ECLI:NL:RBOBR:2024:2992

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
C/01/401976 / HA ZA 24-153
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot vrijwaring in een civiele procedure

In de civiele procedure voor de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, heeft eiseres Strukton Milieutechniek B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in het incident een oproeping in vrijwaring heeft verzocht. De zaak betreft de uitvoering van werkzaamheden door Strukton, waarbij accu's zijn opgehaald en vernietigd, waarvoor Strukton betaling vordert. Gedaagde heeft in het incident gesteld dat hij door een derde, aangeduid als [A], is ingeschakeld en dat deze derde hem zou moeten vrijwaren voor de kosten die hij aan Strukton moet betalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gedaagde onvoldoende heeft onderbouwd waarom [A] gehouden zou zijn tot vrijwaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsverhouding bestaat die een verplichting tot vrijwaring met zich meebrengt. De enkele stelling dat gedaagde door [A] is ingeschakeld, is niet voldoende om de vordering tot vrijwaring te onderbouwen. De rechtbank heeft de vordering tot vrijwaring dan ook afgewezen en gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 792,-. Tevens is gedaagde veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet tijdig worden voldaan. De zaak zal op 7 augustus 2024 opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/401976 / HA ZA 24-153
Vonnis in incident van 26 juni 2024
in de zaak van
STRUKTON MILIEUTECHNIEK B.V.,
te Breda,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: Strukton,
advocaat: mr. J.J.L. van Beijsterveldt,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijfsnaam gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C.A.M.H. Vink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring,
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat vonnis in het incident zal worden gewezen.

2.Het geschil in het incident en de beoordeling daarvan

2.1.
Strukton heeft in opdracht van [gedaagde] accu’s opgehaald en vernietigd. Zij vordert in de hoofdzaak betaling voor deze werkzaamheden (in hoofdsom € 41.667,67).
2.2.
[gedaagde] vordert in het incident [A] in vrijwaring op te roepen.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moet deze vordering worden afgewezen. Vereiste voor het toewijzen van een vordering tot het oproepen in vrijwaring is dat gesteld en onderbouwd is dat er met de derde (in dit geval: [A] ) een rechtsverhouding bestaat die voor laatstgenoemde een verplichting tot vrijwaring met zich meebrengt. Aan dit vereiste is echter niet voldaan. [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat [A] gehouden is hem te vrijwaren, maar waarom [A] daartoe precies is gehouden heeft [gedaagde] onvoldoende duidelijk aangegeven. Zo heeft [gedaagde] gesteld dat hij “is ingeschakeld” door [A] (en, naar de rechtbank begrijpt, zou dit de reden zijn dat [A] hem zou moeten vrijwaren), maar onduidelijk is wat precies de opdracht van [A] aan [gedaagde] was en waarom dat betekent dat [A] [gedaagde] moet vrijwaren. Het enkele feit dat [A] [gedaagde] heeft ingeschakeld voor iets betekent in ieder geval niet zonder meer dat [A] [gedaagde] moet vrijwaren voor hetgeen [gedaagde] aan Strukton moet betalen.
Verder heeft [gedaagde] gesteld dat hij uit goed vertrouwen en behulpzaamheid [A] heeft willen helpen (door onder meer accu’s in zijn loods op te slaan). Ook dat betekent echter niet zonder meer dat [A] gehouden is [gedaagde] te vrijwaren voor de kosten voor het ophalen en vernietigen van de accu’s.
2.4.
[gedaagde] wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) en tot betaling van de daarover gevorderde wettelijke rente. De proceskosten van Strukton worden begroot op € 614,- aan salaris advocaat (1,0 punt x tarief II) en € 178,- aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Strukton begroot op € 792,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart de onderdelen 3.2. en 3.3. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.5.
bepaalt dat de zaak op de rol van
woensdag 7 augustus 2024zal komen voor conclusie van antwoord van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-Den Besten en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.