ECLI:NL:RBOBR:2024:3093

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
01/095978-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met voorwaardelijk opzet en bijzondere voorwaarden

Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een gewelddadig voorval dat plaatsvond op 9 april 2023 in Eindhoven, waarbij de verdachte het slachtoffer meermalen tegen het hoofd schopte terwijl deze weerloos op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, wat leidde tot de veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Tevens werd een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken ten uitvoer gelegd. De rechtbank overwoog dat het gepleegde geweld niet alleen gevolgen heeft voor het slachtoffer, maar ook bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar besloot een groter deel van de straf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten en om hulpverlening te realiseren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.095978.23
Parketnummer vordering: 02.342455.21
Datum uitspraak: 04 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van de verdachte/veroordeelde (hierna te noemen: de verdachte) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 mei 2024.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 9 april 2023 te Eindhoven
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] met een schoen heeft geslagen en/of
- het lichaam van die [slachtoffer] over de grond heeft gesleept en/of
- meermalen (met geschoeide voet en/of met kracht) (terwijl die [slachtoffer]
bewusteloos, in elk geval weerloos, op de grond lag) op/tegen het hoofd
en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en/of
- meermalen (met gebalde vuist en/of met kracht) op/tegen het hoofd en/of
andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 april 2023 te Eindhoventer uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,- die [slachtoffer] met een schoen heeft geslagen en/of- het lichaam van die [slachtoffer] over de grond heeft gesleept en/of- meermalen (met geschoeide voet en/of met kracht) (terwijl die [slachtoffer]bewusteloos, in elk geval weerloos, op de grond lag) op/tegen het hoofden/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en/of- meermalen (met gebalde vuist en/of met kracht) op/tegen het hoofd en/ofandere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 02.342455.21 is aangebracht bij vordering van 5 april 2024. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant van 15 april 2022. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht (
bijlage 1).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de intensiteit van het door de verdachte gepleegde geweld en de aard van deze geweldshandelingen, onder meer het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer dat weerloos op de grond lag, poging tot doodslag opleveren. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte voorwaardelijk opzet gehad op de dood van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging.
Namens de verdachte is aangevoerd dat hij geen vol opzet had op de dood van het slachtoffer, maar ten aanzien van een bewezen verklaring van poging tot doodslag via voorwaardelijk opzet heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als
bijlage 2bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte, onder meer, meermalen tegen het hoofd van aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) heeft geschopt/getrapt. De verdachte heeft dit ook bekend. Dat de verdachte daarbij vol opzet had op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is niet gebleken. De rechtbank dient daarom te beoordelen of de verdachte ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank neemt bij haar beoordeling allereerst in overweging dat het een algemene ervaringsregel is dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is met vitale levensfuncties. Een krachtige geweldsinwerking op het hoofd kan tot de dood leiden. Of de kans op overlijden aanmerkelijk is, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Op basis van de beschrijving van de camerabeelden en de eigen waarneming gedaan ter zitting, zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank het volgende vast. Aangever is op enig moment tijdens een vechtpartij tussen hem en de verdachte op straat komen te liggen. De verdachte heeft hem in die positie niet alleen geslagen en gestompt, maar heeft hem ook tegen zijn hoofd geschopt/getrapt. Vanaf enig moment is aangever roerloos op de grond blijven liggen. Hij was op dat moment weerloos en zijn hoofd lag onbeschermd op straat. Onder die omstandigheden heeft de verdachte aangever nog drie keer met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd geschopt/getrapt. Door de impact van die tweede en derde keer schoppen/trappen is het lichaam van aangever verplaatst. Door de vierde schop met uithaal door de verdachte is het lichaam van aangever omhoog gekomen en weer neergevallen op de grond. Op het moment dat een verbalisant bij aangever komt, is deze buiten bewustzijn, ligt er een plas bloed onder zijn hoofd, hij heeft aangezichtsletsel, er ligt een tand op de grond naast hem en de neus van aangever staat in een onnatuurlijke stand. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de kracht waarmee de verdachte tegen het hoofd van aangever schopte/trapte enorm was.
Onder deze omstandigheden heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat het door de verdachte uitgeoefende geweld tot dodelijk letsel bij aangever zou leiden.
De rechtbank is verder van oordeel dat de hierboven beschreven gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangever gericht te zijn dat het, behoudens contra-indicaties waarvan in deze zaak niet is gebleken, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.

De bewezenverklaring.Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte

op 9 april 2023 te Eindhoven
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] met een schoen heeft geslagen en
- het lichaam van die [slachtoffer] over de grond heeft gesleept en
- meermalen met geschoeide voet en met kracht terwijl die [slachtoffer]
bewusteloos, in elk geval weerloos, op de grond lag op/tegen het hoofd
en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en
- meermalen met gebalde vuist en met kracht op/tegen het hoofd en/of
andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie de oplegging gevorderd van de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Deze houden in:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Ambulante behandeling
 Houden aan aanwijzingen van reclassering
Betrokkene houdt zich aan alle aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zolang de reclassering dat nodig acht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (
bijlage 3).
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan zijn voorarrest op te leggen maar de maximale taakstraf. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte gemotiveerd is om de begeleiding en behandeling die hij sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis ondergaat, te blijven ondergaan. Aangevoerd is ook dat de verdachte weer vader is geworden en dat deze omstandigheid hem tot bezinning heeft gebracht. De verdachte wil zo nodig in een kliniek werken aan zijn problemen met alcohol. Hij is intrinsiek gemotiveerd en wil, zodra dit kan, een baan gaan zoeken. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het traject dat hij nu doorloopt doorkruisen en de verdachte zal zijn woning verliezen.
Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, heeft de verdediging om verlenging van de proeftijd verzocht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Op de openbare weg heeft de verdachte het slachtoffer op zeer agressieve wijze mishandeld, waarbij hij die ander ook meermalen tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag.
Dergelijk geweld heeft met name gevolgen voor het slachtoffer, maar draagt ook bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel.
De verdachte heeft zich bij en na zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer.
De verdachte verkeerde tijdens het plegen van het feit onder invloed van alcohol, waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of in ieder geval moest begrijpen. Desondanks heeft hij, naar eigen zeggen, zeer veel alcohol gebruikt.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een uittreksel uit de Justitiële Documentatie over de verdachte, gedateerd van 15 mei 2024. Daaruit volgt dat hij voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde vaker is veroordeeld voor geweldsdelicten, onder meer tot voorwaardelijke gevangenisstraffen en tot taakstraffen. Deze eerdere veroordelingen waren ten tijde van het bewezenverklaarde onherroepelijk. De veroordelingen hebben de verdachte er niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij er blijk van heeft gegeven de ernst van het door hem aan het slachtoffer aangedane leed in te zien en dat hij ter zitting oprecht berouw heeft getoond.
Uit het reclasseringsrapport blijkt, dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zich in de afgelopen periode in positieve zin hebben gewijzigd.
Desondanks is het gepleegde feit naar het oordeel van de rechtbank te ernstig om aan de verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zoals verzocht door de verdediging. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft daarbij oog voor de benodigde vergelding en de rechtbank acht het ook van belang dat de strafoplegging bijdraagt aan de algemene preventie van strafbare feiten en aldus een zekere afschrikkende werking dient te hebben.
De rechtbank zal de straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen. Dit om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, maar ook om de benodigde hulpverlening te realiseren. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een groter deel van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 02.342455.21.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 45, 63, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: poging tot doodslag.

verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
12 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich blijft
meldenbij de reclassering van het Leger des Heils, Dr. Cuyperslaan 80 te Eindhoven zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat de veroordeelde zich
ambulant laat behandelendoor De Woenselse Poort, forensische polikliniek 'De Omslag' of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- dat de veroordeelde zich
houdt aan alle aanwijzingendie de reclassering hem geeft, voor zolang de reclassering dat nodig acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant van 15 april 2022, gewezen onder parketnummer 02-342455-21, te weten:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Jansen, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en M. Poirters, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 04 juli 2024.