ECLI:NL:RBOBR:2024:3133

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
8694050 \ EJ VERZ 20-419
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag met toestemming UWV na langdurige arbeidsongeschiktheid en verzoek tot herstel dienstbetrekking

In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tot herstel van zijn dienstbetrekking na ontslag met toestemming van het UWV, dat was verleend na twee jaar arbeidsongeschiktheid. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.J.A.J. Hanssen, was van mening dat hij met de nodige aanpassingen in zijn werk weer in staat zou zijn om zijn functie als bezwaarbehandelaar uit te oefenen. De Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. G.E.C. van Brenk, betwistte dit en stelde dat de loonwaarde van de werkzaamheden van de verzoeker nihil was, waardoor herplaatsing niet mogelijk was.

De kantonrechter heeft de deskundigenrapporten van verzekeringsarts J. Schipper en arbeidsdeskundige F.M. van der Helm in overweging genomen. Schipper concludeerde dat de verzoeker met aanpassingen de functie kon uitoefenen, maar dat er knelpunten waren met betrekking tot het handelingstempo. Van der Helm stelde dat de loonwaarde van de verzoeker in zijn functie op 9% werd geschat, met een mogelijke verhoging tot 72,91% na implementatie van aanpassingen. De Belastingdienst voerde aan dat de kwaliteit van het werk van de verzoeker al voor zijn uitval als matig werd beoordeeld en dat de werkzaamheden van de verzoeker nauwelijks enige loonwaarde vertegenwoordigen.

De kantonrechter oordeelde dat de verzoeker duurzaam arbeidsongeschikt was en dat de loonwaarde van zijn benutbare mogelijkheden op minder dan 65% werd gewaardeerd. Hierdoor werd het verzoek tot herstel van de dienstbetrekking afgewezen. Ook het subsidiaire verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de Belastingdienst. De verzoeker werd veroordeeld in de proceskosten, die in totaal op € 11.933,63 werden vastgesteld, waarvan hij nog een bedrag van € 5.966,82 aan de Belastingdienst diende te betalen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 8694050 \ EJ VERZ 20-419
Beschikking van 14 mei 2024
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. I.J.A.J. Hanssen.
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën, Staatssecretaris van Financiën-Fiscaliteit en Belastingdienst),
zetelende te Den Haag en mede kantoorhoudende te Eindhoven,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. G.E.C. van Brenk.
Partijen zullen hierna “ [verzoeker] ” en “de Belastingdienst” worden genoemd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verloop van het geding blijkt uit de volgende stukken:
- de tussenbeschikking van 30 december 2020 en alle daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating zijdens de Belastingdienst, ter griffie ingekomen op 15 januari 2021;
- de akte van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 21 januari 2021;
- de tussenbeschikking van 24 februari 2021, waarbij een deskundigenonderzoek is gelast;
- de tussenbeschikking van 3 juni 2021, waarbij een deskundige is benoemd;
- het deskundigenrapport van verzekeringsarts J. Schipper d.d. 24 december 2021;
- de e-mail van de heer J. Schipper voornoemd d.d. 4 januari 2022, waarbij alsnog de bij
voornoemd rapport behorende bijlage (FML) is toegezonden;
- de e-mails d.d. 5 januari 2022 respectievelijk 10 januari 2022 waarin (de gemachtigden
van) de Belastingdienst respectievelijk [verzoeker] reageren op het deskundigenrapport;
- de brief van de heer J. Schipper voornoemd d.d. 28 januari 2022, waarin hij schrijft geen
reden te zien tot wijziging van zijn rapport;
- de tussenbeschikking van 28 april 2022, waarbij de heer Van der Helm van Stichting
Bartiméus en Elabo B.V. tot deskundigen zijn benoemd;
- het arbeidsdeskundig rapport, met bijlagen, van de heer Van der Helm d.d. 31 oktober
2022;
- het deskundigenrapport (loonwaardebepaling) van Elabo B.V. d.d. 29 maart 2023, ter
griffie ingekomen op 30 maart 2023;
- de conclusie na deskundigenberichten zijdens de Belastingdienst, ter griffie ingekomen op
13 juli 2023;
- de conclusie na deskundigenberichten zijdens [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 21 juli
2023;
- de akte uitlating zijdens de Belastingdienst d.d. 22 september 2023;
- de antwoordconclusie na deskundigenberichten zijdens [verzoeker] d.d. 22 september 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter neemt over en blijft bij hetgeen in de eerdere tussenbeschikkingen is
overwogen en beslist.
A. de deskundigenrapporten
2.2.
Op 24 december 2021 heeft verzekeringsarts J. Schipper zijn rapport uitgebracht over de actuele belastbaarheidsmogelijkheden van [verzoeker] ; bij het rapport was een zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) gevoegd. Uit het rapport en de FML blijken de volgende relevante beperkingen:
-- gezichtsbeperking, in die zin dat [verzoeker] hulpmiddelen nodig heeft om te kunnen lezen, bijv. in de vorm van een leesloep of een groot beeldscherm. Er moet sprake zijn van een goede lichtsterkte en een goed contrast. [verzoeker] zou kunnen werken met een programma dat geschreven tekst omzet in gesproken tekst. Als gevolg van het kokerzien is er enig tempoverlies, met name bij beeldschermwerk waardoor het overzicht lastiger is. Met een tweede beeldscherm is dit te compenseren.
-- vervoersmogelijkheden zijn beperkt, deels afhankelijk van derden; openbaar vervoer op bekende trajecten, niet in de spits of in het donker, is wel mogelijk.
-- [verzoeker] is aangewezen op werk, waarbij zo nodig kan worden teruggevallen op directe collega's of leidinggevenden.
-- in het werken met toetsenbord en muis is [verzoeker] licht beperkt: hij kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uur) het toetsenbord en/of muis bedienen. Na een werkperiode van 45 minuten is een kwartier rust nodig.
-- vanwege de visusbeperking zijn er tijdens het werk lichte loopbeperkingen.
-- de arbeidsbelasting is beperkt tot 20 uur per week, gedurende 4-6 uur per werkdag.
-- bij een controle in Radboud UMC is vastgesteld, dat de gezichtsvelden langzaam kleiner worden, maar dat de gezichtsscherpte stabiel blijft.
-- in de komende jaren kan een zeer geleidelijke toename van de beperkingen worden verwacht.
Nadat partijen hadden gereageerd op het concept-rapport zag de deskundige geen reden tot wijzigingen en/of correcties van zijn bevindingen en conclusies.
2.2.
Vervolgens is op 31 oktober 2022 een arbeidsdeskundig onderzoeksrapport uitgebracht door de heer F.M. van der Helm van Bartiméus. In deze definitieve versie is rekening gehouden met het commentaar van partijen op de concept-versie.
Uit het rapport zijn de volgende bevindingen en conclusies van belang:
a. het werk bestaat voor 90% uit beeldschermwerk en voor 10% uit (telefonisch) overleg.
b. de normstelling voor het behandelen van een bezwaar is 3,4 uren.
c. er moet zeer zorgvuldig worden gewerkt, onder meer in verband met mogelijke juridische gevolgen;
d. al vóór zijn uitval in verband met volledige arbeidsongeschiktheid was de functie van [verzoeker] aangepast vanwege de beperkingen in het zien: hij mocht in hoofdzaak thuis werken, de taken waren aangepast (de rol van werkverdeler werd niet meer uitgevoerd) en hij kon werken in een langzamer tempo.
e. [verzoeker] geeft zelf aan, dat in de komende jaren verdere achteruitgang van zijn visus is te verwachten; wanneer en in welke mate is niet te zeggen. Hij erkent, dat zijn werktempo minder hoog ligt dan de norm en dan bij zijn collega's.
f. [verzoeker] kan met de nodige (werkplek)aanpassingen en voorzieningen de functie van bezwaarbehandelaar uitoefenen. Knelpunt is het kunnen leveren van een voldoende hoog handelingstempo.
g. er worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot (aanpassingen in) de organisatie van het werk, de werkplek in Eindhoven en de praktische uitvoering van het werk (pag. 13 en 14 van het rapport).
h. voorzover uit de FML zou moeten worden afgeleid, dat [verzoeker] te allen tijde een onmiddellijk beroep moet kunnen doen op hulp van collega's of leidinggevenden en hij daarom alle werkdagen op kantoor zou moeten doorbrengen, verdient dit enige nuance: uit ervaring blijkt dat fysieke hulp ter plekke niet altijd aanwezig hoeft te zijn.
i. met betrekking tot het leestempo heeft [verzoeker] vergeleken met HBO-niveau een tijdverlenging van 1,4 en vergeleken met MBO-niveau een tijdverlenging van 1,2.
2.3.
Bij brief van 29 maart 2023 heeft Elabo B.V. het deskundigenrapport over de loonwaarde ter griffie ingediend. Het onderzoek is uitgevoerd door gecertificeerd loonwaarde-expert-uniforme-methodiek en register-arbeidsdeskundige mevrouw K. Janssen.
De belangrijkste bevindingen en conclusies in het rapport zijn:
a. de loonwaardemeting heeft betrekking op de werkzaamheden die [verzoeker] omstreeks september 2018 bij de belastingdienst verrichtte, dat wil zeggen uitsluitend het behandelen van eenvoudige bezwaarschriften; zijn collega's richten zich nog op tal van andere taken.
b. de loonwaarde (arbeidsprestatie) van [verzoeker] in de functie van bezwaarbehandelaar is 9,00%.
c. de loonwaarde van [verzoeker]
nadatalle door de heer Van der Helm geadviseerde aanpassingen en het gebruik van alle geadviseerde voorzieningen zijn doorgevoerd, wordt door mevrouw Janssen (zeer globaal en met de nodige voorbehouden) geschat op 27,34 % tot 72,91%, afhankelijk van de kwaliteit die [verzoeker] in zijn werk kan genereren. Bij het eerste percentage wordt uitgegaan van de kwaliteit van het werk, zoals beoordeeld in 2018. Bij het tweede percentage wordt ervan uitgegaan, dat de kwaliteit van het werk van [verzoeker] na toepassing van alle aanpassingen en voorzieningen en het inwerken op alle nieuwe procedures en computerprogramma's 100% zou zijn. De deskundige kan er geen uitspraak over doen of en in hoeverre deze aanname realistisch is. Bij dit alles wordt uitgegaan van een werkweek van 20 uur. Een realistisch beeld kan pas ontstaan als alle geadviseerde aanpassingen/voorzieningen in het werk zijn doorgevoerd en [verzoeker] minimaal drie maanden daarmee heeft gewerkt.
d. Bij het voorgaande is geen rekening gehouden met de omstandigheid dat het werk in de functie Bezwaarbehandelaar IB na de uitval van [verzoeker] ingrijpend is veranderd (complexer, nieuwe procedures, nieuwe computerprogramma's). Niet uitgesloten is, dat dit de loonwaarde kan verlagen.
B. de reacties van partijen op de rapporten
2.4.1.
De Belastingdienst heeft, samengevat, als volgt gereageerd op de deskundigenrapporten.
m.b.t. rapport Schipper
Er zijn verschillen tussen de door [A] opgestelde FML en die van Schipper, in die zin dat Schipper enkele beperkingen als minder zwaar heeft beoordeeld dan [A] . Mogelijke oorzaak daarvoor is, dat Schipper volledig is afgegaan op uitlatingen van [verzoeker] , zonder dat de Belastingdienst bij die fase van het onderzoek is betrokken. Een omissie is ook dat Schipper uitsluitend heeft gekeken naar beperkingen die het gevolg zijn van de visusproblematiek en niet naar mogelijke andere beperkingen van [verzoeker] .
m.b.t. rapport Van der Helm
De door Van der Helm geadviseerde aanpassingen en voorzieningen, zoals een speciale werkplek voor [verzoeker] , zijn niet eenvoudig te realiseren, mede vanwege het werken in deeltijd. Omdat [verzoeker] sinds december 2018 niet meer werkzaam is, is ook bijscholing, vanwege de grote veranderingen in werkprocessen en computersystemen, niet eenvoudig te realiseren. Het volgen van opleidingen in de daarvoor gestelde tijd moet onhaalbaar worden geacht. Ook de geadviseerde hulp van en/of controle van het werk door (een) collega('s) zal onevenredig veel tijd kosten.
m.b.t. het rapport van Elabo BV/mw. K. Janssen
Bij het bepalen van de loonwaarde is geen rekening gehouden met de tijd die gemoeid is met het controleren ("tegenlezen") van het werk van [verzoeker] .
De kwaliteit van het werk van [verzoeker] was vóór zijn uitval al (erg) ondermaats.
Janssen heeft de competenties 'begrijpen', 'zelfstandig werken', 'opdrachten opvolgen' en 'communiceren' niet juist vastgesteld: deze zijn niet overeenkomstig de norm, zoals Janssen vaststelde, maar beneden de norm.
De conclusie is, dat de werkzaamheden van [verzoeker] nauwelijks enige loonwaarde vertegenwoordigen. Gelet op de progressieve oogaandoening en de inmiddels opgetreden veranderingen in het werk is aannemelijk dat de loonwaarde momenteel nog lager is. Van de Belastingdienst kan niet worden gevergd om [verzoeker] werkzaamheden aan te bieden, omdat die niet van toegevoegde waarde zullen zijn voor de organisatie. Bovendien kunnen de voorgestelde aanpassingen en voorzieningen in redelijkheid niet (allemaal) van de Belastingdienst worden gevergd. De ontslagvergunning is op juiste gronden verleend; terecht heeft het UWV geoordeeld dat [verzoeker] volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was zonder mogelijkheden voor passende arbeid. Gelet op dit alles is herstel van het dienstverband niet reëel.
Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Belastingdienst is geen sprake, zodat er geen plaats is voor de subsidiair verzochte billijke vergoeding.
2.4.2.
[verzoeker] heeft geen opmerkingen met betrekking tot de rapporten van Schipper en Van der Helm. Ten aanzien van het rapport over de loonwaarde-meting stelt hij, samengevat, het volgende.
Eerste punt van kritiek is, dat Janssen haar bevindingen en conclusies met betrekking tot tempo en kwaliteit heeft gebaseerd op cijfers/gegevens van de Belastingdienst zonder dat [verzoeker] inzage heeft gekregen in de onderliggende bescheiden van deze cijfers/gegevens. Voorzover [verzoeker] commentaar heeft kunnen geven op die cijfers/gegevens, heeft Janssen met dat commentaar niets gedaan; zij is zonder meer van de juistheid van die gegevens uitgegaan. Daarmee is het onderzoek niet behoorlijk uitgevoerd, temeer omdat de communicatie die Janssen heeft gehad met de Belastingdienst niet altijd met [verzoeker] werd gedeeld en Janssen geen, althans onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de onderbouwing en betrouwbaarheid van door de Belastingdienst aan haar verstrekte cijfers/gegevens. Zo wordt uitdrukkelijk betwist, dat de kwaliteit van het werk van [verzoeker] te wensen overliet; hij is daar in elk geval in 2017 of 2018 nooit op aangesproken. De wijze waarop de Belastingdienst de kwaliteit van het werk heeft beoordeeld (door middel van een rapport van de heer [B] ) wordt uitdrukkelijk betwist.
Verder heeft Janssen niet (voldoende) voldaan aan de haar gegeven opdracht: er is geen nauwkeurige loonwaardemeting gedaan in de situatie dat de door Van der Helm geadviseerde aanpassingen en voorzieningen zijn uitgevoerd: Janssen heeft slechts volstaan met een globale schatting. Eigenlijk zou een nieuwe deskundige moeten worden benoemd. Maar zelfs als wordt uitgegaan van de door Janssen gegeven schatting, is de loonwaarde nog voldoende (27,34%). Omdat kwaliteit en tempo van het werk van [verzoeker] hoger waren dan waarvan Janssen is uitgegaan, ligt de loonwaarde echter aanmerkelijk hoger dan genoemd percentage.
C. het oordeel van de kantonrechter
2.5.
Vaststaat dat [verzoeker] duurzaam arbeidsongeschikt is voor zijn eigen functie. Hij meent echter, dat hij binnen 26 weken na ontslagdatum aangepast werk in zijn eigen functie kan verrichten tegen voldoende loonwaarde. De Belastingdienst denkt daar anders over: voorzover er voor [verzoeker] al benutbare arbeidsmogelijkheden zijn, is die arbeid voor de Belastingdienst niet van toegevoegde waarde omdat de loonwaarde daarvan nihil is.
2.6.
Op grond van de rapporten van Schipper en Van der Helm moet ervan worden uitgegaan, dat [verzoeker] met de nodige (werkplek)aanpassingen en voorzieningen de functie van bezwaarbehandelaar kan uitoefenen, waarbij het kunnen leveren van een voldoende hoog handelingstempo een knelpunt is.
De loonwaarde van het door [verzoeker] laatstelijk (in 2018) verrichte werk moet volgens de deskundige Janssen op 9,00% worden gewaardeerd. Nadat alle door Van der Helm geadviseerde aanpassingen en het gebruik van alle geadviseerde voorzieningen zijn doorgevoerd, wordt de loonwaarde door Janssen (globaal en met de nodige voorbehouden) geschat op 27,34 % tot 72,91%, afhankelijk van de kwaliteit die [verzoeker] in zijn werk kan genereren.
2.7.
De door [verzoeker] geuite kritiek op het rapport van Janssen, dat zij bij haar onderzoek uitsluitend is uitgegaan van cijfers/gegevens van de Belastingdienst (met name op de aspecten werktempo en kwaliteit), wordt verworpen. Door Janssen is in haar rapport terecht aangegeven, dat zij niet kan treden in een beoordeling van, of een discussie tussen partijen over, de wijze waarop [verzoeker] op het gebied van deze twee competenties heeft gefunctioneerd. In beginsel is het oordeel over het functioneren van de werknemer voorbehouden aan de werkgever. In het kader van de haar verstrekte opdracht kan Janssen zich daarover niet uitspreken. Wel mag [verzoeker] verwachten dat de in dat verband door de Belastingdienst aan Janssen verstrekte gegevens ook met hem worden gedeeld en dat is ook gebeurd. [verzoeker] heeft zich daarover kunnen uitlaten. Tot een nader onderzoek naar de juistheid van die cijfers/gegevens was Janssen echter niet gehouden. [verzoeker] heeft er ook geen andere cijfers/gegevens tegenover gesteld. Er is daarom geen reden tot een nieuw onderzoek door een andere deskundige, zoals door [verzoeker] bepleit.
2.8.
Onjuist is ook de stelling van [verzoeker] , dat Janssen niet aan de opdracht zou hebben voldaan. Aan haar was gevraagd de loonwaarde van de werkzaamheden van [verzoeker] te beoordelen, nadat de door de arbeidsdeskundige geadviseerde aanpassingen en voorzieningen waren uitgevoerd. Zoals Janssen heeft aangegeven, heeft zij op dit punt noodzakelijkerwijs moeten volstaan met een globale inschatting, omdat a) de aanpassingen en voorzieningen (nog) niet zijn aangebracht, b) de organisatie van het werk inmiddels ingrijpend is veranderd door nieuwe werkprocessen en systemen en c) het voor een goede loonwaardemeting nodig is dat [verzoeker] tenminste drie maanden in de nieuwe situatie heeft gewerkt.
Bij haar inschatting komt Janssen tot een loonwaarde -na het aanbrengen van alle geadviseerde aanpassingen en voorzieningen- van minimaal 27,34% (uitgaande van de kwaliteit van het werk van [verzoeker] in 2018) tot maximaal 72,91% (uitgaande van een kwaliteit van 100%).
2.9.
Zoals al is opgemerkt in randnummer 5.3. van de tussenbeschikking van 30 december 2020 moet de rechter, bij de beantwoording van de vraag of het UWV terecht een ontslagvergunning aan de Belastingdienst heeft verleend, toetsen aan dezelfde criteria als die voor het UWV gelden (
Kamerstukken II 2013/14,33 818, nr. 3. p. 31). Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het concrete geval.
Volgens de door het UWV gehanteerde "Beleidsregels Beoordelingskader Poortwachter" is sprake van een redelijk re-integratieresultaat als de werknemer werkzaam is in arbeid waarbij 65% of meer van het oorspronkelijke loon kan worden verdiend. [1] In het licht van deze maatstaf komt [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter niet voor herplaatsing in zijn oude functie in aanmerking. Hoewel het door Janssen genoemde maximum-percentage van 72,91% uitgaat boven het genoemde percentage van 65% lijkt het niet reëel om uit te gaan van een kwaliteitspercentage van 100% (waarop het percentage van 72,91 is gebaseerd).
Daarbij wordt allereerst in aanmerking genomen dat uit het rapport van Schipper blijkt, dat bij een controle in het Radboud-UMC in juli 2020 is vastgesteld, dat de gezichtsscherpte weliswaar stabiel blijft, maar dat de gezichtsvelden langzaam kleiner worden en dat in de komende jaren een zeer geleidelijke toename van de beperkingen wordt verwacht. In het rapport van Van der Helm wordt opgemerkt dat ook [verzoeker] zelf aangeeft, dat in de komende jaren verdere achteruitgang van zijn visus is te verwachten en dat vóór zijn uitval al sprake was van aanpassingen in het eigen werk. Aannemelijk is dat door een geleidelijke toename van de beperkingen het tempo en de kwaliteit in negatieve zin zullen worden beïnvloed.
In de tweede plaats kan niet worden voorbijgegaan aan het feit, dat de Belastingdienst de kwaliteit van het werk van [verzoeker] in 2018 als matig (en dus zeker niet met 100%) heeft beoordeeld. Hoewel aan [verzoeker] kan worden toegegeven, dat door de Belastingdienst geen verslagen van functioneringsgesprekken zijn overgelegd en hij de bevindingen en conclusies van de heer [B] gemotiveerd heeft betwist, is door de Belastingdienst onweersproken aangevoerd dat [verzoeker] door zijn leidinggevende mevrouw [C] in 2017 (meermalen) is aangesproken op de kwaliteit van zijn werk en dat dit opnieuw onderwerp van gesprek zou zijn geweest tijdens het geplande functioneringsgesprek in december 2018, welk gesprek geen doorgang vond omdat [verzoeker] zich definitief ziekmeldde op de dag vóór het geplande gesprek.
Een kwaliteitspercentage van 100% moet daarom als niet reëel worden beschouwd, nog afgezien van de ingrijpende wijzigingen (complexer, nieuwe procedures, nieuwe computerprogramma's) die zich sinds 2018 in de functie van [verzoeker] hebben voorgedaan.
2.10.
De slotsom is, dat de loonwaarde van de benutbare mogelijkheden van [verzoeker] op minder dan 65% wordt gewaardeerd en dat het UWV op goede gronden heeft geoordeeld dat [verzoeker] volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en herplaatsing in passende arbeid niet mogelijk is. Het primaire verzoek om de arbeidsovereenkomst te herstellen wordt daarom afgewezen.
Ook het subsidiaire verzoek wordt afgewezen, omdat niet kan worden gezegd dat de Belastingdienst ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het bovenstaande volgt immers, dat ook indien de in het kader van de re-integratie door Van der Helm geadviseerde aanpassingen en voorzieningen op de werkplek zouden zijn doorgevoerd, dat niet zou hebben geleid tot een zodanige verbetering van benutbare arbeidsmogelijkheden dat herplaatsing een reële optie was.
2.11.
Omdat [verzoeker] ongelijk krijgt, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden als volgt vastgesteld:
deskundigenrapport Schipper € 2.831,40 incl. btw
deskundigenrapport Van der Helm € 4.243,47 incl. btw
deskundigenrapport Elabo B.V.
€ 4.858,76 incl. btw
TOTAAL: € 11.933,63 incl. btw, waarvan door [verzoeker] de helft als voorschot in depot is betaald, zodat hij nog een bedrag van € 5.966,82 incl. btw aan de Belastingdienst dient te betalen, te vermeerderen met € 1.086,00 wegens gemachtigden-salaris (niet met btw belast);

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding, voor zover aan de zijde van de Belastingdienst gevallen en tot vandaag vastgesteld op € 5.966,82 inclusief btw wegens de kosten van de deskundigenonderzoeken en € 1.086,00 wegens gemachtigdensalaris (niet met btw belast).
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter en op dinsdag 14 mei 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.vgl. ook ECLI:PHR:2023:914, randnr. 4.21