ECLI:NL:RBOBR:2024:3169

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
01/085876-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige winkeldiefstallen met oplegging van ISD-maatregel

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vier winkeldiefstallen. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd in P.I. Grave, veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een dagvaarding op 24 mei 2024. De tenlastelegging omvatte diefstal van ondergoed en diverse etenswaren uit verschillende winkels in Helmond, waarbij de verdachte op verschillende data goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder aangiftes en de bekennende verklaring van de verdachte, geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank heeft bij de oplegging van de ISD-maatregel rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een lange geschiedenis van recidive, met een strafblad van 42 pagina's, en heeft eerder meerdere keren gevangenisstraffen ondergaan voor vergelijkbare feiten. De reclassering heeft in een rapport aangegeven dat het risico op recidive hoog is en dat er geen mogelijkheden zijn voor een voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe vermogensdelicten en om te proberen zijn situatie te verbeteren. De rechtbank heeft de verdachte ook gewaarschuwd dat eerdere voorwaardelijke veroordelingen hem niet hebben weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.085876.24 en 01.086223.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 09 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 juni 2024.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlasteleggingen.

De zaak met parketnummer 01.085876.24:
Deze zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 mei 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2024 te Helmondondergoed (merk Jack en Jones; drie paar onderbroeken), in elk geval enig goed,dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft weggenomenmet het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
De zaak met parketnummer 01.086223.24:
Deze zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 mei 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2024 tot en met 24 januari 2024 teHelmondmeermalen althans eenmaal5 blikjes cola, 3 blikjes bier en 1 zak chips (23 januari 2024) en/of3 blikjes cola en 2 blikjes bier (24 januari 2024), in elk geval enig goed, dat/die geheelof ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeftweggenomenmet het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2hij op of omstreeks 12 december 2023 te Helmondtwee blikken bier, yoghurtdrink, twee kiprollades, vier kg kipfilet, zevenverpakkingen Goudse kaas en acht kogelbiefstukken, in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeftweggenomenmet het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend en de verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de hierna genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen tot het bewijs.
Ten aanzien van het feit zoals ten laste gelegd onder parketnummer 01.085876.24: [1]

een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 1] , op 12 maart 2024, dossierpagina 6-8;

de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 juni 2024;
Ten aanzien van de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 01.086223.24: [2]

een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 2] , op 27 januari 2024, dossierpagina 29-34;

een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [verbalisant 3] , op 12 december 2023, dossierpagina 6-10;

de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 juni 2024;
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.085876.24:
op 12 maart 2024 te Helmond,
ondergoed (merk Jack en Jones; drie paar onderbroeken),die aan [slachtoffer 1] toebehoorden,
heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.086223.24:
T.a.v. feit 1:
in de periode van 23 januari 2024 tot en met 24 januari 2024 te Helmond,
5 blikjes cola, 3 blikjes bier en 1 zak chips (23 januari 2024) en3 blikjes cola en 2 blikjes bier (24 januari 2024),
die aan [slachtoffer 2] toebehoorden
heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. feit 2:
op 12 december 2023 te Helmond,twee blikken bier, yoghurtdrink, twee kiprollades, vier kg kipfilet, zeven verpakkingen Goudse kaas en acht kogelbiefstukken,
die aan [slachtoffer 3] toebehoorden
heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzet zich tegen oplegging van de ISD-maatregel en bepleit een gevangenisstraf voor de duur van het reeds ondergane voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen, bij drie verschillende winkels. Dit zijn feiten die naast materiële schade ook overlast hebben veroorzaakt voor de winkels [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Daarnaast heeft verdachte er geen blijk van gegeven waarde te hechten aan de eigendommen van deze winkels. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Het is ook niet voor het eerst dat verdachte zich vanwege een vermogensdelict voor een rechter moet verantwoorden. Het strafblad van verdachte telt maar liefst 42 pagina’s en uit deze documentatie blijkt dat verdachte sinds 1997 al meerdere malen is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens het plegen van (winkel)diefstallen. Verdachte is een recidivist die kennelijk niet of onvoldoende in staat is om zijn criminele gedrag te veranderen. Dit gedrag vormt sinds 1997 een herhaaldelijke bron van maatschappelijke overlast en onrust.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Novadic-Kentron van 7 juni 2024. Verdachte weigerde om met de reclassering in gesprek te gaan en de reclassering heeft vervolgens aan de hand van beschikbare dossierinformatie het rapport opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat zowel het risico op recidive als het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. De reclassering rapporteert dat er sinds 2000 contacten zijn geweest met verdachte en dat verdachte sinds 2011 frequent in beeld is bij de reclassering, dat meerdere toezichten negatief werden beëindigd en dat verdachte veelal niet meewerkte aan adviesrapporten. In 2023 en 2024 werd door de reclassering ook al in andere zaken oplegging van de ISD-maatregel geadviseerd. Ook toen wilde verdachte niet in gesprek met de reclassering. De reclassering ziet geen mogelijkheden om binnen een voorwaardelijk strafdeel met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het (criminele) gedrag van verdachte te veranderen en adviseert daarom om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Een strakker kader wordt als noodzakelijk en wenselijk gezien om stabiliteit te creëren en deze te handhaven, zodat de kans op re-integratie wordt vergroot en recidive wordt verminderd.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van de rapportage en het advies van de reclassering.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zijn leven wil beteren maar daar geen hulp bij behoeft. Hij is van plan om vanuit detentie meteen naar de Nederlandse Antillen te vertrekken om daar voor zijn zieke moeder te gaan zorgen en te stoppen met het plegen van strafbare feiten. Verdachte geeft aan dat hij daartoe gemotiveerd is omdat zijn moeder niet lang meer heeft te leven.
De rechtbank ziet in het plan van verdachte geen heil. Het getuigt van een groot gebrek aan inzicht in de omvang van zijn problematiek en de hardnekkigheid ervan. Uit voornoemd rapport van de reclassering volgt immers dat verdachte problemen heeft op verschillende leefgebieden. Het middelengebruik wordt als grootste risicofactor gezien. In 2019 werd een stoornis in het gebruik van cocaïne, cannabis en alcohol vastgesteld. Daarnaast werd een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en een bepekt intellectueel functioneren vastgesteld. De rechtbank overweegt dat zijn uitgebreide strafblad er blijk van geeft dat verdachte keer op keer recidiveert.
ISD-maatregel
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de veiligheid van personen en goederen, onder de gegeven omstandigheden het strakke kader van de ISD-maatregel, in onvoorwaardelijke zin, nodig om verdachte van het plegen nieuwe vermogensdelicten te weerhouden en te proberen verandering in zijn situatie te brengen. Het strafvoorstel van de raadsman van verdachte inhoudende een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest eventueel aangevuld met een voorwaardelijke ISD-maatregel, wordt dan ook niet door de rechtbank gevolgd. Eerdere voorwaardelijke veroordelingen hebben verdachte er immers niet van kunnen weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
De rechtbank overweegt dat voldaan is aan de wettelijke vereisten die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan de oplegging van een ISD-maatregel stelt. Het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 21 mei 2024 blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit tenminste driemaal onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld voor een misdrijf en het bewezenverklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsrapport moet er voorts rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een vermogensdelict zal begaan. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat is voldaan aan de vereisten van – kort gezegd – de daarop betrekking hebbende richtlijn van het Openbaar Ministerie.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, aangezien verdachte herhaaldelijk nieuwe strafbare feiten pleegt en de eerdere opgelegde straffen hem daarvan kennelijk niet hebben weerhouden. Daar komt bij dat de maatregel tevens beoogt een bijdrage te leveren aan een oplossing van de problemen die verdachte op diverse leefgebieden heeft.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden. De tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze maatregel in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal, nu dit niet in overeenstemming is met de aard van de maatregel, niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.
Een tussentijds toetsingsmoment is naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
38m, 38n, 57, 310 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.085876.24:

diefstal
T.a.v. de zaak met parketnummer 01.086223.24:
T.a.v. feit 1

diefstal, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2

diefstal
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende maatregel:
 Een
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van

2 jaren

Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Freese - de Haas, griffier,
en is uitgesproken op 09 juli 2024.

Voetnoten

1.De hierna te noemen pagina’s maken deel uit van het einddossier van de Politie, eenheid Oost-Brabant, onderzoeksnummer PL2100-2024053923, afgesloten op 13 maart 2024 , aantal doorgenummerde pagina’s: 42. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.De hierna te noemen pagina’s maken deel uit van het einddossier van de Politie, eenheid Oost-Brabant onderzoeksnummer PL2100-2024035062, afgesloten op 8 maart 2024, aantal doorgenummerde pagina’s: 48. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.