ECLI:NL:RBOBR:2024:3130

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
01/114352-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in woning, medeplegen, en voorhanden hebben van pepperspray en amfetamine

Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging in een woning, gepleegd in vereniging met anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 november 2022, samen met medeverdachten, een woning in Deurne heeft overvallen. Tijdens deze overval zijn de aanwezige slachtoffers met geweld bedreigd en is een mobiele telefoon weggenomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte pepperspray en amfetamine voorhanden heeft gehad. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest, en een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van vijf jaren. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van medeplegen en dat de rollen van de verdachten onderling inwisselbaar zijn. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte is veroordeeld voor de bewezen feiten. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd aan de slachtoffers voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.114352.23 en 01.105846.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 05 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [adres 1] ,
thans preventief gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, locatie Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2023, 4 maart 2024, 6 mei 2024 en 21 juni 2024 ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.114352.23 en ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.105846.24 naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 10 november 2023 en 23 mei 2024.
Aan verdachte is, na aanpassing van de tenlastelegging overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, op de zitting van 6 mei 2024, ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 01-114352-23
primair:
hij,op of omstreeks 23 november 2022 te Deurne,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een anderdan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe teeigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd vangeweld en/of bedreiging met geweld tegen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden ofgemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelfof andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk temaken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
- zich met bivakmutsen en/of een vuurwapen en/of een taser naar en/ofin de woning (gelegen aan [adres 2] ) te begeven waarin die [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] .en/of [slachtoffer 3] zich bevonden en/of- dat vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp op/aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] te richtenen/of te tonen en/of- met dat vuurwapen in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te slaan en/of- die taser aan te zetten en/of op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te richtenen/of bij de nek van die [slachtoffer 3] te houden en/of- die taser bij het lichaam van die [slachtoffer 1] te houden en/of- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht te slaan en/of- een nekklem bij die [slachtoffer 1] aan te leggen, althans de keel van die[slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of- hen de woorden toe te voegen “cash cash” en/of "money" en/of "geld"en/of “we want money” en/of “kurva”;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordelingmocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen,op of omstreeks 23 november 2022 te Deurne,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,in/uit een woning gelegen aan [adres 2] ,
een telefoon, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een anderdan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zichwederrechtelijk toe te eigenen en/of te bevoordelen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van gewelden/of bedreiging met geweld tegen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aanzichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vluchtmogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door:
- zich met bivakmutsen en/of een vuurwapen en/of een taser naar en/ofin de woning (gelegen aan [adres 2] ) te begeven waarin die [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden en/of- dat vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerpop/aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/ofToumi te richten en/of te tonenen/of- met dat vuurwapen in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te slaan en/of- die taser aan te zetten en/of op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te richtenen/of bij de nek van die [slachtoffer 3] te houden en/of- die taser bij het lichaam van die [slachtoffer 1] te houden en/of- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht te slaan en/of- een nekklem bij die [slachtoffer 1] aan te leggen, althans de keel van die[slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of- hen de woorden toe te voegen “cash cash” en/of "money" en/of "geld"en/of “we want money” en/of “kurva”;tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks deperiode van 22 november 2022 tot en met 23 november 2022, te Deurne,in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/ofopzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,door:- een voorverkenning uit te voeren van (de directe omgeving van) dewoning gelegen aan [adres 2] en/of- het maken van een of meer foto’s van (de directe omgeving van) dewoning gelegen aan [adres 2] en/of- door in de nabijheid van de woning gelegen aan [adres 2] op de uitkijkte staan;

In de zaak met parketnummer 01.105846.24:

feit 1:
Hij op of omstreeks 26 oktober 2023 te Asten,
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten een spuitbus pepperspray (bevattende Oleoresin Capsicum),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,
voorhanden heeft gehad;
feit 2:
hij, op of omstreeks 26 oktober 2023 te Asten, opzettelijk, aanwezig heeft gehad,
ongeveer 10,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt in de zaak met parketnummer 01.114352.23 primair verweten op 23 november 2022, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een diefstal in een woning te hebben gepleegd, waarbij geweld en/of bedreiging met geweld tegen drie in de serre achter de woning aanwezige personen is gebruikt. Subsidiair wordt verdachte medeplichtigheid aan de woningoverval verweten.
In de zaak met parketnummer 01.105846.24 wordt verdachte verweten een spuitbus pepperspray en ongeveer 10,2 amfetamine voorhanden te hebben gehad.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden het in de zaak met parketnummer 01.114352.23 primair ten laste gelegde medeplegen van de diefstal met (bedreiging met) geweld wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van een gezamenlijke uitvoering van de overval door onbekende man B en [verdachte] .
Gelet op het geheel aan gedragingen door [medeverdachte] , kan ook hij als medepleger worden aangemerkt.
De officier van justitie acht voorts de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 01.105846.24 eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.114352.23 heeft de raadsman op de in de pleitnotities genoemde gronden vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. Er is in zijn visie te weinig direct bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal met geweld op 23 november 2022. Niet kan worden bewezen dat verdachte op 23 november 2022 ter plaatse is geweest. Alle indirecte bewijsmiddelen wijzen niet naar een samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte] .
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.105846.24 acht de raadsman voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig en refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van 01.114352.23:
Op basis van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het navolgende vast.
Op 23 november 2022 heeft in de woning aan [adres 2] te Deurne een overval plaatsgevonden. Twee blanke mannen met bivakmutsen met een Pools, dan wel Oostblok accent zijn via de tuin de serre achter de woning binnen gegaan en hebben in de serre tegen drie aanwezige personen geweld gebruikt en deze personen bedreigd met geweld. Daarbij hebben de daders een vuurwapen en een taser gebruikt. Ze wilden geld. De daders zijn weggegaan met wegneming van een mobiele telefoon.
In de directe omgeving van de overvallen woning zijn getuigen gehoord en is onderzoek naar camerabeelden gedaan. Hieruit is gebleken dat er drie daders bij de overval betrokken zijn geweest.
[getuige 1] zag drie personen richting de Roer rennen. Eén persoon rende hard tegen een bladkorf. Op deze bladkorf is een slede van een wapen gevonden en in beslag genomen.
Ook [getuige 2] heeft drie personen, van wie twee met bivakmutsen en een derde persoon met een capuchon op, uit een steegje dat naar de [adres 2] leidt, zien rennen. Deze drie personen riepen tegen elkaar in vermoedelijk de Poolse of Roemeense taal.
De drie mannen worden door getuigen en op de camerabeelden in elkaars aanwezigheid gezien, zowel vóór als na het feit.
Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat de daders voor en na de overval met drie personen zijn geweest. Twee personen zijn in de woning geweest en de derde persoon heeft zich nabij de woning opgehouden en is met de twee andere daders rennend gevlucht.
Door de politie zijn op vier verschillende locaties sporendragers in beslag genomen, waaraan sporenonderzoek is verricht. Uit dit sporenonderzoek komen drie DNA-donoren naar voren, man A, man B en man C. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat man A [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte] ) en man C [verdachte] (hierna te noemen [verdachte] ) is. Wie man B is, is onbekend gebleven.
De jas van slachtoffer [slachtoffer 1] , die hij aan had ten tijde van de nekklem, is bemonsterd.
Op vijf plekken is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie donoren, namelijk van de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en van man B.
Kort na de overval, omstreeks 21.30 uur, is een bivakmuts aangetroffen op het voetpad van de kruising van de Merwede en de Schelde. Deze bivakmuts is aan de overval te koppelen, gelet op het moment waarop deze bivakmuts is gevonden en de plek van aantreffen, namelijk op de vluchtroute van de eerder genoemde drie personen. Op deze bivakmuts is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie donoren waarvan een DNA-hoofdprofiel van [medeverdachte] ,
Twee dagen na de overval is door een voorbijganger in de bossen in Bakel een blauwe Adidas sporttas aangetroffen. In deze sporttas zaten twee bivakmutsen en een grijze schoudertas met daarin een wapen en nog een bivakmuts. Daarnaast zat in de tas een machete, een busje pepperspray en een paar handschoenen.
Na bemonstering van de vermoedelijke binnenzijde ter hoogte van voorhoofd, de neus en mond van één bivakmuts leverde dit een DNA-mengprofiel op van minimaal drie donoren onder wie man B. Dit is dezelfde donor als een van de donoren van het DNA-mengprofiel op de jas van slachtoffer [slachtoffer 1] .
De tweede bivakmuts is eveneens bemonsterd aan de vermoedelijke binnenzijde ter hoogte van het voorhoofd, de neus en mond. Onderzoek leverde een DNA-mengprofiel op van minimaal drie donoren, onder wie [medeverdachte] . Dit is dezelfde donor als de donor van het DNA-hoofdprofiel op de bivakmuts op de vluchtroute in Deurne.
De grijze schoudertas, die werd aangetroffen in de sporttas had een apart vak waarin een wapen is aangetroffen.
Op het lipje van de rits van het vuurwapenvak is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee donoren. Het hoofdprofiel is van [verdachte] . DNA-materiaal van man B zit ook in het mengprofiel.
Op de bemonstering van de overige lipjes van de tas is een DNA-mengprofiel aangetroffen met een DNA-hoofdprofiel van [verdachte] .
De bivakmuts, aangetroffen in de grijze schoudertas, is bemonsterd aan de vermoedelijke buitenzijde van het voorhoofd, de neus en mond. De bemonstering heeft een mengprofiel opgeleverd van minimaal twee donoren met een hoofdprofiel van [verdachte] .
Het vuurwapen is via DNA-onderzoek te herleiden naar man B.
De op de vluchtroute van de drie personen aangetroffen slede past op het in de sporttas aangetroffen wapen. De slede en kast komen voor wat betreft kleur en materiaal overeen.
Uit onderzoek naar de mastverkeergegevens volgt dat zowel de gsm van [medeverdachte] als de gsm van [verdachte] kort na de overval een zendmast in Bakel aanstralen. Dit is in het zendmastgebied waar de sporttas met het wapen en de bivakmutsen is aangetroffen.
De telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is onderzocht. Daaruit is gebleken dat er een dag voor de overval foto’s zijn gemaakt met zijn toestel van de omgeving van de later overvallen woning. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat er sprake is geweest van een voorverkenning.
Direct na de overval heeft [medeverdachte] een chatgesprek gevoerd met [alias] . [alias] zegt tegen [medeverdachte] dat hij de telefoon moet weggooien en dat daar gps in zit. [medeverdachte] reageert daarop en zegt dat de telefoon uit staat. [alias] reageert vervolgens met de opmerking dat als het een iPhone betreft deze ook getraceerd kan worden als deze uit staat.
Uit dit gesprek kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de bij de overval buit gemaakte mobiele telefoon op dat moment in handen van [medeverdachte] is.
Op 28 november 2022 stuurt [medeverdachte] nog een link van het nieuwsbericht van deze overval op Omroep Brabant aan voornoemde [alias] .
In een chat de avond van de overval om 22.18.57 uur en 22.19.00 uur reageert [medeverdachte] op de vraag ‘ben je Deurne toevallig geweest’ met: ’Ja ik ben zo terug’. In deze chat bevestigt [medeverdachte] dus dat hij die avond in Deurne is geweest.
In de nacht na de overval chat [medeverdachte] met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is van [verdachte] . In deze chatberichten wordt onder meer door [verdachte] gewaarschuwd dat [medeverdachte] ook moet uitkijken en niet op pad moet gaan die nacht. [medeverdachte] reageert dat het al in het nieuws van Helmond te lezen is.
Op de telefoon van [vriendin medeverdachte] , de vriendin van [medeverdachte] , zijn screenshots van WhatsApp gesprekken van de avond van de overval teruggevonden, onder meer een bericht van 22.27 uur, waarin door [medeverdachte] wordt gezegd dat “het voorbij is, fucking klote toestand, er vliegen helikopters. En dat er niets is meegenomen, want de buren hebben ons in het oog gekregen. Fucking diepe uitglijder schat.”
Kort gezegd kan, gelet op het vorenstaande, ten aanzien van de verdachten het volgende worden vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] bij de woningoverval is betrokken. Hij is naar de woning te Deurne is gegaan met de twee medeverdachten. In de woning heeft een diefstal met geweld en bedreiging met geweld plaatsgevonden. Na afloop van de overval is verdachte met de twee medeverdachten gevlucht.
De telefoon van [verdachte] heeft de avond van de overval dezelfde mast in Bakel aangestraald als de telefoon van [medeverdachte] . Daaruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] op dat moment in Bakel was bij het wegmaken van de sporttas in het bos.
In de grijze schoudertas in de sporttas, is een bivakmuts aangetroffen, waarop DNA is aangetroffen, dat matcht met het DNA van verdachte [verdachte] .
Tevens is er op het lipje van de rits van het vak waar het vuurwapen in zat een DNA-mengprofiel aangetroffen van twee donoren, namelijk man B en [verdachte] .
Kort na de overval vindt er appverkeer plaats tussen verdachte en [medeverdachte] , waarin verdachte aangeeft dat [medeverdachte] voorzichtig moet zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte op dat moment wetenschap heeft van de overval.
Dit alles zijn sterke aanwijzingen in de richting van verdachte als één van de daders van de woningoverval.
Verdachte weerlegt deze aanwijzingen niet. Hij ontkent iedere betrokkenheid, beroept zich grotendeels op zijn zwijgrecht en wat hij verklaart is strijdig met de onderzoeksresultaten of wordt niet onderbouwd.
Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij op 23 november 2022 niet in Nederland was, terwijl uit onderzoek is gebleken dat verdachte op dat moment wel in Nederland verbleef. Nadat uit onderzoek is gebleken dat de telefoon van verdachte de nacht van de overval een mast in Bakel heeft aangestraald, heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij dan waarschijnlijk bij een vriend op een camping in Bakel op bezoek is geweest. Verdachte heeft dit alternatieve scenario niet onderbouwd. Ook heeft verdachte geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA op de aangetroffen bivakmuts en tas gegeven. De rechtbank betrekt het voorgaande in haar oordeel.
Ten aanzien van [medeverdachte] stelt de rechtbank vast dat hij de voorverkenning heeft gedaan en dat hij de avond van de overval in Deurne is geweest. Zoals hiervoor vastgesteld zijn DNA-sporen op de bivakmuts op de vluchtroute en op een bivakmuts in de sporttas aangetroffen, die matchen met het DNA van verdachte. Ook is hij betrokken geweest bij het achterlaten/wegmaken van deze sporttas in het bos in Bakel.
Ten tijde van de overval is de telefoon van [medeverdachte] uitgeschakeld, terwijl de telefoon kort daarna in Bakel weer een mast heeft aangestraald. Op/in voornoemde tas zijn ook DNA-sporen aangetroffen die matchen met het DNA van [verdachte] en man B.
[medeverdachte] heeft direct na de overval wetenschap van een telefoon, die kort daarvoor is weggenomen en moet worden weggemaakt en appt na de overval naar zijn vriendin over iets dat is voorgevallen, dat waarschijnlijk over de overval gaat.
Op de jas van slachtoffer [slachtoffer 1] is DNA aangetroffen, dat matcht met het DNA van man B. Dit betekent dat B op de plaats van het delict, in de woning, kan worden geplaatst. Tevens is een DNA-match met man B met betrekking tot het in de sporttas aangetroffen wapen, de in de sporttas aangetroffen bivakmuts en op een lipje van het vak van het vuurwapen in voornoemde sporttas. Ook man B was dus betrokken bij de woningoverval.
Op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat, nadat sprake is geweest van een voorverkenning, [verdachte] samen met twee anderen, onder wie [medeverdachte] , met wapens en bivakmutsen naar de woning in Deurne is gegaan. Twee van hen, onder wie man B, zijn bij de serre achter de woning naar binnen gegaan en hebben met geweld en bedreiging met geweld een telefoon weggenomen. Kennelijk was het de bedoeling om meer buit te maken, maar werden ze gestoord door de in de woning aanwezige ouders.
De daders hebben de woning verlaten en zijn vervolgens met drie personen weggevlucht. In Bakel hebben [verdachte] en [medeverdachte] een tas met daarin onder meer drie bivakmutsen en een wapen in het bos verborgen. Het wapen in de tas kan worden gelinkt aan man B en daarmee ook aan de overval.
Op basis van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen wie er naast man B in de woning is geweest. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen wel vaststellen dat óf [verdachte] óf [medeverdachte] in de woning is geweest en dat een van hen buiten op de uitkijk heeft gestaan en dat zij na de overval met zijn drieënzijn weggevlucht, en dat vervolgens de weggenomen telefoon onklaar is gemaakt en de tas met daarin het wapen en de bivakmutsen is achtergelaten in een bos in Bakel.
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk moet zijn geweest – in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarbij elk van de deelnemers een, wat betreft het gewicht van zijn bijdrage aan dat misdrijf, vergelijkbare en in die zin onderling inwisselbare rol heeft vervuld.
Daarbij merkt de rechtbank op dat de door [medeverdachte] en [verdachte] afgelegde verklaringen geenszins aanleiding geven iets anders te veronderstellen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld tezamen en in vereniging met anderen gepleegd, zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
In de zaak met parketnummer 01-114352-23
Primair:
op 23 november 2022 te Deurne, tezamen en in vereniging met anderen,
een telefoon, die aan [slachtoffer 1] , toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- zich met bivakmutsen en een vuurwapen en een taser naar en in de
woning gelegen aan [adres 2] te begeven waarin die [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevonden en/of
- dat vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] te richten en/of te tonen
en/of
- met dat vuurwapen in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te slaan en/of
- die taser aan te zetten en/of op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of

bij de nek van die [slachtoffer 3] te houden en/of

- die taser bij het lichaam van die [slachtoffer 1] te houden en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht te slaan en/of
- een nekklem bij die [slachtoffer 1] aan te leggen, althans de keel van die [slachtoffer 1]

dicht te knijpen en/of

- hen de woorden toe te voegen “cash cash” en/of "money" en/of "geld" en/of

“we want money” en/of “kurva”;

In de zaak met parketnummer 01.105846.24:
feit 1:
op 26 oktober 2023 te Asten, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een spuitbus pepperspray (bevattende Oleoresin Capsicum),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen,
voorhanden heeft gehad;
feit 2:
op 26 oktober 2023 te Asten, opzettelijk, aanwezig heeft gehad, ongeveer 10,2 gram, amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vijf jaren onvoorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht bij een veroordeling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft werk.
Bij een bewezenverklaring vindt de raadsman een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend. Verdachte zit al redelijk lang in voorarrest. Gezien zijn redelijk blanco justitiële documentatie is het, aldus de raadsman, niet passend om een langere gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen, schuldig gemaakt aan een woningoverval. Drie mannen zijn, nadat er een voorverkenning is geweest, naar de woning gegaan. Twee mannen met bivakmutsen zijn de serre achter de woning binnengedrongen. De derde persoon is in de buurt van de woning gebleven. Verdachte heeft daar als medepleger deel van uit gemaakt.
In de serre hebben de twee mannen de aldaar aanwezige personen geslagen, met een nekklem omhoog getrokken en met een taser in de nek bedreigd. De persoon met de taser heeft deze taser meermalen laten knetteren, hetgeen zeer beangstigend moet zijn geweest voor de slachtoffers. Tevens zijn de slachtoffers met een vuurwapen bedreigd. De mannen wilden geld. Toen dit niet lukte hebben ze een telefoon van een van de slachtoffers buit gemaakt en de woning verlaten.
Feiten als deze kenmerken zich doordat zij een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in hun/een woning. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog lang last van kunnen hebben.
Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Voorts veroorzaken feiten als deze maatschappelijke onrust en brengen ze een gevoel van onveiligheid onder burgers teweeg.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij kennelijk slechts uit eigen financieel gewin heeft gehandeld en geen enkel oog heeft gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers. Ook de omstandigheid dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
De rechtbank houdt verder bij de strafoplegging rekening met de omstandigheden dat verdachte pepperspray en amfetamine aanwezig heeft gehad.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Voor een overval op een woning met licht geweld (een enkele ruk, duw, zonder noemenswaardig letsel) is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 3 jaar onvoorwaardelijk. Bij ander geweld is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar het uitgangspunt.
De rechtbank vindt dat in deze zaak sprake is van meer dan licht geweld.
Een aantal slachtoffers is geslagen, er is een nekklem aangelegd en er is gedreigd met wapens, te weten een vuurwapen en een taser, waarbij men de taser ook daadwerkelijk meermalen heeft laten knetteren.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank tevens in strafverzwarende zin rekening met het uittreksel ECRIS/Nationaal Strafregister (Polen), waaruit blijkt dat verdachte tot (onder meer) forse gevangenisstraffen onherroepelijk is veroordeeld in Polen ter zake soortgelijke delicten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor een periode van vijf jaren opleggen, inhoudende dat verdachte zich zal onthouden van contact met de drie slachtoffers.
De rechtbank zal tevens bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van één week per overtreding, voor het geval verdachte zich niet aan de maatregel houdt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De vordering.
De benadeelde partij heeft € 5.000,-- immateriële schade en € 475,87 materiële schade gevorderd, bestaande deze materiële schade uit € 421,99 (jas) en € 53,87 (opvragen medische informatie), met te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair aangevoerd de vordering af te wijzen.
Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde immateriële schade. De raadsman vindt dat de gevorderde immateriële schade, die is gebaseerd op het voelen van angst, of de angst om beschoten te worden, te ingewikkeld is om binnen deze procedure te beoordelen.
Ten aanzien van de materiële schade van benadeelde partij heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft de aankoop van de jas heeft de raadsman wel aangevoerd dat de benadeelde schadebeperkender had kunnen optreden.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schade € 5.000,-- en materiële schade € 253,87 (€ 200,-- (jas) en € 53,87 (opvragen medische informatie), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022, de datum van het delict, tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de jas acht de rechtbank een bedrag van € 200,-- redelijk, nu verdachte zijn eigen jas terug heeft ontvangen en deze aangeschafte jas voor tijdelijk gebruik was.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank vindt de hoogte van het gevorderde bedrag billijk en zal dit toewijzen.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige (resterende deel met betrekking tot de jas) niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

De vordering.
De benadeelde partij heeft € 5.500,-- immateriële schade en € 1492,72 materiële schade gevorderd, bestaande deze materiële schade uit € 150,-- (reiskosten), € 270,72 (medische kosten) en € 1072,-- (huishoudelijke hulp), met te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair aangevoerd de vordering af te wijzen.
Subsidiair is verzocht benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde immateriële schade. De raadsman vindt dat de gevorderde immateriële schade, die is gebaseerd op het voelen van angst, of de angst om beschoten te worden, en de materiële schade met betrekking tot huishoudelijke hulp te ingewikkeld om binnen deze procedure te beoordelen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022, de datum van het delict, tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank vindt de hoogte van het gevorderde bedrag billijk en zal dit toewijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De vordering.
De benadeelde partij heeft € 4.500,-- immateriële schade gevorderd te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair aangevoerd de vordering af te wijzen.
Subsidiair is verzocht benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde immateriële schade. De raadsman vindt dat de gevorderde immateriële schade, die is gebaseerd op het voelen van angst, of de angst om beschoten te worden, te ingewikkeld om binnen deze procedure te beoordelen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022, de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank vindt de hoogte van het gevorderde bedrag billijk en zal dit toewijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregelen.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022, de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank telkens bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 38v, 57, 60a, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht,
2, 10 van de Opiumwet en
13, 26 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
In de zaak met parketnummer 01-114352-23:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
In de zaak met parketnummer 01.105846.24:
feit 1:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregelen.
T.a.v. 01-114352-23 feit 1 primair, 01-105846-24 feit 1, feit 2:
 Een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01-114352-23 feit 1 primair:
 Een contactverbod voor de duur van 5 jaren.
Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde gedurende 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
1. [slachtoffer 3] , geboren op [1991] ,
2. [slachtoffer 1] , geboren op [1996] ,
3. [slachtoffer 2] , geboren op [1995] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis
bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van in totaal 6 maanden hechtenis.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
 Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 4.500,00.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 55 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 4.500,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van
€ 4.500,00, bestaande uit immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
 Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 1] , van een bedrag van € 5.253,88.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 61 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade € 5.000,-- en materiële schade € 253,88 (jas € 200,-- en opvragen medische informatie € 53,88).
De immateriële schade en materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 5.253,88, bestaande uit immateriële schade € 5.000,-- en materiële schade
€ 253,88 euro (jas € 200,-- en opvragen medische informatie € 53,88).
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige (resterende deel met betrekking tot de jas) niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
 Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer 3] , van een bedrag van € 6.992,72.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 69 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit € 1.492,72 materiële schade (reiskosten € 150,--, medische kosten € 270,72 en huishoudelijke hulp € 1.072,--) en € 5.500,00 euro immateriële schade.
het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 6.992,72, bestaande uit € 1.492,72 materiële schade (reiskosten € 150,--, medische kosten € 270,72 en huishoudelijke hulp € 1.072,--) en € 5.500,00 immateriële schade.
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s)is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.R.H. Koekoek, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. S.H. van Dalen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 05 juli 2024.