ECLI:NL:RBOBR:2024:2787

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C-01-394597 - HA ZA 23-424
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overname van aandelen en billijke verhoging in aandeelhoudersgeschil tussen MBH B.V. en NKH B.V.

In deze zaak vordert MBH B.V. dat NKH B.V. de 49 aandelen in Omines Services aanvaardt tegen een door de rechtbank vast te stellen prijs, met een billijke verhoging vanwege wanbeleid van NKH. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de aandelen nihil is door faillissement van Omines Services. De vordering van MBH tot overname van de aandelen wordt toegewezen, maar de rechtbank wijst de verzoeken om een billijke verhoging en vergoeding van expertisekosten af. NKH vordert in reconventie dat MBH aansprakelijk wordt gesteld voor 49% van de schulden aan openstaande debiteuren van Omines Services, maar deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 17 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/394597 / HA ZA 23-424
Vonnis van 17 april 2024
in de zaak van
MBH B.V.,
te Veldhoven,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: MBH,
advocaat: mr. A.A. Leroux te Eindhoven,
tegen
NKH B.V.,
te Eindhoven,
verwerende partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: NKH,
advocaat: mr. H.J.M. Smelt te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties,
- de brief van de rechtbank van 8 november 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- de akten overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zijde van NKH,
- de mondelinge behandeling van 6 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en bij welke gelegenheid mr. Smelt pleitaantekeningen heeft overgelegd.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is een datum voor uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
MBH is een vennootschap waarvan de heer [A] (hierna: [A] ) bestuurder en enig aandeelhouder is.
2.2.
NKH is een vennootschap waarvan de heer [B] (hierna: [B] ) bestuurder en enig aandeelhouder is.
2.3.
[A] en [B] hebben elkaar leren kennen omstreeks 2002 toen zij lid waren van hetzelfde studentendispuut.
2.4.
In 2006 is [B] de eenmanszaak Omines gestart, gericht op het ontwikkelen van technisch geavanceerde internetsites.
2.5.
Tijdens een lustrumreis van hun dispuut in de zomer van 2008 hebben [A] en
[B] plannen besproken om te gaan samenwerken.
2.6.
Op 1 september 2009 is [A] bij Omines in dienst getreden. Hij werd verantwoordelijk voor marketing en sales.
2.7.
In 2012 heeft [B] zijn eenmanszaak Omines ingebracht in kapitaalvennootschappen. Daarbij werd de onderneming gesplitst. Personeel, projectwerk, klanten en alle eigendommen werden in de werkmaatschappij Omines Internetbureau B.V. (hierna: Omines Internetbureau) ondergebracht. Servicecontracten werden in een aparte vennootschap Omines Services B.V. (hierna: Omines Services) ondergebracht.
2.8.
Omines Internetbureau is een volle dochter van NKH.
MBH is sinds de oprichting 49 % aandeelhouder in het kapitaal van Omines Services. NKH houdt sinds de oprichting de overige 51% van de aandelen in Omines Services. De nominale inbreng werd bij oprichting tegen de symbolische waarde van € 1,-- gewaardeerd. NKH werd bij de oprichting van Omines Services benoemd tot enig en zelfstandig bevoegd directeur/bestuurder.
2.9.
Op 31 juli 2018 is tussen [A] en een ander MT-lid van Omines Internetbureau een conflict ontstaan. Dat conflict heeft ertoe geleid dat [A] de betreffende medewerker fysiek heeft aangevallen en daarna naar huis is gegaan. [A] heeft zich vervolgens ziekgemeld. Na een korte werkhervatting in november 2018 heeft er wederom een incident plaatsgevonden waarbij [A] betrokken was. [A] heeft zijn werkzaamheden voor Omines Services / Internetbureau daarna nooit meer hervat.
2.10.
[A] enerzijds en Omines Internetbureau anderzijds hebben meerdere gerechtelijke procedures gevoerd, onder meer over vermeende bonusaanspraken van [A] , over ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [A] en over de rechtsgeldigheid van een aan [A] gegeven ontslag op staande voet.
Op 13 januari 2022 hebben [A] en Omines Internetbureau tijdens een procedure in hoger beroep een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van de tussen hen bestaande arbeidsrelatie.
2.11.
MBH en NKH zijn nog steeds beide aandeelhouder van Omines Services.
2.12.
[A] stelt zich vanaf medio 2019 op het standpunt dat er door NKH (althans [B] ) gerommeld wordt met de administratie van Omines Services. [A] heeft de juistheid van de jaarcijfers van Omines Services in twijfel getrokken. Volgens [A] is de post 'activiteitvergoeding' incorrect en veel te hoog omdat veel niet service gerelateerde uren (zoals projecturen) door Omines Internetbureau aan Omines Services werden doorbelast, terwijl Omines Internetbureau deze uren zelf aan klanten in rekening had moeten brengen. Volgens [A] werd vrijwel alles wat in Omines Services aan liquiditeit achterbleef op deze wijze door NKH ‘leeg gefactureerd’ ten gunste van Omines Internetbureau.
2.13.
Op 11 september 2020 heeft MBH een verzoekschrift ingediend bij de
de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (hierna: de Ondernemingskamer) om een enquêteprocedure in te stellen naar de gang van zaken bij Omines Services.
2.14.
Bij beschikking van 19 januari 2021 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Omines Services over de periode vanaf 1 januari 2013. Diezelfde dag heeft de Ondernemingskamer bij een tweede beschikking drs. E.A. [C] RA (hierna: mevrouw [C] ) aangewezen als onderzoeker. Op 1 oktober 2021 heeft mevrouw [C] het verslag met bijlagen van het onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
2.15.
Bij beschikking van 8 juni 2022 heeft de Ondernemingskamer onder meer overwogen:
4.7.
.
De bij Omines Services in rekening gebrachte "voorschotten" (tot 1 juli 2019) en uren (vanaf 1 juli 2019) zijn altijd onverkort voldaan aan Omines Internetbureau. Een juiste facturatie was weliswaar in de eerste plaats een zaak van Omines Internetbureau, maar het al dan niet accepteren en betalen van die facturen door Omines Services was een taak van het bestuur van Omines Services. Bij het facturatiebeleid en de acceptatie daarvan waren de belangen van Omines Internetbureau en Omines Services tegengesteld: hoe meer kosten in rekening gebracht werden bij Omines Services, hoe meer winst er werd gemaakt in Omines
Internetbureau en hoe minder in Omines Services. Aan beide kanten is NKH enig bestuurder. NKH is daarnaast enig aandeelhouder van Omines Internetbureau, terwijl zij in Omines Services eventuele winst heeft te delen met medeaandeelhouder MBH. Daarmee was het belang van bestuurder/aandeelhouder NKH ook tegengesteld aan dat van Omines Services.
(…)
4.14.
Uit het onderzoeksverslag is gebleken dat NKH de op haar rustende verplichtingen die in dit kader gelden, heeft geschonden. NKH heeft telkens zelfstandig als bestuurder namens Omines Services besloten om de van Omines Internetbureau afkomstige facturen onverkort te accepteren en te voldoen. Als geconflicteerde bestuurder had NKH het beleid met betrekking tot de doorbelaste kosten — wat neerkwam op het klakkeloos accepteren van de facturen — niet zelf op deze wijze mogen bepalen. NKH heeft daarbij gehandeld in strijd met de belangen van
Omines Services en heeft verzuimd de jegens [A] als minderheidsaandeelhouder van Omines Services vereiste zorgvuldigheid en transparantie te betrachten. Dat de transacties onder redelijke en marktconforme voorwaarden plaatsvonden en dat de transacties daarmee zakelijk verantwoord waren, is geenszins gebleken. Omines Internetbureau heeft blijkens het
onderzoeksverslag substantieel te veel uren in rekening gebracht bij Omines Services en NKH heeft, als bestuurder van Omines Services, die doorbelasting zonder meer aanvaard, terwijl die doorbelasting geenszins op transparante wijze plaatsvond en evenmin voldoende herleidbaar werd gedocumenteerd. Op deze wijze is Omines Internetbureau ten onrechte verrijkt ten koste van Omines Services. Het betoog van NKH dat [A] inzage had in de gehele financiële administratie, wat daar verder van zij, doet aan het voorgaande niet af. De onderzoeker heeft vastgesteld dat [A] in elk geval geen inzicht had in de transacties
tussen Omines Services en Omines Internetbureau. Evenmin slaagt een beroep op het als productie 38 overgelegde "Besluit tegenstrijdig belang" d.d. 28 januari 2013, nu dat alleen zag op een mogelijk tegenstrijdig belang in verband met de inbreng destijds door NKH in Omines Services.
(…)”
2.16.
De Ondernemingskamer heeft vervolgens beslist:
- dat er sprake is van wanbeleid van Omines Services in de periode vanaf 2013 tot en met 19 januari 2021;
- dat NKH voor dat wanbeleid verantwoordelijk is;
- dat NKH als bestuurder van Omines Services bij wijze van voorziening voor de duur van 2 jaren is geschorst;
- dat bij wijze van voorziening voor de duur van 2 jaren een nader aan te wijzen en aan
partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Omines Services zal worden benoemd;
- dat bij wijze van voorziening voor de duur van 2 jaren de door NKH gehouden aandelen in
Omines Services met uitzondering van één aandeel ten titel van beheer met ingang van 8 juni 2022 aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon zijn overgedragen.
2.17.
Bij beschikking van 10 juni 2022 heeft de Ondernemingskamer mr. [D] als bestuurder van Omines Services aangewezen en mr. [E] als beheerder van aandelen.
2.18.
Ter beslechting van hun aandeelhoudersgeschil hebben MBH en NKH via mr. [D] over en weer schikkingsvoorstellen gedaan tot overname van de aandelen, maar zij hebben geen overeenstemming weten te bereiken.
2.19.
Op 1 februari 2024 zijn MBH en NKH door mr. [D] op de hoogte gebracht van acute betalingsonmacht bij Omines Services en zijn zij uitgenodigd voor een aandeelhoudersvergadering op 23 februari 2024. De agendapunten waren het bijstorten van kapitaal door de aandeelhouders of het aanvragen van het faillissement van Omines Services. MBH en NKH hebben tijdens deze vergadering tegen het voorstel gestemd om bij te storten. Verder hebben NKH en de beheerder van aandelen vóór het voorstel gestemd om Omines Services failliet te laten verklaren. MBH heeft tegengestemd. Voor een besluit tot het doen van aangifte tot faillietverklaring (of tot surseance) heeft het bestuur krachtens de statuten van Omines Services een meerderheid van de aandeelhouders van tenminste twee derde nodig. Die meerderheid is niet behaald.
2.20.
Vanwege de acute liquiditeitsproblemen bij Omines Services, de weigering van de aandeelhouders om bij te storten en ter voorkoming van (meer) onbetaalde werkzaamheden heeft mr. [D] de Ondernemingskamer verzocht hem te ontheffen als bestuurder van Omines Services.
2.21.
Op 27 februari 2024 is namens een crediteur van Omines Services, [F] , een laatste sommatie gestuurd voor haar openstaande facturen, onder vooraankondiging van een faillissementsaanvraag.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
MBH vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
NKH te veroordelen de negenenveertig (49) door MBH in het kapitaal van
Omines Services gehouden aandelen, genummerd 52 t/m 100 in eigendom te
aanvaarden, binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, tegen gelijktijdige
betaling van een door de rechtbank vast te stellen prijs, met de bepaling dat indien
de prijs voor de aandelen niet binnen deze termijn is voldaan, hierover vanaf de 8e
dag wettelijke rente op de voet van het bepaalde in artikel 6:119a BW verschuldigd
is;
ll.
NKH te veroordelen in de buitengerechtelijke expertisekosten van MBH,
voor een totaalbedrag groot € 4.668,18 te vermeerderen met de wettelijke
handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf 26 maart 2020;
III.
NKH te veroordelen het restant van de nakosten- en betekeningskosten, die
voortvloeien uit de op 16 juni 2022 door de deurwaarder betekende beschikking
van de Ondernemingskamer van 8 juni 2022, groot € 219,12 aan MBH te voldoen;
IV.
één of meer deskundigen te benoemen die binnen een door de rechtbank te
bepalen termijn over de prijs van de aandelen schriftelijk bericht moet(en)
uitbrengen, met bepaling dat het door de deskundige(n) in rekening te
brengen voorschot op een door de rechtbank aan te geven wijze door NKH
moet worden voldaan;
en, nadat de deskundige(n) bericht heeft (hebben) uitgebracht:
V.
de prijs voor de aandelen vast te stellen en daarbij een billijke verhoging ex. art.
2:343 lid 4 BW toe te passen in verband met gedragingen van NKH die tot
vermindering van de waarde van de over te dragen aandelen hebben geleid;
VI.
NKH te veroordelen in de proceskosten, de kosten voor een aan te stellen deskundige en de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
NKH voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van MBH, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van MBH, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van MBH in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
NKH vordert:
1.
voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank voornemens zou zijn een hogere waardebepaling toe te kennen dan de nominale waarde van € 0,49, dan wel voor het geval de rechtbank voornemens zou zijn een deskundige aan te wijzen om tot een waardebepaling te komen, MBH te veroordelen de 51 aandelen die door NKH in het kapitaal van Omines Services worden gehouden genummerd 1 t/m 51 in eigendom te aanvaarden, binnen 14 dagen na betekening van het vonnis onder betaling van € 0,51 en MBH te verplichten haar volledige medewerking te verlenen aan de notariële overdracht van de aandelen binnen 30 dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) dat MBH niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,-- dan wel op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom;
2.
te verklaren voor recht dat MBH aansprakelijk is voor 49% van de schulden aan openstaande debiteuren van Omines Services;
3.
MBH te veroordelen in de proceskosten inclusief nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW).
3.5.
MBH voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van NKH, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van NKH, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van NKH in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Op grond van artikel 2:343 lid 1 BW kan een aandeelhouder die door gedragingen van één of meer mede-aandeelhouders zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd, tegen die mede-aandeelhouders een vordering tot uittreding instellen, inhoudende dat zijn aandelen worden overgenomen.
Op grond van het vierde lid van dit wetsartikel kan bij het bepalen van de prijs van de aandelen de rechter een billijke verhoging toepassen in verband met gedragingen van de medeaandeelhouder indien aannemelijk is dat die gedragingen hebben geleid tot een vermindering van de waarde van de over te dragen aandelen en deze vermindering niet, of niet volledig, voor rekening van de uittreder behoort te blijven.
4.2.
De rechtbank moet eerst beoordelen of NKH de aandelen in Omines Services van MBH moet overnemen, zoals MBH in conventie vordert. Omdat NKH tegen de vordering alleen verweer voert onder voorwaarden (zie 3.4.1.) en deze voorwaarden gelet op de analyse hierna niet in vervulling zullen gaan, zal de rechtbank de vordering van MBH (3.1.I.) tot overname van haar aandelen toewijzen. Beide partijen zijn het er immers over eens dat hun medeaandeelhouderschap niet langer kan voortduren.
4.3.
De rechtbank moet vervolgens bepalen welke prijs er door NKH voor de aandelen moet worden betaald.
4.4.
MBH vordert dat de rechtbank bij het bepalen van de prijs van de aandelen, na raadpleging van een deskundige, een billijke verhoging toepast (3.1.IV en 3.1.V).
Bij het bepalen van de billijke verhoging moet volgens MBH rekening worden gehouden met het door de Ondernemingskamer vastgestelde wanbeleid van NKH waardoor een zeer groot negatief eigen vermogen en beperkte liquiditeit en een afnemende kasstroom bij Omines Services is veroorzaakt. Zou het leegfactureren door NKH niet hebben plaatsgevonden, dan zou dit volgens MBH bij Omines Services tot een materieel hoger resultaat hebben geleid en tot een wellicht substantieel hogere dividendstroom. NKH heeft er als bestuurder van Omines Services voor gezorgd dat de vennootschap een negatief eigen vermogen heeft van maar liefst € 135.661,-- (stand per 31-12-2021). Door jarenlang de vennootschap leeg te trekken kon er geen dividend (meer) worden uitgekeerd. MBH is hierdoor inkomsten uit dividend misgelopen. Omdat de waarde van de vennootschap in negatieve zin door de handelwijze van NKH is beïnvloed, heeft de vennootschap direct schade geleden. Ook tekent zich hierdoor indirecte schade bij MBH af die volgens haar moet worden gecompenseerd met een billijke verhoging.
4.5.
Volgens NKH is de daling in de omzet bij Omines Services al ingezet in 2018, het jaar waarin [A] zich heeft ziekgemeld na al een tijd niet goed gefunctioneerd te hebben. In een bedrijf dat abonnementsproducten verkoopt met een levensduur van 3 tot 5 jaar is het volgens NKH logisch dat er jaarlijks een omzetdaling plaatsvindt van 20 – 33 % als degene die verantwoordelijk is voor de verkoop en accountmanagement er van de ene op de andere dag mee ophoudt. Volgens NKH is het onaannemelijk dat een externe kracht gericht op het leegtrekken of kapotmaken van Omines Services er de oorzaak van is geweest dat de vennootschap op dit moment geen enkele waarde meer vertegenwoordigt. Voor zover er al sprake zou zijn van verwijtbare gedragingen van haar kant, wat zij betwist, en als die gedragingen al tot enige schade of waardedaling zouden hebben geleid, wat zij eveneens betwist, dan is die schade of waardedaling volgens NKH beperkt tot de door MBH betaalde aankoopprijs van de aandelen van 49 eurocent.
4.6.
Voor de rechtbank staat vast dat Omines Services technisch failliet is. Het faillissement wordt volgens beide partijen op korte termijn verwacht. (De rechtbank heeft overigens ambtshalve, toen de zaak in staat van wijzen was, kennis genomen van de inschrijving in het Centraal Insolventieregister van een “uitspraak faillissement op 26 maart 2024”.) Daarmee staat voor de rechtbank vast dat actuele waarde van de aandelen in deze vennootschap nihil is. Voor het bepalen van de actuele prijs van de aandelen hoeft de rechtbank dan ook geen deskundige te benoemen.
4.7.
MBH vordert echter dat de rechtbank bij het bepalen van de prijs een billijke verhoging toepast in verband met gedragingen van NKH die volgens haar tot vermindering van de waarde van de over te dragen aandelen hebben geleid. Volgens MBH moet een te benoemen deskundige een realistische inschatting geven van de foutmarge van de door Omines Internetbureau doorbelaste uren en dus van de te veel door de Omines Services betaalde activiteitvergoeding. Een nog door de rechtbank te benoemen deskundige zou volgens MBH ook zonder de urenadministratie te controleren bij de waardebepaling kunnen uitgaan van een foutenmarge van 70% (of hoger) zoals de door MBH ingeschakelde forensisch accountant [G] (hierna: [G] ) heeft vastgesteld. MBH stelt zich in ieder geval op het standpunt dat het onverteerbaar zou zijn voor haar als op geen enkele manier rekening wordt gehouden met de gedragingen van NKH (wanbeleid) en het leegtrekken van de vennootschap bij het bepalen van de prijs van de aandelen.
4.8.
De rechtbank houdt bij de vraag of zij gebruik moet maken van de uit artikel 2:343 lid 4 BW voortvloeiende mogelijkheid tot billijke verhoging van de prijs van de aandelen in beginsel rekening met alle omstandigheden van het concrete geval.
4.9.
Onder die omstandigheden valt in de eerste plaats het door de Ondernemerskamer vastgestelde wanbeleid van NKH (zie 2.15.). NKH heeft het door de Ondernemingskamer vastgestelde wanbeleid in deze procedure ook onvoldoende gemotiveerd weersproken of weerlegd zodat de rechtbank de conclusies van de Ondernemingskamer overneemt.
NKH valt dus een verwijt te maken van de waardevermindering van de aandelen.
4.10.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de omstandigheid dat het ondernemerschap van [B] en [A] niet geworden is wat zij hadden beoogd om redenen die gedeeltelijk aan [A] verwijtbaar zijn, althans in zijn risicosfeer liggen.
Bij ondernemingen als deze hangt het succes grotendeels samen met de persoon van de ondernemers ( [A] en [B] ) en de inspanningen die zij ten behoeve van de onderneming verrichten. Als door NKH gesteld en door MBH onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [A] een niet gering aandeel heeft gehad in het conflict dat in 2019 is ontstaan als gevolg waarvan [A] zijn werkzaamheden voor de onderneming direct en permanent heeft neergelegd. Daarmee heeft ook [A] (en in het verlengde daarvan MBH) een niet gering aandeel gehad in het verlies van het onderlinge vertrouwen en de achteruitgang (voor wat betreft winstpotentie en het toekomstperspectief) van de onderneming.
4.11.
MBH voert in feite aan dat NKH na de ziekmelding van [A] een opvolger had moeten benoemen die de onderneming had kunnen runnen terwijl [A] geen arbeid leverde, zodat MBH recht behield op winst en dividend. Maar de rechtbank volgt MBH daarin niet. Voor ondernemingen als die van partijen kost opvolging op het niveau van [A] (ondernemer, aandeelhouder) veel geld en de rechtbank vindt niet aannemelijk gemaakt dat als de vennootschap had gezorgd voor passende opvolging (met de bijbehorende beloning) er nog ruimte zou zijn geweest voor uitkering van dividend aan MBH. Het is ook niet redelijk te verwachten dat MBH nog jarenlang de vruchten zou kunnen plukken (in de vorm van dividend) van de onderneming waarvoor [A] al jarenlang geen inspanningen meer levert. Het is duidelijk dat het nooit de bedoeling van partijen is geweest dat NKH/ [B] in dat geval de onderneming zou blijven runnen ten behoeve van MBH/ [A] .
4.12.
De rechtbank is daarom van oordeel dat beide partijen een verwijt valt te maken van verlies van de winstpotentie van de onderneming en de waardedaling van de aandelen, en dat er geen reden is de gevolgen daarvan in overwegende mate bij een van partijen neer te leggen. De rechtbank zal bij het vaststellen van de prijs van de aandelen dan ook geen billijke verhoging toepassen.
4.13.
De vorderingen van MBH in conventie bij 3.1.IV en 3.1.V liggen gelet op het voorgaande voor afwijzing gereed. De rechtbank stelt de prijs van de aandelen zelf definitief vast op nihil.
4.14.
MBH vordert in conventie ook vergoeding van door haar gemaakte expertisekosten van € 4.668,18 bestaande uit de kosten van het onderzoek door de heer [G] . Volgens MBH was het onderzoek door de heer [G] noodzakelijk omdat dit de enige manier was te achterhalen in hoeverre de doorbelasting van de uren (activiteitvergoeding) door Omines
Internetbureau gerechtvaardigd was en hoe groot de financiële omvang was van
het gedeelte van de activiteitvergoeding wat ten onrechte door NKH uit de
vennootschap is gefactureerd.
Volgens NKH zijn deze expertisekosten niet in redelijkheid gemaakt omdat MBH al had aangekondigd een enquêteprocedure te zullen starten waarbinnen hetzelfde onderzoek nogmaals zou worden verricht.
4.15.
De rechtbank stelt vast dat MBH dit verweer tegen haar vordering niet meer, althans niet meer voldoende heeft weersproken. MBH heeft daarmee onvoldoende onderbouwd waarom NKH, naast de kosten van het onderzoek door mevrouw [C] , ook de kosten van het onderzoek door de heer [G] zou moeten betalen. In beide onderzoeken zit een zekere mate van overlap. De rechtbank acht het maken van deze expertisekosten, mede gelet op de in deze procedure te nemen beslissingen, niet noodzakelijk. De vordering wordt daarom afgewezen.
4.16.
MBH vordert tot slot een bedrag van € 219,12, bestaande uit het restant van de nakosten- en betekeningskosten, die voortvloeien uit de op 16 juni 2022 door de deurwaarder betekende beschikking van de Ondernemingskamer.
Volgens NKH zijn deze kosten niet in redelijkheid gemaakt omdat zij om een kort uitstel had gevraagd gelet op het feit dat NKH net als bestuurder was ontslagen en niet meer bevoegd was namens de vennootschap betalingen te verrichten. Volgens NKH zou de betalingskwestie tijdens een kennismakingsgesprek met mr. [D] op 17 juni 2022 worden besproken en heeft MBH dat ten onrechte niet meer afgewacht.
4.17.
De rechtbank vindt dat de betekening in ieder geval achterwege had moeten blijven totdat het gesprek met mr. [D] op 17 juni 2022 zou hebben plaatsgevonden. MBH was ervan op de hoogte gesteld dat haar betalingsverzoek tijdens dat gesprek met mr. [D] zou worden besproken en de rechtbank vindt het dan niet redelijk voorafgaand aan dat gesprek al tot betekening over te gaan omdat door NKH niet al gedeeltelijk aan de veroordeling wordt voldaan. Ook deze vordering wordt afgewezen.
4.18.
Partijen worden over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De proceskosten worden daarom gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.
In reconventie
4.19.
Omdat de voorwaarden voor de vordering bij 3.4.1. niet in vervulling zijn gegaan, hoeft de rechtbank deze vordering niet te beoordelen.
4.20.
NKH vordert verder een verklaring voor recht dat MBH aansprakelijk is voor 49 % van de schulden aan openstaande debiteuren van Omines Services. Op welke grond de rechtbank deze vordering zou moeten toewijzen, heeft NKH niet toegelicht. Bij gebreke van een deugdelijke grondslag ligt de vordering dan voor afwijzing gereed.
4.21.
De compensatie van de proceskosten geldt ook hier, omdat het standpunt onder 4.20 een ondergeschikt thema is waar nagenoeg geen aandacht aan is besteed.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt NKH de negenenveertig (49) door MBH in het kapitaal van
Omines Services gehouden aandelen, genummerd 52 t/m 100 in eigendom te
aanvaarden, binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, tegen betaling van een prijs van 0 (nul) euro,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.3.
wijst de vordering van NKH af,
in conventie en in reconventie
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op
17 april 2024