ECLI:NL:RBOBR:2024:2993

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
C/01/402683 / JE RK 24-389
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze beschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 5 april 2024 een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend voor de minderjarige [A] voor de duur van zes maanden, met ingang van 19 april 2024. De kinderrechter oordeelt dat deze maatregel noodzakelijk en geschikt is in het belang van [A], die te maken heeft met ernstige opgroei- en opvoedproblemen. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, dat op 19 maart 2024 is ingediend. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders van [A] en haar advocaat, mr. E.A.M. Brugman, aanwezig waren. De ouders steunen het verzoek van het college, omdat zij vrezen dat [A] in een open setting terugvalt in oud gedrag.

De kinderrechter heeft eerder al meerdere machtigingen voor gesloten jeugdhulp verleend, maar constateert dat [A] nog niet de gewenste vooruitgang heeft geboekt. Ondanks dat zij positieve stappen heeft gezet, zoals het volgen van therapieën, is er ook sprake van terugval in oud gedrag, waaronder middelengebruik en conflicten met haar omgeving. De kinderrechter heeft de verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper in overweging genomen, die heeft aangegeven dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter benadrukt dat de belangen van het kind voorop staan en dat de duur van de machtiging niet langer mag zijn dan noodzakelijk. Uiteindelijk oordeelt de kinderrechter dat een machtiging voor zes maanden in dit geval gerechtvaardigd is, om [A] de tijd te geven zich verder te ontwikkelen en te werken aan haar problemen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/402683 / JE RK 24-389
Datum uitspraak: 5 april 2024

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van:

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van de GEMEENTE ’S-HERTOGENBOSCH, hierna te noemen: het college,

over de minderjarige:

[naam] ,

geboren te ’ [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
hierna te noemen: [A] ,
advocaat: mr. E.A.M. Brugman.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam] ,

wonende te ’s- [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder, en

[naam] ,

wonende te ‘ [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.

Het verloop van de procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het college, ter griffie ingekomen op 19 maart 2024. Bij het verzoekschrift zijn diverse bijlagen gevoegd, waaronder de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van
18 maart 2024.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [A] , bijgestaan door mr. E.A.M. Brugman;
  • [vertegenwoordiger van het college] namens het college;
  • de vader en de moeder.
De kinderrechter heeft mondeling uitspraak gedaan op grond van artikel 29a, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De feiten

De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [A] .
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 september 2023 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend om [A] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 19 oktober 2023.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 2 oktober 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [A] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 19 januari 2024.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 januari 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [A] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 19 april 2024.
[A] verblijft bij [naam] te [woonplaats] .

Het verzoek

Het college verzoekt een machtiging te verlenen om [A] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.

De standpunten tijdens de mondelinge behandeling[A] vindt een verblijf op de gesloten groep van [naam] niet langer nodig. Zij heeft het programma Girls’ Talk gevolgd, is recent gestart met dramatherapie en zal binnenkort beginnen met contextuele therapie. [A] heeft van haar behandelcoördinator begrepen dat zij bovenaan de wachtlijst staat om door te stromen naar een open groep.

Mr. Brugman heeft namens [A] verzocht het verzoek van het college af te wijzen, dan wel aan te houden om de mogelijkheden binnen een open setting te kunnen onderzoeken. Subsidiair wordt verzocht een voorwaardelijke machtiging te verlenen. Het is belangrijk om [A] te belonen voor de stappen die zij heeft gezet en haar daarin te stimuleren. In ieder geval is een machtiging voor langer dan drie maanden niet mogelijk omdat de gedragswetenschapper slechts heeft ingestemd met een duur van drie maanden.
Het college vindt een machtiging voor zes maanden noodzakelijk. Het is op dit moment nog te vroeg om de overstap te kunnen maken naar een open groep. [A] heeft meer tijd nodig om zich open te stellen voor haar behandeling en het ontwikkelen van een eigen identiteit. Als [A] volgens [naam] klaar is voor een open groep, en dit dus voldoende veilig wordt geacht, zal de gemeente daarin mee gaan. [A] heeft echter nog stappen te zetten.
De moeder stemt in met het verzoek van het college. Zij geeft aan dat [A] stappen vooruit zet, maar ook regelmatig terugvalt in oud gedrag. Ook heeft [A] verschillende therapieën niet afgemaakt. De moeder is wel positief over de therapie die [A] nu volgt. De moeder wil voorkomen dat [A] in een te vroeg stadium naar een open groep wordt overgeplaatst met het risico dat ze terugvalt en dan opnieuw een gesloten setting nodig zal zijn. De vader sluit zich hierbij aan.
De beoordeling
De vader is in het Verenigd Koninkrijk geboren en heeft de Ierse en Britse nationaliteit. De kinderrechter zal daarom eerst beoordelen of zij bevoegd is over het verzoek te oordelen en welk recht toegepast moet worden op het verzoek.
RechtsmachtDe Nederlandse rechter is bevoegd om kennis te nemen van het verzoek, gelet op het feit dat [A] ten tijde van de indiening van het verzoek haar gewone verblijfplaats in Nederland had (artikel 7 Brussel Ⅱ ter- Verordening).
Relatieve bevoegdheid[A] verblijft momenteel in het arrondissement Oost-Brabant, zodat deze rechtbank bevoegd is op het verzoek te beslissen.
Toepasselijk rechtOmdat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek is op grond van artikel 15, eerste lid, van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, Nederlands recht van toepassing.
Machtiging gesloten jeugdhulp
De kinderrechter kan een machtiging tot gesloten jeugdhulp verlenen als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De gesloten jeugdhulp moet noodzakelijk en geschikt zijn vanwege ernstige opgroei- of opvoedproblemen die de ontwikkeling van een jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien moet het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige niet meewerkt aan de hulp die hij nodig heeft of om te voorkomen dat anderen ervoor zorgen dat hij deze hulp niet krijgt. Verder geldt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- of opvoedproblemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet).
De kinderrechter is van oordeel dat aan deze voorwaarden is voldaan en dat een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [A] nog nodig is voor de duur van zes maanden. De kinderrechter zal hierna uitleggen hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Noodzakelijk en geschikt[A] heeft ondertussen zes maanden in de gesloten jeugdhulp verbleven. Helaas is de gehoopte vooruitgang nog niet bereikt. [A] heeft zeker wel positieve stappen gezet. In het begin was zij nog erg opstandig en had zij veel weerstand tegen therapie. [A] kon moeilijk bij haar gevoelens en ging in de afweer als iemand te dichtbij kwam. Hierdoor heeft zij verschillende therapieën niet afgemaakt. Dit is ondertussen wel wat verbeterd, omdat er nu behandelingen zijn gestart waar zij zich beter bij voelt. Zo heeft zij Girls’ Talk afgerond en volgt zij nu dramatherapie. [A] heeft zich ook lang verzet tegen een psychologisch onderzoek, maar daar heeft zij inmiddels mee ingestemd.
De kinderrechter heeft gemerkt dat [A] zich heel netjes kan presenteren, goed is in het geven van de wenselijke antwoorden en overtuigend kan vertellen dat het erg goed met haar gaat. Hier staat helaas tegenover dat er op andere momenten een heel andere [A] naar voren komt. Tussen de zittingen door is er sprake van meermaals weglopen, drugsgebruik en veelvuldige conflicten met haar omgeving. Ook in de weken voorafgaand aan de zitting van 5 april is er nog sprake geweest van middelengebruik en grensoverschrijdend gedrag.
Door de langdurige weerstand van [A] is de benodigde behandeling pas laat op gang gekomen. Er moet nog meer duidelijk worden over wat zij nodig heeft en hoe zij haar eigen identiteit beter kan ontwikkelen. Daarnaast zijn er zorgen bijgekomen over de seksuele ontwikkeling van [A] en of zij daarin de goede keuzes kan maken. Er is overwogen om [A] voor haar eigen bescherming in een meisjesgroep te plaatsen, maar omdat zij juist moet leren passende keuzes te maken, is hiervan afgezien.
De gekwalificeerde gedragswetenschapper die [A] heeft onderzocht heeft verklaard dat een gesloten plaatsing noodzakelijk, proportioneel en passend is. Op basis van het huidige beeld van [A] is de zorg groot dat zij op een open setting terugvalt in oud gedrag en zichzelf dan in onveilige situaties brengt. Het is in het belang van [A] dat zij zich positief kan ontwikkelen binnen de kaders en bescherming van een gesloten setting en dat het psychologisch onderzoek en de dramatherapie daar kan worden voorgezet. Dan kan zij daarna een passende vervolgbehandeling krijgen, op een open groep, zodra dat verantwoord is.
Vanwege het voorgaande vindt de kinderrechter een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [A] noodzakelijk en geschikt.
Duur van de machtiging
In het geval van [A] heeft het college verzocht om een machtiging voor een duur van zes maanden. Het college vindt deze periode nodig omdat [A] maar langzaam vooruitgang boekt en het voor haar ook schadelijk is om elke drie maanden een zitting te hebben, met alle emoties die daarbij komen kijken. Ook de ouders denken dat [A] meer tijd nodig heeft om te kunnen groeien en dat een terugval, wanneer zij te vroeg naar een open groep gaat, absoluut voorkomen moet worden. Uit de verklaring van [naam] blijkt dat de behandelaren vinden dat [A] nog langer de tijd nodig heeft binnen een gesloten setting om zich in haar eigen tempo te kunnen ontwikkelen. Daarbij valt op dat [A] in de gesprekken met haar waar mogelijk aan de oppervlakte blijft en haar diepere drijfveren niet laat zien.
Op grond van artikel 6.1.2, vijfde lid, van de Jeugdwet toetst de kinderrechter de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Deze instemming is in de verklaring van 18 maart 2024 gegeven. De gekwalificeerde gedragswetenschapper heeft ingestemd met een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. Dit om [A] het perspectief te blijven geven dat noodzakelijk lijkt om haar gemotiveerd te houden voor het traject. Een periode van zes maanden lijkt volgens de gedragswetenschapper op dit moment moeilijk voor [A] te overzien.
De kinderrechter overweegt dat een machtiging voor gesloten jeugdzorg niet langer hoort te duren dan noodzakelijk is. Het gaat om de vrijheid van een minderjarige en dat vraagt om grote zorgvuldigheid. Bij zijn afweging over de duur van de machtiging betrekt de kinderrechter alle beschikbare informatie, waarbij veel waarde wordt gehecht aan de verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper. Anders dan de advocaat van [A] heeft betoogd, is de kinderrechter echter van oordeel dat de wet niet voorschrijft dat hij gehouden is de duur van de machtiging te beperken tot de periode die de gekwalificeerde gedragswetenschapper in diens verklaring noemt. Hierbij heeft de kinderrechter ruimte om zijn eigen afweging te maken. Dit volgt ook uit artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat voorschrijft dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
De kinderrechter heeft ten aanzien van [A] al meerdere machtigingen voor gesloten jeugdhulp voor een kortere duur verleend. Hoewel [A] in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet, is zij ook meerdere keren teruggevallen in oud, schadelijk gedrag. Uit de rapportages blijkt dat [A] zich in tweemaal drie maanden niet meer dan oppervlakkig heeft opengesteld en diepgang steeds uit de weg gaat. Vervolgens schetst ze een rooskleurig beeld op belangrijke momenten, zoals bij de gedragswetenschapper en de kinderrechter. Daarbij lijkt het dat [A] in de tussentijd steeds aan de oppervlakte probeert te blijven, om haar problemen niet onder ogen te hoeven zien. De kinderrechter gunt het [A] dat ze écht haar behandeling aangaat, en de diepte in kan gaan om haar problemen écht aan te pakken. De kinderrechter verwacht dat een verlenging voor de duur van drie maanden hier niet helpend bij is en dat [A] baat kan hebben bij machtiging met een langere duur. De kinderrechter voelt zich hierin gesteund door onderzoeken over dit onderwerp, zoals een rapport van Praktikon uit 2021 waarin de zorgen over de invloed van kortdurende machtigingen op de behandeling ook worden benoemd. [1]
Gelet op alle omstandigheden is de kinderrechter in dit specifieke geval van oordeel dat meer gewicht moet worden toegekend aan de argumenten van het college en de ouders, ondersteund door de behandelaars van [naam] , vóór een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden, dan aan de zorg van de gedragswetenschapper dat [A] de duur van zes maanden niet goed kan overzien.
Naar het oordeel van de kinderrechter is een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden geschikt en noodzakelijk in het belang van [A] . Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden. Daarom zal de kinderrechter een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor [A] verlenen voor de duur van zes maanden met ingang van
19 april 2024, daarmee tot 19 oktober 2024.

De beslissing

De kinderrechter:

verleent een machtiging om [A] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 19 april 2024 voor de duur van zes maanden, daarmee tot 19 oktober 2024.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024 door
mr. W.S. Badri, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.F.M. van den Berge als griffier, en op schrift gesteld op 23 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Praktikon, Duur machtigingen en vrijwillige plaatsingen in de JeugdzorgPlus, Eindrapport, Nijmegen 2021,