Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.Het procesverloop
2.De feiten
(ii) als de eigenaar en exploitant geen overeenstemming bereiken over de waarde die de exploitant moet betalen om het perceel en de bungalow te kopen, benoemen de eigenaar en exploitant samen drie deskundigen (ieder één, deze twee samen de derde) die de waarde vaststellen (waarna de eigenaar deze waarde ontvangt tegen overdracht van het perceel en de bungalow)
(iii) als de eigenaar deze voorschriften overtreedt (door zonder overleg aan een derde te verkopen), verbeurt de eigenaar aan de exploitant een boete gelijk aan “de vrije verkoopwaarde van de betreffende onroerende zaak”, die wordt bepaald door deskundigen.
De boete zit hier volgens VBK in de bandbreedte € 25.000,00-€ 45.000,00.
3.Het geschil
- veroordeling tot betaling van € 6.702,82 (€ 2.730,86 beheerkosten en € 3.971,96 dagvergoedingen), met rente
- veroordeling een deskundige te benoemen voor de bepaling van de waarde van nr. [nummer 2] , met een dwangsom
- veroordeling tot betaling van de boete (gelijk aan de waarde) na vaststelling van deze waarde
- met de kosten van het geding.
4.De beoordeling
(a) Als de bank er niet op mag vertrouwen dat de relaties met eigenaren in het vakantiepark via parate executie soepel en rechtsgeldig kunnen worden voortgezet door een nieuwe grondeigenaar/exploitant zonder onrealistische manoeuvres zoals individuele aktes van contractsovername per eigenaar (voorgesteld onder 8 in de noot van mr. Verstijlen bij Hoge Raad 13 juli 2007, NJ 2008, 199, ECLI:NL:HR:2007:BA5796), is een vakantiepark in Nederland niet meer te financieren. Geen bank zal daartoe bereid zijn. Dan houdt het hele businessmodel op. Daar is geen goede reden voor (veel Nederlanders vinden recreatie op een vakantiepark fijn) en dus moet het recht hier flexibel zijn.
(b) Als de eigenaren in de situatie in deze zaak niet soepel nieuwe afspraken langs de lijnen van de voorschriften kunnen/mogen maken met VBK, kunnen ernstige gevolgen zich voordoen. Iedereen kan op zijn strepen gaan staan. Eigenaren kunnen betaling weigeren en ongecontroleerd verhuren en verkopen. VBK kan diensten opschorten (water; riool; ophalen vuilnis; transport van gas en elektriciteit; onderhoud van wegen, leidingen en overige infrastructuur). Deze patstelling brengt de veiligheid en de gezondheid in gevaar. Er zou in zo’n geval ook geen eenvoudige oplossing zijn. Welke afspraken kan VBK met wie maken? Moet VBK individuele afspraken maken met iedere eigenaar? Proberen de eigenaren het lang vol te houden zodat de druk bij VBK toeneemt en de eigenaar een betere deal krijgt? In zo’n geval lijkt een kort geding onvermijdelijk, maar ordemaatregelen in kort geding lenen zich niet goed voor het maken van goed gestructureerde nieuwe afspraken in het belang van alle betrokkenen bij het park. Kortom, om al deze ongewenste gevolgen te voorkomen is het noodzakelijk dat het burgerlijk recht flexibel genoeg is om oplossingen te bieden die aansluiten bij de praktijk, de behoefte van partijen (en de bank en de vorige eigenaar, die in betalingsproblemen kwam en moest meewerken aan verkoop door de bank) en de veiligheid en gezondheid van alle betrokkenen bij het vakantiepark.
- De boete is hoog – volgens VBK gelijk aan de gehele waarde die [gedaagde] had kunnen/moeten ontvangen voor zijn huis: de “vrije verkoopwaarde van de betreffende onroerende zaak”. De impact van de boete is dus dat [gedaagde] (ongeveer) de gehele waarde van zijn eigendom (huis) kwijtraakt. VBK gaat uit van de bandbreedte € 25.000,00-€ 45.000,00 en [gedaagde] heeft daadwerkelijk verkocht voor € 50.000,00.
- VBK heeft geen bezwaren tegen de persoon van de koper, die nr. [nummer 2] heeft gekocht van [gedaagde] .
- Deze persoon voldoet aan de eisen van VBK en had, zo moet de rechtbank aannemen (onweersproken), ook het perceel en de bungalow van VBK kunnen kopen als [gedaagde] en VBK de procedure voor de deskundigen zouden hebben gevolgd en deze procedure zou hebben geleid tot een verkoop door [gedaagde] aan VBK.
- Een en ander betekent voorshands dat het belang (om te waken voor duistere/schimmige praktijken in het vakantiepark en om zorg te dragen voor eigenaren die op nette en correcte wijze gebruik maken van het vakantiepark en aan hun verplichtingen voldoen) hier veiliggesteld is. Andere wezenlijke belangen van VBK zijn hier niet naar voren gebracht. Voorshands dus: eind goed, al goed.
5.8 In onderdeel 1 wordt terecht geklaagd dat in het licht van hetgeen Vakantiepark in de feitelijke instanties heeft gesteld, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet valt in te zien dat het recht op voldoening van de parkbijdrage een recht is dat in een zodanig verband staat met de (oorspronkelijk) aan [naam 2] toebehorende eigendom van de gemeenschappelijke voorzieningen, dat [naam 2] bij dit recht slechts belang had zolang zij de eigendom van de gemeenschappelijke voorzieningen behield, zoals voor toepasselijkheid van art. 6:251 BW is vereist. Het onderdeel verwijst in dit verband naar haar stellingen die ertoe strekten dat het recht op de parkbijdrage blijkens art. IV van de algemene voorwaarden behorende bij de met de kaveleigenaren aangegane koop-/aannemingsovereenkomsten, toekomt aan de exploitant in verband met de in art. IV opgesomde prestaties en dat dit recht ook overigens naar zijn aard voortvloeit uit de exploitatie van de gemeenschappelijke voorzieningen, en niet uit de eigendom van die voorzieningen als zodanig. Waar aldus volgens deze stellingen de exploitatie en de eigendom van de gemeenschappelijke voorzieningen van elkaar kunnen worden gescheiden en dus niet in één hand behoeven te zijn, behoefde nadere motivering dat niettemin het voor toepasselijkheid van art. 6:251 BW vereiste verband bestaat tussen het recht op voldoening van de parkbijdrage en de eigendom van de gemeenschappelijke voorzieningen. Voorzover het oordeel van het hof is gebaseerd op de vaststelling in rov. 8 dat tussen partijen niet in geschil is dat de gehoudenheid tot het verlenen van de diensten rust op de eigenaar van die gemeenschappelijke voorzieningen, is die vaststelling, naar onderdeel 2 terecht betoogt, in het licht van de hiervoor bedoelde stellingen onbegrijpelijk, nu die stellingen juist erop gebaseerd zijn dat de exploitatie (en het verrichten van de in dat kader bedongen diensten) niet noodzakelijkerwijs door de eigenaar geschiedt.
5.De beslissing
29 mei 2024voor akte van [gedaagde] tot het hiervoor onder 4.13 omschreven doel, waarna antwoordakte van VBK,
1 mei 2024.