ECLI:NL:RBOBR:2024:3056

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
01/077123-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal en oplichting van ouderen, met bezit van hard- en softdrugs

Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meervoudige diefstal met een valse sleutel en oplichting van oudere personen. De verdachte heeft gedurende een periode van 10 maanden, van januari tot november 2023, meerdere oudere slachtoffers benaderd door zich voor te doen als bankmedewerker. Hij heeft hen misleid om sieraden en bankpassen af te geven, waarna hij met deze passen geld heeft gepind. In totaal heeft hij aanzienlijke bedragen van zijn slachtoffers ontvreemd. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het bezit van verschillende soorten harddrugs, waaronder amfetamine, MDMA, cocaïne, hennep en ketamine, die op zijn slaapkamer werden aangetroffen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplichtingen tot deelname aan reclasseringstoezicht en behandeling. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoedingen te betalen aan de slachtoffers, en is het geld dat hij heeft verkregen door de oplichtingen verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien het kwetsbare karakter van de slachtoffers en het emotionele leed dat hen is aangedaan. De verdachte heeft zijn daden niet volledig ingezien en toonde onvoldoende berouw, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.077123.24
Datum uitspraak: 01 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2003] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: Justitieel Complex Zeist.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 juni 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 19 januari 2023 tot en met 17 november 2023 te Deurne, Zwolle, Linschoten (gemeente Montfoort), Uden, Drunen, Deventer, Dalfsen, Erp, Steenwijkerland, Nijmegen, Nijkerk en/of Best, althans in Nederland
een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 1] (€680 op 19 januari 2023 te Zwolle),
- [slachtoffer 2] (€1200 op 25 januari 2023 te Deurne),
- [slachtoffer 3] (€1200 op 25 januari 2023 te Deurne),
- [slachtoffer 4] (€500 op 3 februari 2023 te Uden),
- [slachtoffer 5] (€1000 op 5 februari 2023 te Drunen),
- [slachtoffer 6] (€900 op 8 februari 2023 te Uden),
- [slachtoffer 7] (€1180 op 10 februari 2023 te Zoetermeer),
- [slachtoffer 8] (€1000 op 28 februari 2023 te Deventer),
- [slachtoffer 9] (€1000 op 14 maart 2023 te Dalfsen),
- [slachtoffer 10] (€1000 op 4 april 2023 te Erp),
- [slachtoffer 11] (€1195,50 op 7 april 2023 te Steenwijk en Steenwijkerland),
- [slachtoffer 12] (€650 op 17 november 2023 te Best),

in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens met een pinpas van voornoemde personen, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een geldbedrag op te nemen bij een pinautomaat;

T.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 19 januari 2023 tot en met 17 november 2023 te Deurne, Zwolle, Linschoten (gemeente Montfoort), Uden, Drunen, Deventer, Dalfsen, Erp, Steenwijkerland, Nijmegen, Nijkerk en/of Best, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door telkens het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] ,
- [slachtoffer 8] ,
- [slachtoffer 9] ,
- [slachtoffer 10] ,
- [slachtoffer 11] ,
- [slachtoffer 13] ,
- [slachtoffer 14] en/of
- [slachtoffer 12]

heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten afgifte van een bankpas en/of pincode en/of sieraden, door met bovenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid,

- telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer 1] , [aangeefster 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 12] en zich daarbij voor te doen als medewerker van een bank en/of politie met de mededeling dat er geld van zijn en/of haar en of hun rekening is gehaald en/of dan wel is gepoogd om geld af te schrijven en/of zijn en/of haar bankpassen vervangen moeten worden om vervolgens naar zijn en/of haar pincode te vragen,
- naar de woning van die [slachtoffer 1] , [aangeefster 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 12] te gaan en zich voor te doen als medewerker van de bank,
- die [slachtoffer 1] , [aangeefster 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 12] te verzoeken om zijn en/of haar bankpas en/of pincode en/of sieraden af te geven,

waardoor die [slachtoffer 1] , [aangeefster 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 12] bewogen is/zijn tot bovenomschreven afgifte;

T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Veghel, gemeente Meierijstad
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 845 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 416,77 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- ongeveer 105,68 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1185,25 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2MMC,
zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne en/of 2MMC,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Veghel, gemeente Meierijstad
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 519,40 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 1139,02 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 4 maart 2024, in Veghel, gemeente Meierijstad, althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 553,15 gram bevattende ketamine, zijnde een werkzame stof in de zin van de Geneesmiddelenwet, heeft ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het vierde gedachtestreepje onder feit 3: het bezit van 2MMC, omdat deze stof niet op lijst I van de Opiumwet staat en het bezit daarvan dus (nog) niet strafbaar is.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Ten aanzien van feit 1: diefstal geldbedragen door middel van een valse sleutel.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen.
 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 juni 2024;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 27 januari 2023, p. 22-27;
  • Relaas van [verbalisant 1] d.d. 29 maart 2023, p. 30-34;
  • Relaas van [verbalisant 2] d.d. 27 maart 2023, p. 35-39;
  • Verklaring van [aangeefster 1] namens [slachtoffer 2] d.d. 31 januari 2023, p. 42-45;
  • Relaas van [verbalisant 3] d.d. 6 april 2023, p. 46-48;
  • Relaas van [verbalisant 4] d.d. 6 maart 2023, p. 100-105;
  • Verklaring van aangever [slachtoffer 3] d.d. 3 februari 2023, p. 49-54;
  • Relaas van [verbalisant 5] d.d. 22 maart 2023, p. 55-59;
  • Relaas van [verbalisant 4] d.d. 6 maart 2023, p. 100-105;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] d.d. 7 februari 2023, p. 60-69;
  • Relaas van [verbalisant 6] d.d. 24 februari 2023, p. 70-72;
  • Relaas van [verbalisant 7] d.d. 7 maart 2023, p. 73-75;
  • Relaas van [verbalisant 8] d.d. 27 december 2023, p. 76-80;
  • Relaas van [verbalisant 4] d.d. 6 maart 2023, p. 100-105;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] d.d. 10 februari 2023, p. 81-84;
  • Relaas van [verbalisant 4] d.d. 28 februari 2023, p. 87-90;
  • Relaas van [verbalisant 4] d.d. 28 februari 2023, p. 91-93;
  • Relaas van [verbalisant 4] d.d. 6 maart 2023, p. 100-105;
  • Relaas van [verbalisant 9] d.d. 6 maart 2023, p. 106-112;
  • Relaas van [verbalisant 2] d.d. 7 maart 2023, p. 113-118;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] d.d. 14 februari 2023, p. 119-123;
  • Relaas van [verbalisant 10] d.d. 7 maart 2023, p. 126-128;
 Verklaring van [aangeefster 2] namens [slachtoffer 7] d.d. 17 februari 2023, p. 129-134;
  • Relaas van [verbalisant 11] d.d. 2 maart 2023, p. 135-139;
  • Relaas van [verbalisant 4] d.d. 6 maart 2023, p. 100-105;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 8] d.d. 13 maart 2023, p. 140-144;
  • Relaas van [verbalisant 14] d.d. 27 april 2023, p. 147-151;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 9] d.d. 14 maart 2023, p. 152-159;
  • Relaas van [verbalisant 12] d.d. 17 maart 2023, p. 162-166;
  • Relaas van [verbalisant 13] d.d. 23 maart 2023, p. 167-169;
  • Relaas van [verbalisant 16] d.d. 18 april 2023, p. 200-207;
  • Verklaring van aangever [slachtoffer 10] d.d. 4 april 2023, p. 170-172;
  • Relaas van [verbalisant 4] d.d. 13 april 2023, p. 177-180;
  • Relaas van [verbalisant 9] d.d. 18 april 2023, p. 181-186;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 11] d.d. 11 april 2023, p. 187-190;
  • Relaas van [verbalisant 15] d.d. 12 april 2023, p. 198-199;
  • Relaas van [verbalisant 16] d.d. 18 april 2023, p. 200-207;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 12] d.d. 21 november 2023, p. 264-268;
  • Relaas van [verbalisant 17] d.d. 11 december 2023, p. 269-272;
  • Relaas van [verbalisant 18] d.d. 2 januari 2024, p. 273-276.
Ten aanzien van feit 2: oplichting.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde (behoudens een ondergeschikt deel (te weten de afgifte van sieraden die hierna nog zal worden besproken) duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen.
  • Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 juni 2024;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 27 januari 2023, p. 22-27;
  • Verklaring van [aangeefster 1] namens [slachtoffer 2] d.d. 31 januari 2023, p. 42-45;
  • Verklaring van aangever [slachtoffer 3] d.d. 3 februari 2023, p. 49-54;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] d.d. 7 februari 2023, p. 60-69;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] d.d. 10 februari 2023, p. 81-84;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] d.d. 14 februari 2023, p. 119-123;
  • Verklaring van [aangeefster 2] namens [slachtoffer 7] d.d. 17 februari 2023, p. 129-134;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 8] d.d. 13 maart 2023, p. 140-144;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 9] d.d. 14 maart 2023, p. 152-159;
  • Verklaring van aangever [slachtoffer 10] d.d. 4 april 2023, p. 170-172;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 11] d.d. 11 april 2023, p. 187-190;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 13] d.d. 19 september 2023, p. 208-211;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 14] d.d. 8 oktober 2023, p. 230-239;
  • Relaas van [verbalisant 19] d.d. 8 november 2023, p. 247-252;
  • Relaas van [verbalisant 20] d.d. 14 november 2023, p. 253-263;
  • Verklaring van aangeefster [slachtoffer 12] d.d. 21 november 2023, p. 264-268.

Bewogen tot afgifte van sieraden.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2024 heeft verklaard dat hij niet wist dat hij bij een aantal van de slachtoffers (7) (voor de tweede keer) aan de deur is geweest om sieraden op te halen. Hij verklaarde (steeds) een envelop met onbekende inhoud overhandigd te hebben gekregen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en acht dit gedeelte van het onder feit 2 tenlastegelegde evenwel wettig en overtuigend bewezen op basis van (onder meer) het navolgende.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 14] d.d. 8 oktober 2023, p. 231:

“(…)Ik hoorde de bankmedewerker, die al die tijd aan de telefoon was, vragen of ik thuis
nog sieraden had liggen. Ik heb hem verteld dat ik thuis sieraden heb liggen in een
kluis, boven in mijn kledingkast. Ik hoorde de bankmedewerker zeggen dat het
levensgevaarlijk was dat ik sieraden thuis had liggen en dat de bankmedewerker die
aan de deur was geweest, mij kon helpen om de kluis te pakken. Ik moest aan de
telefoon blijven. Ik hoorde mijn deurbel gaan omstreeks 14.40 uur. Ik zag de jongen
staan aan wie ik eerder mijn envelop met mijn bankpas heb overhandigd. Ik heb de
jongen toen binnengelaten en hoorde hem zeggen dat de deur direct weer dicht moest.
Dit heb ik toen gedaan. Wij zijn toen samen naar boven gelopen en ik zag dat hij mijn
kluis uit mijn kledingkast pakte. Ook zag ik dat hij de sieraden van mijn nachtkastje
pakte. Ik vroeg aan hem, of hij de sleutel nodig had van de kluis. Ik hoorde de
jongen zeggen dat dit niet nodig was. Ik hoorde hem vragen om een plastic tas, waar de
kluis in kon. Ik heb hem een witte plastic tas gegeven met gekleurde letters erop. Ik
zag dat hij de kluis in de plastictas stopte en toen weer mijn woning verliet. (…)”
Ten aanzien van feit 3: bezit harddrugs.

Vrijspraak bezit 2MMC.
De rechtbank concludeert, in navolging van de raadsvrouw van verdachte en de officier van justitie in tweede termijn, dat 2MMC niet op lijst I van de Opiumwet staat. Het bezit daarvan is dan ook niet verboden. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook partieel worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring hoeveelheid MDMA.
Ten laste is gelegd het bezit van een hoeveelheid van 416,77 gram MDMA. De rechtbank heeft de in beslag genomen, gewogen en geteste hoeveelheden drugs nagerekend en bij elkaar opgeteld. Op basis van het dossier komt zij tot bewezenverklaring van het bezit van 373,21 gram MDMA. Het verschil, 43,56 gram MDMA, kan de rechtbank – ook op basis van het verhandelde ter terechtzitting – niet verklaren. Zij komt aldus tot bewezenverklaring van het mindere.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder feit 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen.
 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 juni 2024;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 21] d.d. 5 maart 2024, p. 327-410;
  • Verklaring van getuige [getuige] d.d. 4 maart 2024, p. 411-413;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 22] en [verbalisant 23] d.d. 6 maart 2024, p. 421-424;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 22] en [verbalisant 23] d.d. 6 maart 2024, p. 425-430;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 22] en [verbalisant 23] d.d. 21 maart 2024, p. 431-437;
  • Relaas van verbalisant [verbalisant 22] d.d. 11 maart 2024, p. 438-439;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 24] en [verbalisant 25] d.d. 5 april 2024, p. 450-454;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 001), p. 455;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 002), p. 456;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 003), p. 457;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 004), p. 458;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 005), p. 459;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 006), p. 460;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 007), p. 461;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 008), p. 462;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 009), p. 463;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 010), p. 464;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 011), p. 465;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 012), p. 466;
  • Een deskundigenrapport van NFiDENT, opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong d.d. 5 april 2024, zaaknummer 2024.04.05.047 (aanvraag 013), p. 467.
Ten aanzien van feit 4: bezit softdrugs.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen.
 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 juni 2024;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 21] d.d. 5 maart 2024, p. 327-410;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 22] en [verbalisant 23] d.d. 6 maart 2024, p. 421-424.
Ten aanzien van feit 5: bezit ketamine.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen.
 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 juni 2024;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 21] d.d. 5 maart 2024, p. 327-410;
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 22] en [verbalisant 23] d.d. 6 maart 2024, p. 425-430.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. feit 1:
in de periode van 19 januari 2023 tot en met 17 november 2023 in Nederland,
geldbedragen die aan
- [slachtoffer 1] (€680 op 19 januari 2023 te Zwolle),
- [slachtoffer 2] (€1200 op 25 januari 2023 te Deurne),
- [slachtoffer 3] (€1200 op 25 januari 2023 te Deurne),
- [slachtoffer 4] (€500 op 3 februari 2023 te Uden),
- [slachtoffer 5] (€1000 op 5 februari 2023 te Drunen),
- [slachtoffer 6] (€900 op 8 februari 2023 te Uden),
- [slachtoffer 7] (€1180 op 10 februari 2023 te Zoetermeer),
- [slachtoffer 8] (€1000 op 28 februari 2023 te Deventer),
- [slachtoffer 9] (€1000 op 14 maart 2023 te Dalfsen),
- [slachtoffer 10] (€1000 op 4 april 2023 te Erp),
- [slachtoffer 11] (€1195,50 op 7 april 2023 te Steenwijk en Steenwijkerland),
- [slachtoffer 12] (€650 op 17 november 2023 te Best),

toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens met een pinpas van voornoemde personen, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een geldbedrag op te nemen bij een pinautomaat;

T.a.v. feit 2:
in de periode van 19 januari 2023 tot en met 17 november 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] ,
- [slachtoffer 8] ,
- [slachtoffer 9] ,
- [slachtoffer 10] ,
- [slachtoffer 11] ,
- [slachtoffer 13] ,
- [slachtoffer 14] en
- [slachtoffer 12]

heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten afgifte van een bankpas en pincode en/of sieraden, door met bovenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid,

- telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] en zich daarbij voor te doen als medewerker van een bank en/of politie met de mededeling dat er geld van zijn of haar of hun rekening is gehaald en/of dan wel is gepoogd om geld af te schrijven en/of zijn of haar of hun bankpassen vervangen moeten worden om vervolgens naar zijn of haar of hun pincode te vragen,
- naar de woning van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] te gaan en zich voor te doen als medewerker van de bank,
- die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] te verzoeken om zijn of haar of hun bankpas en pincode en/of sieraden af te geven,

waardoor die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] bewogen zijn tot bovenomschreven afgifte;

T.a.v. feit 3:
op 4 maart 2024 te Veghel, gemeente Meierijstad,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 845 gram van een materiaal bevattende amfetamine en
- ongeveer 373,21 gram van een materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 105,68 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde amfetamine en MDMA en cocaïne,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
T.a.v. feit 4:
op 4 maart 2024 te Veghel, gemeente Meierijstad,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 519,40 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en ongeveer 1139,02 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep,telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
T.a.v. feit 5:
op 4 maart 2024, in Veghel, gemeente Meierijstad,
opzettelijk zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 553,15 gram bevattende ketamine, zijnde een werkzame stof in de zin van de Geneesmiddelenwet, in voorraad heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft hij verzocht de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft met klem verzocht niet de eis van de officier van justitie, maar het advies van de reclassering te volgen.
Zij heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf en de bijzondere voorwaarden opgesteld door de reclassering met een proeftijd van drie jaar, dadelijk uitvoerbaar verklaard, en een eventuele taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twaalf gekwalificeerde diefstallen, veertien gehaaide oplichtingen en het bezit van bijna anderhalve kilo harddrugs, meer dan anderhalve kilo softdrugs en een halve kilo ketamine. In de periode van 19 januari 2023 tot en met 17 november 2023 is hij (in totaal) negentien keer bij ouderen aan de deur geweest om pinpassen, pincodes en sieraden op te halen. In twaalf gevallen heeft hij met deze pinpassen voor in totaal duizenden euro’s gepind. De sieraden die zijn afgegeven, hebben – naast een geldelijke waarde – voor de veelal weduwe geworden oudere dames een grote emotionele waarde. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van slachtoffers die weinig weerbaar zijn en die zichzelf ook verwijten dat zij in de mooie praatjes van verdachte en zijn mededader(s) zijn getrapt. Het gaat om laffe en gewetenloze daden die de slachtoffers veel verdriet hebben gedaan, als ook de mensen in de omgeving van de slachtoffers.
De reclassering van Novadic-Kentron heeft op 10 juni 2024 een advies uitgebracht. Daarbij is de door GZ-psycholoog mevrouw K. Doedens op 6 juni 2024 uitgevoerde verdiepingsdiagnostiek betrokken. Uit de verdiepingsdiagnostiek komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een enigszins disharmonisch intelligentieprofiel in de range van het niveau licht verstandelijke beperking tot laag begaafd niveau. Daarnaast wordt er een coping waargenomen die veelal vermijdend is in de vorm van terugtrekken en middelengebruik. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Verdachte is vanwege zijn licht verstandelijke beperking sterk beïnvloedbaar door zijn (negatieve) sociale netwerk.
Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen. Passende interventies vanuit het adolescentenstrafrecht zijn reeds in een eerder toezicht ingezet door de jeugdreclassering, maar hebben geen duurzame positieve verandering teweeg gebracht aangezien verdachte is gerecidiveerd.
Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met een achttal bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren op te leggen. Op basis van de verdiepingsdiagnostiek stelt de reclassering vast dat verdachte in een forensisch kader ambulant begeleid en behandeld dient te worden voor zijn (delictgerelateerde) problematiek. [adres 2] acht een termijn van drie jaren nodig om verdachte een woontraject aan te kunnen bieden. Geadviseerd wordt de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. Geadviseerd wordt om verdachte aansluitend op zijn detentie te plaatsen bij [adres 2] . Verdachte kan hier op 2 juli 2024 terecht. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan dit traject doorkruisen omdat verdachte dan zijn plek verliest bij deze organisatie.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank verder rekening met de omstandigheid dat verdachte de ernst van het door hem aan de slachtoffers aangedane leed kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet. Hij lijkt zich niet bewust van de gevolgen voor de slachtoffers, maar benoemt voornamelijk de (financiële) gevolgen voor zichzelf. Hij geeft aan spijt te hebben van zijn daden, maar inzicht en intrinsiek, oprecht berouw ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor Opiumwetdelicten. Alleen al voor het aanwezig hebben van de bewezen verklaarde hoeveelheid harddrugs staat vijf tot zeven maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daar komen de straffen voor het bezit van hasjiesj en hennep, oplichting en het pinnen met de bankpassen nog bij. Ook daar staan steeds meerdere maanden gevangenisstraf op.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan voorarrest en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en (eventueel) een taakstraf op te leggen. Verdachte heeft op het moment van de einduitspraak echter slechts vier maanden gezeten, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank geen recht doet aan de hoeveelheid en ernst van de feiten. Een taakstraf zou om diezelfde redenen een te geringe straf zijn.
In verband met een juiste normhandhaving kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank zal van deze straf een gedeelte van veertien maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren worden gekoppeld.
De rechtbank realiseert zich dat verdachte onder deze omstandigheden zijn plek bij [adres 2] die op korte termijn voor hem was gereserveerd, verliest. Echter, vanuit detentie kunnen de mogelijkheden opnieuw worden onderzocht en kan er een nieuwe aanvraag worden gedaan tegen de tijd dat verdachte op vrije voeten komt. De rechtbank twijfelt er niet aan dat er opnieuw een passende plek voor hem zal worden gevonden.
De officier van justitie heeft gevorderd om de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De verdediging heeft zich hierbij aangesloten. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het (ook voor verdachte) wenselijk zou zijn dat deze voorwaarden direct na het wijzen van het vonnis van kracht zijn, zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid niet bevelen. Een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid kan namelijk op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht alleen gegeven worden indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Nu de feiten die verdachte heeft gepleegd, hoe ingrijpend ook voor aangevers, niet zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is niet voldaan aan dit vereiste.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het bezit van (meer dan een kilo) 2MMC waar door de officier van justitie wel rekening mee is gehouden bij het formuleren van de strafeis. De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen in overeenstemming is met de aard en ernst van het bewezen verklaarde.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij volledig toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering zorgvuldig te beoordelen. Met de gegeven toelichting ter terechtzitting, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten € 750,- aan immateriële schadevergoeding en € 2.500,- aan materiële schadevergoeding. De rechtbank heeft de waarde van de sieraden geschat op basis van de aangifte, de bij de vordering overgelegde facturen en de toelichting op de vordering ter terechtzitting. Het totaalbedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de kosten gemaakt ter (extra) (camera)beveiliging van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Deze kosten komen op basis van vaste jurisprudentie niet voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering tot vergoeding van de waarde van de meegegeven sieraden. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de (proces)kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 25,- (reiskosten).
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering onvoldoende onderbouwd omdat de machtiging ontbreekt en heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft (primair) verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de machtiging ontbreekt. De dochter van [slachtoffer 4] is geen rechtstreeks benadeelde.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering. De dochter van [slachtoffer 4] , mevrouw [dochter slachtoffer 4] , heeft namens haar moeder een vordering ingediend. De machtiging ontbreekt.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar. De vordering is ter terechtzitting (nader) onderbouwd door de zoon van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, € 2.400,- aan meegegeven sieraden. De rechtbank heeft de waarde van de sieraden geschat op basis van de aangifte, de bij de vordering overgelegde stukken en de ter terechtzitting gegeven toelichting. Het toe te wijzen bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het resterende deel van de vordering. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen
of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit,
onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de [slachtoffer 15] in haar geheel toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de terugvordering van de bedragen die zij hebben uitgekeerd aan de benadeelden omdat zij als bank niet worden beschouwd als partij die rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. Zij heeft hiervoor verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2022. Ten aanzien van de onderzoekskosten, acht zij de vordering onvoldoende onderbouwd.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het indienen van de vordering, 10 juni 2024, tot de dag der algehele voldoening.
De [slachtoffer 15] heeft uit coulance aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 12] schadeloos gesteld voor het bedrag dat met hun pinpas is gepind. Deze bedragen corresponderen met de in de tenlastelegging opgenomen en bewezen verklaarde opgenomen geldbedragen. De benadeelde partijen hebben (over het algemeen) de van hun bankrekening opgenomen geldbedragen opgevoerd als schadepost en deze vermeld onder het kopje ‘reeds vergoede schade’. Verdachte is degene die deze geldbedragen heeft weggenomen. Linksom of rechtsom komen deze bedragen voor vergoeding in aanmerking zodat de rechtbank de vordering zal toewijzen.
Naast de uit coulance vergoede bedragen aan haar klanten, heeft de bank onderzoekskosten gemaakt om de hoogte van de schade vast te stellen. De rechtbank acht de door de [slachtoffer 15] verzochte en onderbouwde kosten van onderzoek dan ook toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte acht de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing vatbaar en heeft zich ten aanzien van de hoogte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering voor toewijzing vatbaar voor zover deze is onderbouwd met stukken. Voor zover de posten niet zijn onderbouwd, heeft hij verzocht deze posten te schatten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering zorgvuldig te beoordelen omdat niet alle opgevoerde sieraden in de aangifte staan vermeld.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. De waarde van die opgevoerde sieraden is op geen enkele wijze onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen op de slaapkamer van verdachte aangetroffen en in beslag genomen geldbedragen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit de verklaring van verdachte ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting op 17 juni 2024 – dit voorwerpen zijn die aan de veroordeelde toebehoorden en die door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 2:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 5:
het overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
- legt op de volgende (bijkomende) straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan
14 maanden voorwaardelijken een proeftijd van
3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- betrokkene meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Verslavingsreclassering van Novadic-Kentron op het adres Dr. Poletlaan 74-76 te Eindhoven. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- betrokkene neemt actief deel aan de gedragsinterventie CovaPlus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en/of agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Betrokkene houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
- betrokkene laat zich behandelen door GGzE polikliniek De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal betrokkene zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
- betrokkene verblijft bij het [adres 2] of een andere instelling voor beschermd of begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct na het ingaan van de proeftijd en is aansluitend op detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- betrokkene is gedurende het reclasseringstoezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met betrokkene en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft betrokkene op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft betrokkene een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Betrokkene werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 2] ), te Eindhoven. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Betrokkene gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum.
- betrokkene werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- betrokkene werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.

verbeurdverklaringvan de in beslag genomen goederen (geldbedragen), te weten:
- 190 euro;
- 450 euro;
- 172,95 euro.
T.a.v. feit 2:

de verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 13] , van een bedrag van 3.250,00 euro.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 42 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 2.500,00 euro materiële schade en 750,00 euro immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 13] , van een bedrag van 3.250,00 euro, bestaande uit 2.500,00 euro materiële schade en 750,00 euro immateriële schade. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op 25,00 euro, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
-bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
- veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 2:
 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 12] , van een bedrag van 2.400,00 euro.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 34 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 12] , van een bedrag van 2.400,00 euro, bestaande uit materiële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 15] , van een bedrag van 9.890,00 euro, bestaande uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
T.a.v. feit 2:
 de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 6] , van een bedrag van 750,00 euro.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 08 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
T.a.v. feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] :
-wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 6] , van een bedrag van 750,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 08 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
- veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. T.J. Roest Crollius, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 01 juli 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2023051394.