zodat hij “
weer langer wordt”. Dan gaat hij haar likken, kusjes geven en zuigen. Dat zuigen doet hij bij haar pruim. Op de vraag wat ze dan voelt antwoordt [slachtoffer 1] :
“ [verdachte] ’s tong en zijn lippen. Eigenlijk als [verdachte] begint met mijn pruim te likken dan begin ik met [verdachte] ’s piemel. Ik voel de tong bewegen. Ik voel dit op mijn pruim.”[slachtoffer 2] was hier niet bij.
Over de piemel van [verdachte] verklaart [slachtoffer 1]
“dan wordt hij steeds langer”.Ook verklaart ze over de piemel van [verdachte] :
“hij is te sterk om op te tillen”.Ter toelichting verklaart ze:
“Ja hij wordt soms heel zwaar, dan zit er teveel plas in”en
”dan is hij heel zwaar”.Hij ziet er dan heel dik uit. Op de piemel zitten geen haartjes, maar eromheen wel.
Als doorgevraagd wordt op het ‘spuiten’ waar [slachtoffer 1] eerder over verklaarde, antwoordt [slachtoffer 1] :
“Dan zit er een soort van wit spul in en dan spuit hij dat over onze rug of billen. Dan doet hij dat met zijn zakdoek of niesdoek afvegen.”Met ‘onze rug of billen’ zegt ze die van [slachtoffer 2] of haarzelf te bedoelen. [slachtoffer 1] verklaart:
“dat voelt nat” en
“het komt uit [verdachte] ’s piemel als we er genoeg mee gespeeld hebben”.
Op de vraag hoe de piemel weer lichter wordt antwoordt [slachtoffer 1] :
“als al dat plas eruit is”.Ter toelichting zegt ze:
“dat plas dat uit je piemel komt”.Op de vraag of ze weet dat de piemel weer lichter wordt zegt ze dat er dan niks meer in zit. Als gevraagd wordt hoe je dat ziet, antwoordt ze:
“dat zie je niet, dat voel je”.
[slachtoffer 1] verklaart dat dit alles is gebeurd toen ze zes en zeven jaar oud was. Op 20 september 2023 is ze zeven jaar oud geworden. Oma weet er niks van en omdat niemand het mocht zien, deed [verdachte] op de kamer van [oom van slachtoffers] het gordijn dicht.
[slachtoffer 1] benadrukt nogmaals dat het om [verdachte] gaat. Ze verklaart dat ze tijdens het vorige verhoor niets verteld had omdat ze nog heel verlegen was, maar nu vertelt ze het wel omdat ze het wil laten stoppen. Ze vindt het heel vies en wil het niet meer doen.
Wat ze allemaal over [verdachte] heeft verteld, mocht ze eigenlijk niet vertellen. Het was [verdachte] ’s geheimpje. Dat had [verdachte] gezegd.
6.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
Ook ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 1] dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of haar verklaringen als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en tot het bewijs gebezigd kunnen worden.
De rechtbank acht het van belang dat, hoewel [slachtoffer 1] aanvankelijk gesloten was en niets wilde verklaren, zij op enig moment op eigen initiatief toch naar haar moeder toe is gekomen om over het misbruik te praten. Moeder heeft [slachtoffer 1] haar spontane verhaal aangehoord en, op advies van de politie, niet doorgevraagd om beïnvloeding te voorkomen.
Na het gesprek met haar moeder wordt [slachtoffer 1] gehoord in de kindvriendelijke verhoorstudio. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] daar een puntgave verklaring heeft afgelegd voor een kind van zeven jaar oud. De rechtbank overweegt dat ook [slachtoffer 1] consistent heeft verklaard over de wijze waarop het misbruik plaatsvond. Haar (disclosure) verklaring aan haar moeder komt in belangrijke mate overeen met de verklaring zoals afgelegd tijdens het tweede studioverhoor. Zij verklaart heel feitelijk en authentiek over het misbruik. [slachtoffer 1] geeft duidelijke en concrete beschrijvingen van de keren dat het misbruik heeft plaatsgevonden inclusief de precieze locaties waar dit plaatsvond (in de slaapkamer van [oom van slachtoffers] , op de zolder op de mat en in de keuken), de onderdelen waaruit het misbruik bestond, wat zij concreet bij [verdachte] moest doen en wat er bij haar werd gedaan. Zo doet ze met twee handen voor hoe ze de piemel van [verdachte] moesten aftrekken en ze doet voor hoe [verdachte] haar en [slachtoffer 2] vingerde. Verder beschrijft zij heel duidelijk de piemel van [verdachte] en meer specifiek de eikel (‘dat bolletje’), het stijf worden ervan (‘dan wordt hij steeds langer’, ‘hij is te sterk om op te tillen’ en ‘hij is dan heel dik’), de specifieke seksuele positie op zolder op de mat ) en de zaadlozing die tenslotte plaatsvindt (‘er komt dan een soort wit spul uit de piemel van [verdachte] , dat komt er uit als ze er genoeg mee gespeeld hebben’, [verdachte] spuit dit op de rug of billen van [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] ). Verder beschrijft ze de smaak van de piemel die ze heeft geproefd. Dat vond ze vies. Dit alles is naar het oordeel van de rechtbank authentiek en betrouwbaar te achten.
Ook [slachtoffer 1] heeft haar verklaringen over de gebeurtenissen na verloop van tijd niet groter of erger gemaakt, wat bijdraagt aan het waarheidsgetrouwe karakter daarvan. En ook bij [slachtoffer 1] wordt de betrouwbaarheid van de verklaringen versterkt door het gegeven dat niet is gebleken van concrete aanknopingspunten dat er voor haar aanleiding was om verdachte
- haar eigen [verdachte] - te beschuldigen van het tenlastegelegde. [slachtoffer 1] heeft duidelijk verklaard waarom ze de tweede keer bij de politie wel verklaard heeft over het misbruik: ze wil het laten stoppen, ze vindt het heel vies en ze wil het eigenlijk niet meer doen
.
Gelet op dit alles acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar en neemt zij deze als uitgangspunt voor het bewijs. Dat [slachtoffer 1] , net als [slachtoffer 2] , de gebeurtenissen niet exact in de tijd weet te plaatsen, niet precies kan aangeven wanneer het misbruik is begonnen en hoe vaak het precies heeft plaatsgevonden en daarnaast (een enkele keer) wisselend heeft verklaard over de volgorde die [verdachte] hanteerde bij de te verrichten handelingen en de keren waar [slachtoffer 2] al dan niet bij is geweest, doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen niet af gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en op haar nog jonge leeftijd op het moment dat het misbruik plaatsvond. De rechtbank acht in dit verband van doorslaggevend belang dat [slachtoffer 1] consequent en zeer gedetailleerd heeft verklaard, zeer specifieke zaken heeft benoemd die niet gebruikelijk zijn voor een zevenjarig kind om te weten en heeft zij ook zeer expliciete gebeurtenissen omschreven.
7.
Beïnvloeding
Uit de aangifte van moeder volgt dat de ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , op advies van Veilig Thuis, voor het doen van de aangifte niet met de meisjes hebben gesproken.In haar tweede verklaring geeft moeder aan dat zij denkt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] er, in ieder geval sinds de zaak aan het rollen is gekomen, niet met elkaar over hebben gesproken. De laatste tijd hebben ze ook niet meer samen alleen op zolder gespeeld, er was altijd een ouder bij. Na het studioverhoor van [slachtoffer 2] op 9 februari 2024 heeft moeder tegen [slachtoffer 1] gezegd dat [slachtoffer 1] altijd met haar ouders mag praten, maar dan zonder haar zusje [slachtoffer 2] erbij. De ouders hebben zich ook gehouden aan het advies van de politie om niet door te vragen als een van de kinderen erover zou beginnen.
De raadsman heeft gesteld dat door de verhoorders op bepaalde punten sturende vragen zijn gesteld aan de meisjes. De rechtbank overweegt allereerst niet gebleken is dat er naar aanleiding van die door de raadsman benoemde (min of meer sturende) vragen van de verhoorders, voor de verdachte belastende antwoorden zijn gegeven door de meisjes. Bovendien volgt uit de inhoud van de studioverhoren van de meisjes juist dat beide meisjes niet altijd de antwoorden gaven waarnaar gevraagd werd. Als de meisjes het antwoord op een vraag niet wisten, gaven zij dat aan en bovendien werden de verhoorders juist door de meisjes gecorrigeerd als iets niet klopte.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat niet is gebleken van beïnvloeding of sturing door de ouders of verhoorders in de richting van de meisjes of tussen de meisjes onderling.
8.
Steunbewijs
Nu de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn bevonden, dient de rechtbank te beoordelen of deze voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zij overweegt daarover het volgende.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn naast slachtoffer ook getuige van misbruik geweest. Ze hebben immers beiden verklaard over het eigen seksuele misbruik door [verdachte] , maar ook over het seksuele misbruik van [verdachte] bij de ander. Deze verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ondersteunen elkaar op cruciale punten. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verklaren allebei over het likken aan de piemel van [verdachte] en het likken door [verdachte] aan hun ‘pruim’ en kont. Ze verklaren beiden dat het bij [verdachte] en oma thuis gebeurde (onder meer) als oma even niet thuis was en noemen hierbij allebei als voorbeeld het moment dat oma naar de kapper was. Ze beschrijven allebei dat het (onder meer) boven plaatsvond op de slaapkamer van [oom van slachtoffers] . Ook verklaren zij beiden dat het een geheimpje was van [verdachte] , dat ze tegen niemand mochten vertellen. Beide meisjes beschrijven bovendien zaken die niet gebruikelijk zijn om als vijf- en zevenjarige te weten, zoals de beschrijving van de piemel van [verdachte] (meer specifiek de eikel), het witte spul dat uit de piemel van [verdachte] kwam (de zaadlozing) en de vieze ‘piemelsmaak’. Uit beide verklaringen volgt dat er wit spul uit de piemel van [verdachte] kwam en dat hij dit bij [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] op hun billen spoot en dat hij dit naderhand schoonmaakte bij de meisjes. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij, ondanks zijn erectieprobleem, nog wel tot een zaadlozing in staat is. De meisjes verklaren allebei dat zij zelf hun kleding uit deden en/of hun broek en onderbroek naar beneden deden. [verdachte] deed zijn broek en onderbroek ook zelf naar beneden. Ook volgt uit beide verklaringen dat [slachtoffer 2] moest beginnen met het likken aan de piemel van [verdachte] en dat daarna [slachtoffer 1] ‘aan de beurt was’. Dat hun verklaringen zoveel overeenkomsten vertonen, draagt voor de rechtbank bovendien in grote mate bij aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
Voorts overweegt de rechtbank nog als volgt. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vinden voldoende steun in de verklaringen van hun moeder, [moeder van slachtoffers] (hierna te noemen: ‘moeder’) van 7 februari 2024 en 29 februari 2024. [moeder van slachtoffers] heeft op 7 februari 2024 namens [slachtoffer 2] aangifte gedaan tegen verdachte. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] spreken in hun verklaringen over hun ‘pruim’. Moeder verklaart dat bij hen thuis met ‘pruim’ wordt bedoeld: de vagina. Verder verklaarde zij dat ze het opvallend vond dat [slachtoffer 1] een paar weken eerder een tekening had gemaakt van een man met een hele grote piemel met druppels erbij. Voorts heeft moeder verklaard dat ze een gedragsverandering bij [slachtoffer 1] heeft waargenomen in de maanden voorafgaand aan de aangifte. Hoewel [slachtoffer 1] eerder een lief en zachtaardig kind was, een kind zoals het boekje zoals moeder omschrijft, had ze sinds een paar maanden plotseling last van woede-uitbarstingen, niet willen slapen, huilen en nachtmerries, waarbij zij droomde dat haar moeder in de gevangenis zou komen. Ook gebruikte ze ineens vaker woorden als piemel en pruim, stelde veel vragen over naakt zijn en hoe kinderen op de wereld komen. Tegen haar [verdachte] , verdachte, en oma was ze ook erg brutaal. Ze wilde haar [verdachte] ook geen knuffel en kus meer geven. De laatste keer had moeder [slachtoffer 1] huilend achtergelaten bij verdachte en oma. [slachtoffer 1] wilde daar ook niet meer op visite gaan, alleen als moeder zei dat ze niet weg zou gaan. De rechtbank overweegt dat de door moeder waargenomen gedragsverandering ondersteuning biedt voor de verklaringen van [slachtoffer 1] dat het misbruik heeft plaatsgevonden.
Wat de rechtbank voorts opmerkt, is de beschrijving die moeder – nog voordat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gehoord zijn door de politie - geeft van de karakters van beide meisjes. Ze geeft aan dat het een uitdaging zal worden om iets los te krijgen uit [slachtoffer 1] omdat [slachtoffer 1] niets vertelt. Ze verklaart dat je het er echt uit zal moeten trekken als er iets gebeurt. [slachtoffer 2] zal het wel voor [slachtoffer 1] vertellen, zij vertelt vaak heel makkelijk.De inschatting van moeder ten aanzien van beide meisjes blijkt ook te kloppen. [slachtoffer 2] verklaarde tijdens het studioverhoor heel makkelijk en feitelijk over wat er gebeurd is, terwijl het bij [slachtoffer 1] inderdaad langer duurde voordat ze een verklaring durfde af te leggen over wat er gebeurd is. Dat [slachtoffer 1] tijdens het eerste studioverhoor verklaarde dat ze van niets wist en dat [slachtoffer 2] zat te jokken, kan - achteraf gezien - goed geplaatst worden in de beschrijving van het karakter van [slachtoffer 1] zoals omschreven door moeder, maar ook door het aandringen op geheimhouding door [verdachte] . Het was immers een geheimpje van [verdachte] wat de meisjes aan niemand mochten vertellen. Daarmee werd door [verdachte] een dwingend beroep gedaan op de kinderen.
[slachtoffer 1] raakte er echter niet van los en dat heeft ertoe geleid dat zij een paar weken later zelf naar haar moeder is gegaan om het geheimpje op te biechten. Op 29 februari 2024 heeft moeder hierover een verklaring afgelegd bij de politie. Moeder verklaart dat ze zag dat [slachtoffer 1] tranen in haar ogen kreeg toen ze tegen haar moeder vertelde dat ze een stom, vervelend, geheimpje had met [verdachte] . De rechtbank overweegt dat ook deze eigen waarneming van moeder, ten aanzien van de emotionele toestand van [slachtoffer 1] tijdens het opbiechten van [verdachte] ’s geheimpje, steun biedt aan de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van moeder blijkt dat hetgeen [slachtoffer 1] over het misbruik heeft verteld tegen haar moeder, overeen komt met hetgeen [slachtoffer 1] tijdens het tweede studioverhoor heeft verklaard bij de politie. Moeder hoorde dat [slachtoffer 1] tegen haar vertelde dat als oma weg is, ze met [verdachte] het pruimenspel doen. [verdachte] zit dan met zijn vingers aan haar pruim. Moeder zag dat [slachtoffer 1] voordeed hoe dat gaat en moeder zag dat [slachtoffer 1] haar eigen vingers voor haar eigen vagina hield. Moeder zag dat [slachtoffer 1] hierbij haar vingers bij haar lipjes (de rechtbank begrijpt: schaamlippen) hield, maar dan op haar kleren. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 1] aan haar moeder voordeed hoe [verdachte] haar vingerde. Moeder hoorde vervolgens van [slachtoffer 1] dat ze de onderbroek uit deden en dat het dan gebeurde. Moeder verklaart dat ze zag dat [slachtoffer 1] een aftrekbeweging maakte en dat [slachtoffer 1] hierbij vertelde dat ze dat moest doen bij de piemel van [verdachte] . [slachtoffer 1] vertelde haar moeder dat ze er ook aan moest likken en er een kus op moest geven. Moeder hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat zij het vies vond omdat het stonk. Moeder zag dat [slachtoffer 1] haar duim ín haar mond deed en hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat ze dat ook moest doen. Toen moeder aan [slachtoffer 1] vroeg of ze moest duimen, hoorde ze dat [slachtoffer 1] tegen haar zei dat ze zo aan [verdachte] ’s piemel moest zuigen. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] aan haar moeder voordeed hoe [verdachte] zijn piemel in haar mond bracht en hield en hoe ze hem oraal moest bevredigen. Ook heeft [slachtoffer 1] aan haar moeder verteld dat [slachtoffer 2] er altijd bij was en heeft ze iets gezegd over ‘wit spul’.Gelet op het voorgaande biedt de verklaring van moeder ten aanzien van het misbruik steun aan de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat de verklaringen van moeder van 7 februari 2024 en 29 februari 2024 steunbewijs opleveren voor het ten laste gelegde.
Dat geldt ook voor de verklaring van [oma van slachtoffers] , de oma van de meisjes en tevens de vrouw van verdachte (hierna te noemen: oma). Hoewel zij verklaart dat ze eigenlijk altijd thuis is als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij hen zijn, verklaart ze ook dat dit een paar keer niet zo is geweest, zoals die keer dat ze naar de kapper was. Nu uit de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] volgt dat misbruik heeft plaatsgevonden toen oma naar de kapper was, overweegt de rechtbank dat de verklaring van oma op dit punt steun biedt aan de verklaringen van beide meisjes. Ook verklaart oma dat er nog andere momenten zijn geweest waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alleen kunnen zijn geweest met [verdachte] . Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat de verklaringen van oma van 13 februari 2024en 13 maart 2024steunbewijs opleveren voor het ten laste gelegde.
9.
Verklaringen verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op voornoemd adres in Eindhoven woont. Hij heeft bevestigd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wel eens bij hem en zijn vrouw thuis kwamen, dat zij oppasten op hun kleindochters en dat zij ook wel eens bleven logeren. Voorts heeft hij bevestigd dat beide meisjes hem bedoelen wanneer zij over ‘ [verdachte] ’ spreken.Waar hierna over ‘ [verdachte] ’ wordt gesproken, wordt dan ook verdachte bedoeld.
Verdachte is een aantal keer gehoord door de politie. Vanaf het eerste moment ontkent verdachte de ten laste gelegde gedragingen te hebben gepleegd. De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaringen, nu verdachte bij de politie op onderdelen wisselend heeft verklaard. De rechtbank wijst in dit verband onder meer op de verklaring van verdachte ten aanzien van zijn computer en over het samen met de meisjes op zolder zijn. Bovendien acht de rechtbank de stelling van verdachte, dat hij niet in de gelegenheid is geweest de handelingen te verrichten omdat hij nooit, althans slechts een enkele keer een hele korte periode alleen was met de meisjes, niet geloofwaardig nu deze stelling wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
10.
Tussenconclusie
Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de (tussen)conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn. Van beïnvloeding of sturing door de verhoorders of ouders in de richting van de kinderen of tussen de kinderen onderling, is op geen enkele wijze gebleken. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden ook in voldoende mate ondersteund door hun verklaringen over en weer en door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan het wettelijk bewijsminimum zoals bepaald in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en heeft zij de overtuiging gekregen dat verdachte degene is geweest die de gedragingen gepleegd heeft.
11.
De aard van de handelingen en kwalificatie daarvan
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe de gedragingen van verdachte te kwalificeren zijn. De vraag die beantwoord dient te worden is of de gedragingen van verdachte te kwalificeren zijn als seksueel binnendringen zoals bedoeld in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht en/of het plegen van ontuchtige handelingen zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
In de tenlastelegging is het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verfeitelijkt met de volgende gedragingen:
- het brengen en/of bewegen van zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in en/of tegen de vagina van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
- het brengen en/of bewegen van zijn mond en/of tong tussen de schaamlippen en/of in en/of tegen de vagina van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
- het brengen en/of houden van zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
- het laten betasten en/of aftrekken en/of likken van zijn penis door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat verdachte de hiervoor genoemde ten laste gelegde handelingen ten aanzien van beiden heeft verricht. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[slachtoffer 1] heeft specifiek verklaard over de verschillende manieren waarop het lichaam - van beide meisjes - werd binnengedrongen. Zij verklaart dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan [verdachte] ’s piemel moesten “zuigen”.Over het met de pruim spelen verklaart [slachtoffer 1] dat het dan gaat om “likken en kusje en zuigen”.Dat geldt voor haar én [slachtoffer 2] . [verdachte] deed het met zijn handen en zijn mond.Likken gaat “gewoon
inmijn pruim”, volgens [slachtoffer 1] .Ze doet hierbij voor wat verdachte deed met zijn hand: ze houdt haar rechterwijsvinger omhoog en gaat op en neer met het topje van haar vinger.Hij doet dat op de plek “waar die met zijn tong gaat” (en dat was in de pruim volgens de verklaring van [slachtoffer 1] ). Ze verklaart ook dat ze de piemel heel vies vindt “als je dat zo
inje mond doet.”Zij (de rechtbank begrijpt: beide meisjes) deden “gewoon zo en dan zit die piemel van [verdachte] zo in je mond”. Ze doet daarbij haar mond open en buigt naar voren.Vervolgens heeft ze het nogmaals over de tong “precies
inmijn pruim.”
Hoewel [slachtoffer 1] feitelijker heeft verklaard over het binnendringen van het lichaam, overweegt de rechtbank dat dit ook uit de verklaring van [slachtoffer 2] is af te leiden. [slachtoffer 2] verklaart over het likken van de piemel met de tong.Zij doet deze beweging ook voor: ze opent en sluit haar mond terwijl ze haar bovenlichaam naar voren beweegt. Ze beweegt haar hoofd naar boven toe zodat haar hoofd naar het plafond gericht is. Naar het oordeel van de rechtbank duidt het openen van de mond en het naar voren bewegen op binnendringen van de mond met de penis in plaats van enkel het likken van de penis. In haar (disclosure) verklaring aan Veilig Thuis spreekt ze bovendien over “sabbelen”.En ook bij de politie spreekt ze over “likken, kusje geven en sabbelen.”De rechtbank overweegt dat hieruit afgeleid kan worden dat “sabbelen” voor [slachtoffer 2] iets anders is dan bijvoorbeeld “likken”.
Gelet op de heersende jurisprudentie omtrent het seksueel binnendringen van het lichaam, is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van verdachte gekwalificeerd kunnen worden als het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zoals bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Naast het seksueel binnendringen van het lichaam is aan verdachte het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige kleindochters ten laste gelegd. In de tenlastelegging is het plegen van ontuchtige handelingen verfeitelijkt met de volgende gedragingen:
- het betasten en/of likken van de schaamlippen en/of de vagina;
- het laten betasten en/of aftrekken en/of likken van zijn penis.
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat verdachte ook deze handelingen bij beide meisjes heeft verricht. De rechtbank is van oordeel dat de genoemde seksuele gedragingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, nu deze hebben plaatsgevonden tussen een grootvader en zijn minderjarige kleindochters. Deze handelingen kunnen daarom zonder meer worden aangemerkt als ontuchtig, zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
12.
Meerdere malen en pleegperiode
Hoewel [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de gebeurtenissen niet exact in de tijd hebben kunnen plaatsen, volgt uit de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] dat het misbruik meer dan eens heeft plaatsgevonden. Zo verklaart [slachtoffer 2] dat ze nog jong was toen het voor het eerst gebeurde. De eerste keer snapte ze het niet, maar daarna wel. Ook verklaart ze dat het wel 1000x of 100x gebeurd is.Hoewel ze de juiste aantallen niet kan benoemen, overweegt de rechtbank dat uit haar verklaring wel volgt dat het misbruik in ieder geval meer dan één keer heeft plaatsgevonden. De verklaring van [slachtoffer 2] dat het meerdere keren gebeurd is, vindt steun in de verklaring van haar moeder van 29 februari 2024.Na het studioverhoor van [slachtoffer 2] heeft [slachtoffer 2] alles aan haar moeder verteld. [slachtoffer 2] heeft ook tegen haar moeder verteld dat het meerdere keren gebeurd is en ze heeft het daarbij over verschillende kleuren onderbroeken (boxers) van [verdachte] gehad: blauw, groen en zwart. [slachtoffer 1] verklaart ook dat het meerdere keren is gebeurd. Zij benoemt hierbij ook een aantal concrete voorbeelden: op de zolder, in de keuken en in de kamer van [oom van slachtoffers] .
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de pleegperiode op 1 augustus 2023 aanving. Op 1 augustus 2023 ging verdachte met pensioen. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat het misbruik voor het eerst plaatsvond toen ze 6 jaar oud was.[slachtoffer 1] is op 20 september 2023, 7 jaar oud geworden. Gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] dat het misbruik begon toen ze zes jaar oud was en de omstandigheid dat het volgens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere keren is gebeurd, overweegt de rechtbank dat het misbruik reeds voor de datum van 20 september 2023 moet hebben plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat het misbruik in ieder geval begin augustus al aanving, het moment dat verdachte feitelijk thuis kwam te zitten en daardoor meer in de gelegenheid was de feiten te plegen.
Verder volgt uit de verklaring van de oma van de meisjes dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het weekend van 27 januari 2024 voor de laatste keer bij hun [verdachte] en oma hebben gelogeerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het misbruik van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de periode van 1 augustus 2023 tot en met 1 februari 2024 meermalen heeft plaatsgevonden.
13.
Toevertrouwd aan zijn zorg en waakzaamheid
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat ook de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid ex artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, te weten het aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwd zijn van zijn minderjarige kleindochters, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Immers waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de momenten dat het misbruik plaatsvond bij verdachte thuis, terwijl verdachte (samen met zijn vrouw) op hen moest passen.
14.
Meerdaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het seksueel binnendringen enerzijds en het plegen van ontucht anderzijds, sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar kan worden gesteld dat deze feiten op dezelfde tijd en plaats hebben plaatsgevonden, maar naar het oordeel van de rechtbank hangen de bewezenverklaarde feiten niet zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt. Ook van een voortgezette handeling is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
15.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten, te weten het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn minderjarige kleindochters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het plegen van ontucht met hen, terwijl zij aan zijn zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd, wettig en overtuigend bewezen.
16.
Overige verweren
De overige door de verdediging gevoerde verweren merkt de rechtbank aan als bewijsverweren. Deze verweren worden weerlegd door de inhoud van de - in de bijlage opgenomen - bewijsmiddelen.
17.
Beoordeling van het (voorwaardelijke) verzoek
De verdediging heeft subsidiair (de rechtbank begrijpt: voorwaardelijk) verzocht tot het benoemen van een deskundige teneinde de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen te doen toetsen. De verdediging heeft dit verzoek niet, althans zeer summier en onvoldoende concreet, onderbouwd.
De rechtbank stelt voorop dat deze onderzoekswens voor het eerst naar voren is gebracht ter terechtzitting van 25 juni 2024. Om die reden dient het verzoek beoordeeld te worden aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. De rechtbank acht zich op grond van het verhandelde op de terechtzitting echter voldoende voorgelicht. Zij acht het voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, niet noodzakelijk om een deskundige te benoemen en wijst het voorwaardelijk verzoek dan ook af.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de (in de bewijsmiddelenbijlage opgenomen) bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 01 augustus 2023 tot en met 1 februari 2024, te Eindhoven
met [slachtoffer 1] , geboren [2016] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, enmet [slachtoffer 2] , geboren [2018] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
- het brengen en/of bewegen van zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en- het brengen en/of bewegen van zijn mond en/of tong tussen de schaamlippen en/of in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en-het brengen en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn penis laten betasten en/of aftrekken en/of likken,
zulks terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd;enhij op tijdstippen in de periode van 01 augustus 2023 tot en met 01 februari 2024 te Eindhoven,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2016] ,
en met [slachtoffer 2] , geboren op [2018] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
het betasten en/of likken van de schaamlippen en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
het laten betasten en/of aftrekken en/of likken van zijn penis door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
zulks terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van de tijd die hij reeds heeft doorgebracht in voorarrest. Daarnaast dient aan verdachte opgelegd te worden een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod voor de duur van vijf jaren met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alsmede een locatieverbod voor de duur van vijf jaren voor het gehele [dorp] . De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de te bepalen vervangende hechtenis voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen. Gelet op die omstandigheid is verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte bij einduitspraak op te heffen. Door de verdediging is verder geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank onder meer het navolgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van zes maanden meerdere malen schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige kleinkinderen, bestaande uit het seksueel binnendringen en het plegen van ontuchtige handelingen.
De rechtbank houdt rekening met de zeer jonge leeftijd - en daarmee de bijzondere kwetsbaarheid - van de slachtoffers. Zij waren pas vier en zes jaar oud toen verdachte begon met het plegen van de delicten. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat zij de kleindochters zijn van verdachte die gedurende de bewezenverklaarde periode op verschillende momenten mede aan de zorg en waakzaamheid van verdachte waren toevertrouwd. Hierdoor is sprake van een strafverzwarende omstandigheid zoals omschreven in artikel 248, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij ernstig misbruik heeft gemaakt van zijn positie als grootvader en het vertrouwen dat zowel zijn kleindochters als hun ouders in hem stelden. De zoon en schoondochter van verdachte, zijnde de ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waren in de veronderstelling dat hun kinderen veilig waren bij hun [verdachte] en dat hij hun bescherming en geborgenheid zou bieden. Het tegendeel bleek echter waar te zijn. De handelingen hebben bovendien plaatsgevonden in de woning van verdachte en zijn vrouw, waar de kinderen verbleven en logeerden als [verdachte] (en oma) op hen paste, een omgeving waar de kinderen zich bij uitstek veilig behoorden te voelen. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Ter terechtzitting heeft de moeder van de meisjes op treffende wijze verwoord welke impact het misbruik op hun levens en binnen hun familie heeft gehad en nog steeds heeft. Uit deze verklaring blijkt dat zij zich gebroken voelen, hun levens op de kop zijn gezet en hun vertrouwen is beschaamd. Voorts is gebleken dat zowel [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als hun ouders onder behandeling staan van een psycholoog. De gevolgen van de handelingen van verdachte zijn nu al zichtbaar voor de meisjes en het is maar zeer de vraag hoe deze gevolgen hun levens de komende jaren en ook daarna nog zullen gaan beïnvloeden. Dergelijke handelingen kunnen namelijk langdurige nadelige gevolgen hebben voor de slachtoffers, omdat er sprake is van een ernstige inbreuk op de integriteit van het lichaam en geest van de slachtoffers. Hierdoor is er kans op scheefgroei in de psycho-seksuele ontwikkeling van de slachtoffers. De slachtoffers zijn door de gepleegde feiten in hun ontwikkeling gestoord, nu zij door het handelen van verdachte niet meer kunnen bouwen op één van hun grootouders, hun [verdachte] , tot voor kort een zeer belangrijk persoon in hun leven. Door het handelen van verdachte kan het vertrouwen in de medemens bij de slachtoffers erg verstoord raken en de ervaring leert dat dit vaak het gevolg is van feiten als door verdachte begaan. Daarbij komt dat verdachte er bij de meisjes op gehamerd heeft dat het seksueel misbruik een geheimpje was dat niemand mocht weten. Beide meisjes zijn hierdoor voor een zeer lastig en verscheurend loyaliteitsprobleem gesteld, waar met name [slachtoffer 1] het zichtbaar moeilijk mee heeft gehad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk heeft laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en in het geheel geen rekening heeft gehouden met de gevoelens en belangen van zijn kleindochters. Daar komt nog bij dat verdachte het misbruik volledig heeft ontkend. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen en daardoor geen empathie of probleembesef getoond. Dit moet voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en voor hun ouders enorm pijnlijk zijn.
Persoonlijke omstandigheden
Bij de strafbepaling heeft de rechtbank acht geslagen op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is een 67-jarige man die niet eerder is veroordeeld voor het plegen strafbare feiten. De rechtbank heeft gezien en gelezen dat de gebeurtenissen grote gevolgen hebben gehad voor de familie in haar geheel. Sinds het misbruik aan het licht is gekomen, is het contact tussen verdachte en het gezin van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , maar ook met de rest van zijn familie, verbroken. De verdeeldheid in de familie en het feit dat verdachte zijn zoon, schoondochter en kleindochters alsmede zijn overige familieleden niet meer ziet en spreekt, zal op verdachte ongetwijfeld een zware wissel trekken. De rechtbank weegt de leeftijd van verdachte en de impact die dit alles op hem en zijn toekomst heeft, mee bij het bepalen van de straf. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er echter geen persoonlijke omstandigheden die strafverzwarend of strafmatigend meewegen bij het bepalen van de straf.
De strafeis
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten en acht geslagen op de straffen die blijkens de jurisprudentie voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten. In het bijzonder is hierbij gelet op de aard van de handelingen, het aantal slachtoffers, de (zeer jonge) leeftijden van de slachtoffers, de familierechtelijke relatie tussen verdachte en de slachtoffers, het aantal keer dat de gedragingen hebben plaatsgevonden alsmede de periode waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie gevorderde straf sterk afwijkt van de straffen die doorgaans voor soortgelijke strafbare feiten onder gelijksoortige omstandigheden worden opgelegd, waarbij de rechtbank in het bijzonder acht heeft geslagen op de duur van het misbruik (zes maanden) en daarbinnen de frequentie van het bewezen verklaarde (minimaal drie maal). Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De strafsoort, strafmaat en strafmodaliteit
Uit oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij alsmede in verband met een juiste normhandhaving, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken. Om de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking te brengen zal de rechtbank daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. Gelet op de aard en de ernst van de feiten alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn begaan acht de rechtbank het passend en geboden dat een proeftijd voor de duur van drie jaar wordt vastgesteld.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een meldplicht verbinden.
De rechtbank ziet geen grond voor oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht nu noch zijn gedrag, noch zijn strafblad daartoe aanleiding geeft. Wel zal de rechtbank hem een contact- en gebiedsverbod opleggen in het kader van de bijzondere voorwaarden die aan het voorwaardelijk strafdeel worden gesteld