ECLI:NL:RBOBR:2024:2927

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
71/331249-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidings- en bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet gericht op de handel in methamfetamine

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in methamfetamine. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging treffen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die eerder in een andere EU-lidstaat was veroordeeld voor soortgelijke feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd kreeg. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek waarbij de verdachte veelvuldig contact had met hoofdverdachten en als chauffeur optrad voor de organisatie. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 30 juli 2022 tot en met 30 september 2022 betrokken was bij de invoer van 4 kilo methamfetamine vanuit Duitsland naar Nederland. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een onderdeel van de tenlastelegging, maar concludeerde dat hij zich schuldig had gemaakt aan andere voorbereidingshandelingen voor harddrugsdelicten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordeling van de verdachte bij de straftoemeting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 71.331249.22
Datum uitspraak: 25 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren [1971],
wonende te [woonadres],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei 2024 en 11 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 maart 2024.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2022 tot en met

24 januari 2023 te Tilburg en/of Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, en/of
Berkel-Enschot, gemeente Tilburg, en/of (elders) in Nederland en/of een of meer
plaatsen in Duitsland en/of Polen tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van
artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of
verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen
van (een) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) metamfetamine, zijnde
metamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) (van (een) materia(a)l(en)/vloeistof(fen) bevattende)
enig(e) (ander(e)) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te
doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam
te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te
verschaffen (sub 1°) en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het

plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen (sub 2°) en/of

- (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) en/of geld(en) en/of
(een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of
verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat
zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) (sub 3°),
hebbende hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- gesprekken gevoerd en/of overlegd over de verkrijging en/of de prijs en/of de
kwaliteit en/of het (regelen van) transport en/of de (af)levering van/voor een of
meer van bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I en/of
- een notitie, althans informatie, voorhanden gehad en/of gedeeld betreffende
chemicaliën/(grond)stoffen, geschikt/benodigd voor de bereiding/vervaardiging
van een of meer van voornoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, en/of
- zich beschikbaar gesteld en/of gehouden en/of zich laten benaderen voor het
(regelen van) transport van/voor een of meer van voornoemde middelen als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of zich (in dat verband)
meerdere malen, althans eenmaal, naar Nederland begeven en/of aldaar overnacht
en/of
- in het kader van voornoemde activiteit(en) met elkaar contact gehad en/of
gehouden en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) betaling(en) verricht en/of
(een) afspra(a)k(en) gemaakt;
(Zaakdossier 05)

2. hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2022 tot en met 04 augustus 2022 te Tilburg

en/of (elders) in Nederland en/of Taucha (DE) en/of Leipzig (DE) en/of (elders) in
Duitsland en/of in Polen tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht in
totaal vier (4) ‘stuks’/kilogram of daaromtrent, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (van
een materiaal bevattende) methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans enig middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I.
(Zaakdossier 06)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft in het op schrift gestelde requisitoir, waarnaar hier wordt verwezen, gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als
bijlage 1bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onderdeel in de tenlastelegging onder feit 1, inhoudende dat hij een notitie voorhanden heeft gehad betreffende chemicaliën/grondstoffen die geschikt of benodigd zijn voor de vervaardiging van harddrugs. Deze notitie is op 24 januari 2023 in het cachegeheugen van de mobiele telefoon van de verdachte aangetroffen. Het dossier bevat echter geen informatie over het moment waarop het bestand is aangemaakt of geraadpleegd en evenmin over de periode waarop de aantekeningen betrekking zouden kunnen hebben. De rechtbank kan dus alleen constateren dat op de mobiele telefoon van verdachte een bestand aanwezig is geweest dat ziet op de vermoedelijke vervaardiging van harddrugs in een onbekende periode. In het licht van deze constateringen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze notitie in de ten laste gelegde periode voorhanden had, in die zin dat hij deze notitie toen bewust aanwezig had.
Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan andere voorbereidingshandelingen voor harddrugsdelicten. Zij overweegt in dat kader nog het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte veelvuldig genoemd wordt in de getapte gesprekken van zijn medeverdachte [medeverdachte]. Deze gesprekken gaan, gelet op de af te leggen vervoersafstanden, de genoemde geldbedragen – weliswaar uitgedrukt in ‘lira’ maar evident betrekking hebbend op euro’s – en de vermelde volumes – uitgedrukt in grammen en ‘stuks’ – onmiskenbaar over het transport van harddrugs. Verdachte wordt genoemd en benaderd als vervoerder. Dat verdachte een vast en betrouwbaar aanspreekpunt is voor het verrichten van vervoers- en andere klussen, blijkt uit de wijze waarop medeverdachte [medeverdachte] opmerkt dat ze een en ander ‘al vaker hebben gedaan’ (bewijsmiddel 35) en het laagdrempelige contact tussen medeverdachte [medeverdachte] en verdachte (bijv. bewijsmiddel 36). Daarnaast is de betrokkenheid van verdachte bij één specifiek harddrugstransport, in opdracht van medeverdachte [medeverdachte], duidelijk in kaart gebracht, zoals volgt uit de bewezenverklaring van feit 2, waarop de rechtbank hierna ingaat.
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen en gelet op voormelde partiële vrijspraak, zal de rechtbank de ten laste gelegde periode in de bewezenverklaring van feit 1 verkorten tot de periode van 30 juli 2022 tot en met 30 september 2022. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in die periode, kort gezegd, strafbare voorbereidings- en bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet heeft gepleegd.
Feit 2.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte door medeverdachte [medeverdachte] is ingeschakeld om “4 stuks” in Duitsland op te halen en naar Nederland te vervoeren. Met betrekking tot de vraag of onder “vier stuks” moet worden verstaan: “vier kilo van een stof bevattende methamfetamine”, overweegt de rechtbank als volgt.
Vanaf 16 juli 2022 zijn verschillende OVC-gesprekken opgenomen tussen de broers [medeverdachte] en [persoon 1], waarin wordt gesproken over een partij van “10 stuks” die naar Leipzig in Duitsland moet worden getransporteerd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat een ander persoon, namelijk [persoon 2], hiervoor wordt gevraagd. Op 17 juli 2022 vindt bij een hotel in Asten een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte] en [persoon 2], waarna [persoon 2] naar Duitsland rijdt en in de vroege ochtend van 18 juli 2022 een stop maakt in Leipzig.
Op 30 juli 2022 bespreken de broers dat de partij kennelijk verrot is en daarom terugkomt. Diezelfde dag wordt contact opgenomen met verdachte. Desgevraagd bevestigt verdachte aan [medeverdachte] dat hij hetgeen dat naar Duitsland is gestuurd, kan ophalen en “naar hier” (bij [medeverdachte]) kan komen brengen. [persoon 1] vraagt zich vervolgens in een gesprek met [medeverdachte] af of datgene wat niet goed is, weer “bewerkt” kan worden. Hij gebruikt daarbij de woorden “vloeibaar” en “voor het kristalliseert”.
Op 3 augustus 2022, rond het middaguur, spoort [medeverdachte] verdachte aan voort te maken met het transport. Later die dag, om 15.21 uur, laat verdachte kennelijk tijdens het videobellen aan [medeverdachte] zien wat hij bij zich heeft. [medeverdachte] constateert dan: “ik zie het al…ok is goed…1-2-3-4”.
In de vroege ochtend van 4 augustus 2022 zitten [medeverdachte] en verdachte, die dan kennelijk in Nederland is aangekomen, bij elkaar in de auto. Verdachte bevestigt aan [medeverdachte] dat “die allemaal in die bakjes” zaten. Op de vraag hoeveel bakjes, antwoordt verdachte: “4, 3 bakjes en een losse”. Een paar uur later voeren [persoon 1] en [medeverdachte] een gesprek, waarbij [persoon 1] zegt dat het al gewogen is, bij elkaar “4 kilo” is, dat alles van “dezelfde kwaliteit” is, dat ze allemaal “een beetje geelachtig” zijn en dat er “grote of kleine” zijn. [medeverdachte] legt nog uit dat er “10 stuks” zijn gegaan en dat er “4 stuks” zijn teruggestuurd.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de “4 stuks” die verdachte van Duitsland naar Nederland heeft gebracht, samen kennelijk 4 kilo wegen en bestaan uit materiaal dat vloeibaar kan zijn en kan kristalliseren, een beetje geelachtig oogt en uit grote en kleine eenheden bestaat. De rechtbank acht de conclusie gerechtvaardigd dat het hier gaat om 4 kilo methamfetamine, in kristalvorm. De rechtbank vindt voor die conclusie ook bevestiging in het volgende.
Op 4 augustus 2022 maakt [medeverdachte] gewag van “5 stuks” die zijn zoekgeraakt of verloren. Die opmerking staat in een logisch verband met OVC-gesprekken waaruit blijkt dat [medeverdachte] op 20 juli 2022 een partij methamfetamine naar Duitsland heeft uitgevoerd, die aldaar is onderschept door de Duitse autoriteiten. Deze partij was verstopt in een touringcar die werd bestuurd door [persoon 2], dezelfde persoon die op 18 juli 2022 voor [medeverdachte] naar Leipzig is gereden voor de aflevering van de “10 stuks” waar “4 stuks” van zijn teruggebracht naar Nederland door verdachte.
De onderschepte partij is gewogen en door een Duitse deskundige getest. Volgens het rapport ging het om 4.979,15 gram, oftewel bijna 5 kilo, methamfetamine. In de OVC-gesprekken die kennelijk betrekking hebben op verschillende transporten wordt geen onderscheid gemaakt tussen de inhoud van de “5 onderschepte stuks” ten opzichte van de “10 stuks” waarvan “4 stuks” zijn teruggekomen.
Voornoemde feiten en omstandigheden bevestigen dat met “een stuk” een “kilo methamfetamine” wordt bedoeld. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de invoer van 4 kilo methamfetamine.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte

1. in de periode van 30 juli 2022 tot en met 30 september 2022 in Nederland en/of

in Duitsland en/of Polen tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen
van hoeveelheden (van een materiaal bevattende) methamfetamine, zijnde
methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of hoeveelheden (van een materiaal bevattende) enig(e) (ander(e)) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (een) ander(en) heeft getracht te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het

plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- gesprekken gevoerd en/of overlegd over de verkrijging en/of de prijs en/of de
kwaliteit en/of het (regelen van) transport en/of de (af)levering van/voor een of
meer van bovengenoemde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I en/of
- zich beschikbaar gesteld en/of gehouden en/of zich laten benaderen voor het
(regelen van) transport van/voor een of meer van voornoemde middelen als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of zich (in dat verband)
meerdere malen naar Nederland begeven en/of aldaar overnacht
en/of
- in het kader van voornoemde activiteiten met elkaar contact gehad en/of
gehouden en/of ontmoetingen gehad en/of (een) betaling(en) verricht en/of
afspraken gemaakt;

2. in de periode van 30 juli 2022 tot en met 04 augustus 2022 in Nederland en in Duitsland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht in totaal vier (4) kilogram of daaromtrent van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (
bijlage 2).
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging treffen voor voorbereidings- en bevorderingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet.
Hij heeft daarnaast ongeveer 4 kilo methamfetamine vanuit Duitsland in Nederland ingevoerd. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Daarnaast gaat drugshandel vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Daarvan is ook in dit geval sprake: één van de medeverdachten van verdachte is mede veroordeeld voor wapenbezit.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een uittreksel Ecris, Justitiële Documentatie in Polen, gedateerd 1 maart 2024, met betrekking tot de verdachte. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van de bewezen verklaarde feiten is veroordeeld door een strafrechter in een andere EU-lidstaat ter zake van soortgelijk strafbare feiten, onder meer tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze eerdere veroordeling is onherroepelijk. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Wanneer het gaat om de invoer van harddrugs van 4 kilo en het een dader betreft die enige rol in een organisatie speelt, bijvoorbeeld als regelmatige koerier, dan is het vertrekpunt een gevangenisstraf voor de duur van 42 tot 45 maanden.
De verdachte had over onder meer logistieke vraagstukken veelvuldig contact met de hoofdverdachten in dit onderzoek. Hij trad zelf op als chauffeur voor de organisatie dan wel probeerde (een) ander(en) daarvoor te organiseren. Verdachte was een betrouwbare handlanger voor de hoofdverdachten in het onderzoek. Tegelijkertijd houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte uitsluitend een uitvoerende en reactieve rol had in het geheel. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte zelf drugsdeals initieerde of anderszins een actieve coördinerende rol heeft gehad binnen de organisatie.
De rechtbank houdt er rekening mee dat een deel van de voorbereidings- en bevorderingshandelingen van feit 1 zien op de invoer van de partij harddrugs vanuit Duitsland onder feit 2, zodat het ene feit in het andere overloopt.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
47, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10, 10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
-door een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen te verschaffen en/of
-zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten trachten te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. O.Y. Ifzaren, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 25 juni 2024.