ECLI:NL:RBOBR:2024:2634

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C-01-402010 - KG ZA 24-105
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzagevordering in kort geding tegen Catharina Ziekenhuis met betrekking tot onderzoeksrapport en meldingen

In deze zaak heeft [eiser], een anesthesioloog, een kort geding aangespannen tegen het Catharina Ziekenhuis. Hij vordert inzage in een intern onderzoeksrapport en andere documenten die verband houden met meldingen van grensoverschrijdend gedrag tijdens zijn werkzaamheden in de operatiekamer. De vordering is gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat recht geeft op inzage in documenten die relevant zijn voor een rechtsbetrekking. De eiser stelt dat hij deze documenten nodig heeft voor zijn verdediging in een tuchtrechtelijke procedure en een lopend strafrechtelijk onderzoek. Het Catharina Ziekenhuis heeft echter verweer gevoerd en betoogd dat er geen spoedeisend belang is bij de gevorderde inzage, omdat de IGJ nog geen tuchtklacht heeft ingediend en de vordering prematuur is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang ontbreekt en dat de vordering om inzage in de gevraagde documenten moet worden afgewezen. De rechter heeft ook opgemerkt dat de IGJ al over de relevante informatie beschikt en dat de eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gevraagde documenten invloed kunnen hebben op de onderzoeksbevindingen van de IGJ. De vordering is afgewezen en de eiser is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/402010 / KG ZA 24-105
Vonnis in kort geding van 17 april 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.J. de Groot te Hilversum,
tegen
de stichting
STICHTING CATHARINA ZIEKENHUIS,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
advocaat mr. J.A. de Clerck te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Catharina Ziekenhuis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 maart 2024 met 10 producties (waarvan productie 9 omvat 9.1-9.6)
  • de e-mail van 29 maart 2024 van mr. Clerck met 2 producties, alsmede exemplaren van de e-mailberichten die [eiser] eerder als productie 4 heeft overgelegd;
  • de mondelinge behandeling op 3 april 2024;
  • de pleitnota van [eiser] ;
  • de zittingsaantekeningen van Catharina Ziekenhuis;
  • de overlegging door mr. De Groot van pagina 4 van het onderzoeksrapport dat ontbrak in het door [eiser] als productie 10 overgelegde rapport.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is anesthesioloog en was met ingang van [datum] 2022 in de functie van medisch specialist in dienst als Chef de Clinique bij de vakgroep Anesthesiologie in Catharina Ziekenhuis op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (t/m 28 februari 2023) met de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf Catharina (hierna: het MSB).
2.2.
Bij brief van 24 november 2022 heeft de voorzitter van het bestuur van MSB [eiser] per die datum vrijgesteld van de verplichting om arbeid te verrichten, en hem - mede namens de Raad van bestuur van Catharina Ziekenhuis - de toegang tot het ziekenhuis ontzegd naar aanleiding van een melding van een voorval op [datum] 2022 in de operatiekamer, alwaar [eiser] op dat moment als anesthesioloog werkzaam was. De Afdelingsmanager van het operatiecomplex had op 18 november 2022 de Raad van Bestuur van Catharina Ziekenhuis geïnformeerd dat zich op die dag twee incidenten hadden voorgedaan tijdens het OK-programma van de Plastisch Chirurg (tijdens mammareducties). De incidenten waren gemeld door een van de operatieassistenten.
2.3.
In de brief van 24 november 2022 aan [eiser] staat – voorzover hier relevant – het volgende:
“Maandag 20 november j.l. hebben (…) met je gesproken. (…). Het gesprek werd gevoerd omdat je op [datum] op de OK borsten van een tweetal patiënten die niet bij bewustzijn waren, hebt aangeraakt. Op grond van de behandelrelatie was daar geen reden voor. Een van beide patiënten was minderjarig.
(…) Vorige week hebben (…) de casus aan jou voorgelegd, waarbij je de gang van zaken bevestigd hebt. Het MSB en de Raad van Bestuur vinden de situatie dermate ernstig dat is besloten nader onderzoek in te stellen naar de feiten en omstandigheden. Ook hebben wij inmiddels zoals de procedure voorschrijft, melding gemaakt van het incident bij de IGJ.
(…).”
2.4.
Op 28 november 2022 heeft naar aanleiding van de brief van 24 november 2022 een vervolggesprek met [eiser] plaatsgevonden.
2.5.
Catharina Ziekenhuis heeft van de calamiteit melding gedaan aan de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ). Op verzoek van de IGJ is de initiële melding later omgezet naar een melding “geweld in de zorgrelatie” [1] .
2.6.
Op 29 november 2022 is door de (toenmalige) gemachtigde van [eiser] aan de Raad van Bestuur van Catharina Ziekenhuis en het MSB een e-mail gezonden in verband met de getroffen disciplinaire maatregelen. Namens [eiser] is daarbij verzocht om het volgende:
  • aan te geven of er binnen het ziekenhuis specifiek beleid is gericht op incidenten als het incident waarvan [eiser] werd beschuldigd alsmede of er een aandachtsfunctionaris was aangesteld;
  • inzage te geven in de klacht die tegen [eiser] was ingediend, aangezien hem daar geen inzage in was verstrekt
  • de vraag te beantwoorden waarom er nog (steeds) niet met de (anesthesie)medewerkers (in
opleiding) was gesproken.
2.7.
Bij e-mail van 30 november 2022 heeft Catharina Ziekenhuis [eiser] opgave gedaan van de inhoud van de getuigenverklaringen die een operatieassistent en een anesthesieassistent hadden afgelegd.
2.8.
In de e-mail van 30 november 2022 wordt daarnaast – voor zover hier relevant – nog het volgende geschreven:
“(…) De heer [eiser] heeft de gedragingen erkend maar stelt ze in een ander perspectief, hij benoemt “
vakmatige belangstelling,.. zonder enige andere intentie”.Bij het voelen aan de borsten van de eerste patiënt zou hij het gewicht van de borst hebben willen ervaren omdat hij als man niet kon weten welke gewicht de patiënt met zich mee droeg. Bij de aanraking van de tweede patiënt zou hij uit interesse en opleidingsoverwegingen borstonderzoek gedaan hebben vanwege een maligniteit in de borst, die hij de ook anesthesieassistent wilde laten voelen (…).”
2.9.
Catharina Ziekenhuis heeft [eiser] via een bericht van 1 december 2022 aan zijn toenmalige gemachtigde in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke verklaring te geven over de gang van zaken, aanvullend op zijn eerdere toelichtingen in de gesprekken met de werkgever en op de getuigenverklaringen, zodat die kunnen worden verwerkt in de interne onderzoeksrapportage aan de IGJ. [eiser] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.10.
Bij brief van 12 december 2022 heeft MSB [eiser] bericht dat hij tot aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst formeel wordt vrijgesteld van werk en dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd en per 28 februari 2023 van rechtswege eindigt.
2.11.
Op 4 januari 2023 heeft Catharina Ziekenhuis het intern onderzoeksrapport van 30 december 2022 aan de IGJ doen toekomen.
2.12.
De IGJ heeft op basis van de melding besloten zelf onderzoek te doen. [eiser] heeft op 24 februari 2023 een schriftelijke zienswijze bij de IGJ ingediend. De IGJ heeft met [eiser] op 9 maart 2023 gesproken. Op 23 maart 2023 heeft de IGJ Catharina Ziekenhuis verzocht om aanvullende informatie, te weten na te gaan bij de OK-assistent, de anesthesiemedewerker i.o., de plastisch chirurg en de AIOS plastisch chirurgie over wat zich bij beide patiënten op [datum] 2022 zou hebben voorgedaan. Catharina Ziekenhuis heeft de gevraagde informatie aan de IGJ verstrekt.
2.13.
In juni 2023 heeft de IGJ het onderzoek afgesloten en [eiser] op 20 juli 2023 het conceptrapport toegestuurd, waar [eiser] zijn reactie op heeft kunnen geven, van welke gelegenheid [eiser] ook gebruik heeft gemaakt.
2.14.
Op 18 juli 2023 heeft [eiser] Catharina Ziekenhuis verzocht om toezending van (een afschrift van) het intern onderzoeksrapport en alle overige documentatie die door Catharina Ziekenhuis in het kader van de Wkkgz-meldingen aan de IGJ was toegezonden.
2.15.
Door de twee patiënten is tegen [eiser] strafrechtelijke aangifte gedaan. [eiser] is op
25 juli 2023 gehoord door de politie naar aanleiding van die aangiften. Het strafrechtelijk
onderzoek loopt op dit moment nog; er zijn (nog) geen beslissingen bekend omtrent eventuele (verdere) strafrechtelijke vervolging.
2.16.
Op 4 augustus 2023 heeft Catharina Ziekenhuis het verzoek van 18 juli 2023 afgewezen en dat als volgt gemotiveerd:
“wij hebben er voor gekozen de rapportage in eerste instantie alleen te delen met IGJ . Het ziekenhuis heeft een meldingsplicht bij IGJ. De mogelijke tucht- en strafrechtelijke aspecten en de belangen van andere betrokken personen maken dat wij informatie over deze casus gedoseerd verstrekken. De feitelijke informatie over de melding en de getuigenverklaringen is (…) met uw client (…) gedeeld”.
Inmiddels hebt u in het concept rapport van de IGJ van de casusbeschrijving kennis kunnen nemen. En ander deel van de rapportage bevat persoonlijke gegevens van andere personen dan uw client, zoals de nazorg aan melders en patiënten, en de interne afweging de betrokken patiënten al dan niet te informeren (…)”.
2.17.
Op 8 oktober 2023 heeft de IGJ het rapport (‘onderzoek naar melding over het handelen van een anesthesioloog’) afgerond. Eén van de onderzoeksvragen luidt als volgt:
-
Heeft de anesthesioloog op [datum] 2022, bij de behandeling van twee patiënten die onder narcose waren, gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende zorgverlener?
2.18.
De conclusie van IGJ naar aanleiding van deze onderzoeksvraag is de volgende: “
De anesthesioloog heeft op [datum] 2022 bij de behandeling van twee patiënten die onder narcose waren niet gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende Zorgverlener”.De IGJ heeft in het inspectierapport vermeld dat zij het voornemen heeft om een klacht in te dienen tegen [eiser] bij het (regionaal) Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.
2.19.
Op 26 januari 2024 heeft Catharina Ziekenhuis (na een herhaald verzoek van [eiser] op 19 december 2023) het onderzoeksrapport aan [eiser] gestuurd, waarbij vertrouwelijke informatie over de beide betrokken patiënten is verwijderd.
2.20.
Bij brief van 2 februari 2024 aan Catharina Ziekenhuis heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat het rapport onvolledig is. Volgens [eiser] is de samenstelling van de onderzoekscommissie geanonimiseerd, zijn delen van de rapportage weggelaten, ontbreken verslagen c.q. documenten waaraan in het rapport wordt gerefereerd; [eiser] heeft wederom verzocht om toezending van het complete onderzoeksrapport benevens alle overige, nader in zijn brief omschreven stukken waaraan in de onderzoeksrapportage wordt gerefereerd.
2.21.
Catharina Ziekenhuis heeft niet aan dit verzoek voldaan.
2.22.
Als bijlage bij de zittingsaantekeningen heeft mr. Clerck een overzicht gegeven van de bij Catharina Ziekenhuis aanwezige bescheiden aangaande deze kwestie. Van de 14 op de bijlage genoemde bescheiden heeft Catharina Ziekenhuis de navolgende drie naar de IGJ gezonden in het kader van de gedane meldingen:
  • Meldingen Catharina Ziekenhuis aan de IGJ van 22-11-22, 13-12-22 en 24-01-23;
  • Onderzoeksrapportage (volledig) van Catharina Ziekenhuis van 30-12-22;
  • Brief Catharina Ziekenhuis van 21-04-23: verstrekking van de gevraagde aanvullende informatie aan de IGJ.
Van de overige 11 op de bijlage genoemde bescheiden heeft de IGJ geen afschrift gehad.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert uitvoerbaar bij voorraad samengevat - Catharina Ziekenhuis te bevelen binnen twee weken na dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per week na afloop van deze termijn, aan (de advocaat van) [eiser] afschrift te geven van de volgende bescheiden:
1. Het volledige (intern) onderzoeksrapport zoals door Catharina Ziekenhuis(blijkens het rapport van IGJ) op 4 januari 2023 werd verstrekt aan de IGJ, en
2. de in het onderzoeksrapport (pg. 2) sub paragraaf 3.onder 1 t/m 3 genoemde
documenten, te weten:
1. Reconstructie van de chronologische gang van zaken;
2. Dossieronderzoek door de hoofdbehandelaar, de Plastisch Chirurg;
3. De (volledige) verslagen van de gesprekken die zijn gevoerd met:
g) De afdelingsmanager OK;
h) De specialistmanager vakgroep Anesthesie;
i) De melder;
j) De anesthesie assistent in opleiding;
k) De betrokken anesthesioloog in twee gesprekken;
l) De hoofdbehandelaar, Plastisch Chirurg, en diens vervanger na 1 december, de
Specialist manager plastische chirurgie, en
3. de in paragraaf 5.1 van het Onderzoeksrapport (pg. 4) genoemde:
volledige incidentmelding door de Afdelingsmanager OK d.d. 17 november 2022
met het daarbij behorende gespreksverslag dat de Afdelingsleiding OK met "de
betrokkene" heeft gevoerd, en
4. alle (overige) verslagen van de gesprekken/interviews die in de periode van [datum]
2022 tot en met oktober 2023 door de onderzoekscommissie, door de Raad van Bestuur, MSB en/of door andere aan Catharina Ziekenhuis verbonden medewerkers, zijn gehouden met medewerkers in het kader van het onderzoek door Catharina Ziekenhuis naar de incidenten van [datum] 2022, welk onderzoek ten grondslag ligt aan de meldingen (o.g.v. de Wkkgz) aan IGJ. de gesprekken/interviews met de volgende
personen:
- met [eiser] (gesprekken op 20 november en 28 november 2022 met de Raad van
Bestuur van Catharina Ziekenhuis;
- met de afdelingsmanager van het OK-complex (genoemd in 2.1 en 3.3. van het
Inspectierapport en in het onderzoeksrapport van het ziekenhuis);
- met de anesthesiemedewerker in opleiding (genoemd in 2.3 van het Inspectierapport)
- met de operatieassistent die melding heeft gedaan (genoemd in 2.4 en 3.3 van het
Inspectierapport)
- met de Plastisch Chirurg (genoemd in 3.3 van het Inspectierapport)
- met de twee patiënten (genoemd in 2.6 en 3.3 van het Inspectierapport), en
5. - de e-mail van de Plastisch Chirurg aan het Catharina Ziekenhuis, zoals genoemd in de voetnoot van het Inspectierapport (paragraaf 3.3., voetnoot 11 op pagina 19) en
- de e-mail waaraan de Plastisch Chirurg refereert met "je mail", in het
Inspectierapport (paragraaf 3.3, pagina 19). onder het kopje " Plastisch chirurg", en
6. de drie meldingsrapportages van Catharina Ziekenhuis met betrekking tot de haar bij de Inspectie op 24 november 2022, 13 december 2022 en 24 januari 2023 gedane meldingen over [eiser] , en die ten grondslag lagen aan het toezicht-onderzoek van IGJ.
Dit alles met veroordeling van Catharina Ziekenhuis in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt [eiser] – zakelijk weergegeven en voorzover hier relevant – het volgende ten grondslag.
3.2.1.
[eiser] baseert zijn vorderingen op artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv); aan de uit die wetsbepaling voortspruitende eisen voor toewijzing van zijn vordering wordt voldaan.
3.2.2.
[eiser] heeft in het kader van de zienswijze bij de IGJ bij brief van 20 juli 2023 (gemotiveerd) bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop intern onderzoek door Catharina Ziekenhuis was verricht. Het onderzoek door Catharina Ziekenhuis voldoet niet aan de daaraan te stellen (fundamentele) eisen van zorgvuldigheid (onafhankelijkheid, hoor en wederhoor, volledigheid) om welke reden de IGJ is verzocht het onderzoeksrapport van Catharina Ziekenhuis buiten beschouwing te laten bij haar (eind)rapportage. De IGJ is hieraan voorbij gegaan.
3.2.3.
Door Catharina Ziekenhuis zijn geen melding(en) en/of gespreksverslagen/getuigenverklaring(en) ter beschikking gesteld aan [eiser] en hij is niet in de gelegenheid gesteld schriftelijk daarop te reageren.
3.2.4.
Het onderzoeksrapport van Catharina Ziekenhuis en de daarop aanvullend verstrekte informatie door Catharina Ziekenhuis is één van de informatiebronnen die onderdeel uitmaken van het inspectieonderzoek van de IGJ. De gevorderde bescheiden zijn derhalve gebruikt als informatiebron door de IGJ bij het door haar verrichte toezichtsonderzoek (ex Wkkgz) naar [eiser] .
3.2.5.
De zaak is naar zijn aard spoedeisend. De bescheiden, waarvan inzage en afschrift wordt gevorderd, zijn als (informatie)bron gebruikt in het toezichtsonderzoek van de IGJ. In oktober 2023 heeft de IGJ haar onderzoeksrapport afgerond en aangekondigd gebruikt te zullen gaan maken van haar bevoegdheid tot het indienen van een tuchtrechtelijke klacht jegens [eiser] (conform artikel 65 lid 1 Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg, "Wet BIG"). Verder heeft de IGJ ten aanzien van [eiser] aantekening doen maken in het register als bedoeld in artikel 25 Wkkgz en artikel 8.28 van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz. Zolang deze aantekening in het register staat c.q. geen tuchtrechtelijke beoordeling heeft plaatsgevonden, zal dit de verdere werkcarriere van [eiser] in zijn greep houden en een belemmering opleveren voor een nieuwe vaste aanstelling als anesthesioloog [2] . Daarnaast loopt er een strafrechtelijk onderzoek tegen [eiser] . Voor dat onderzoek is het interne onderzoek van het ziekenhuis de bron geweest. [eiser] heeft de gevorderde bescheiden dus nodig voor zijn verweer in de tuchtrechtelijke procedure alwaar mede het (feiten)onderzoek, zoals dat door Catharina Ziekenhuis is verricht, ten grondslag zal liggen aan de ingediende tuchtklacht. De IGJ heeft zelf, behoudens een gesprek met [eiser] , geen getuigen gehoord en heeft voor de feitenanalyse gebruik gemaakt van het onderzoeksrapport van Catharina Ziekenhuis en aanvullend verstrekte informatie door Catharina Ziekenhuis.
3.2.6.
Tevens is de informatie (naar verwachting) van belang in verband met het lopende strafrechtelijke onderzoek. De politie heeft in juli 2023 de zorgmedewerkers gehoord die anders (en mogelijk gunstiger voor [eiser] ) hebben verklaard dan de vlak na [datum] 2022 gegeven getuigenverklaringen; daarnaast hebben de patienten aangifte gedaan op basis van door het ziekenhuis aan hen gegeven informatie door Catharina Ziekenhuis. Voor zijn verdediging heeft [eiser] deze verklaringen en informatie nodig, indien en voor zover het Openbaar Ministerie besluit om [eiser] (verder) te vervolgen.
3.3.
Catharina Ziekenhuis voert inhoudelijk en gemotiveerd verweer dat – voor zover voor dit kort geding van belang – als volgt (verkort weergegeven) luidt:
3.3.1.
Het spoedeisend belang ontbreekt en het verzoek om de gevraagde bescheiden is prematuur omdat de IGJ nog geen tuchtklacht heeft ingediend en dus nog ongewis is wat [eiser] tuchtrechtelijk wordt verweten;
3.3.2.
Daarnaast is niet voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv. De ten deze toepasselijke uitzonderingsgronden van artikel 843a leden 3 en 4 Rv verzetten zich tegen afgifte van de gevraagde bescheiden: Catharina Ziekenhuis heeft een van het medisch beroepsgeheim afgeleid verschoningsrecht terwijl er daarnaast gewichtige redenen zijn vanwege de vertrouwelijkheid van de - onder het medisch beroepsgeheim vallende – informatie. Bovendien is [eiser] belang bij een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens voldoende gewaarborgd);
3.3.3.
Catharina Ziekenhuis heeft bovendien (geheel onverplicht) reeds het onderzoeksrapport zoals dat aan de IGJ is verstrekt aan [eiser] verstrekt. In het aan [eiser] ter beschikking gestelde exemplaar zijn alleen namen en passages verwijderd voor zover dit vanuit een oogpunt van privacybescherming en het medisch beroepsgeheim noodzakelijk is. Verder zijn in het rapport van de IGJ de door de IGJ via Catharina Ziekenhuis opgevraagde aanvullende verklaringen van betrokken zorgmedewerkers letterlijk geciteerd, waarmee [eiser] ook over die aanvullend door Catharina Ziekenhuis aan de IGJ verstrekte informatie beschikt.
3.3.4.
De stelling van [eiser] dat het onderzoeksrapport van Catharina Ziekenhuis onzorgvuldig tot stand is gekomen is voor de beoordeling van zijn vorderingen in dit kort geding niet van belang; Catharina Ziekenhuis gaat daar om die reden niet op in.
3.3.5.
De politie/het OM beschikt niet over het onderzoeksrapport van Catharina Ziekenhuis en zij zal dit rapport, als daar door de officier van justitie om wordt gevraagd, ook niet ter beschikking stellen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Afbakening geschil

4.1.
Ter afbakening van het geschil dient allereerst het volgende. In de dagvaarding en ook ter zitting heeft [eiser] uitvoerig uiteengezet dat Catharina Ziekenhuis volgens [eiser] een onzorgvuldig meldingenonderzoek heeft verricht naar het door Catharina Ziekenhuis gestelde grensoverschrijdend gedrag van [eiser] in de operatiekamer op [datum] 2022. Nu de vorderingen van [eiser] niet zien op de vraag of Catharina Ziekenhuis onzorgvuldig/niet volgens protocol onderzoek heeft verricht bestaat in dit kort geding geen aanleiding om nader in te gaan op hetgeen [eiser] met betrekking tot de uitvoering van dit intern onderzoek naar voren heeft gebracht. Aan de vordering tot afgifte van de gevraagde bescheiden heeft [eiser] artikel 843a Rv ten grondslag gelegd. In dit kort geding ligt uitsluitend de vraag voor of zijn vordering op die rechtsgrond kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter beperkt zich in dit vonnis dan ook tot de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van die vraag.
Ten aanzien van de inzagevordering
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het (spoedeisend) belang en de noodzaak tot het beschikken over de gevraagde bescheiden vooralsnog ontbreekt. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.3.
Om inzage of afschrift te verkrijgen, moet worden voldaan aan alle voorwaarden die zijn verbonden aan een vordering op grond van artikel 843a lid 1 Rv: (i) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn.
4.4.
[eiser] stelt dat het onderzoeksrapport van Catharina Ziekenhuis en de totstandkoming daarvan (na intern onderzoek) mede tot stand is gekomen aan de hand van de meldingen, gespreksverslagen en getuigenverklaring(en), terwijl [eiser] over geen van deze verslagen beschikt, maar deze volgens [eiser] wel mede ten grondslag liggen aan de conclusie van de IGJ. [eiser] stelt dat hij om die reden een rechtmatig belang en spoedeisend belang heeft bij de gevorderde bescheiden, gelet op de strafrechtelijk en tuchtrechtelijke onderzoeken waarin hij zich anders niet behoorlijk kan verdedigen.
4.5.
Onweersproken is door Catharina Ziekenhuis naar voren gebracht dat de IGJ via het ziekenhuis beschikt over:
- De meldingen die het ziekenhuis heeft gedaan naar aanleiding van de incidenten op de OK van Catharina Ziekenhuis op [datum] 2022 [3] ,
  • het (volledige) rapport dat het Catharina Ziekenhuis heeft opgesteld naar aanleiding van haar interne onderzoek naar voornoemde incidenten alsmede
  • de door de IGJ naar aanleiding van voornoemd onderzoeksrapport bij Catharina Ziekenhuis opgevraagde aanvullende informatie.
4.6.
Tegen deze achtergrond valt dan voorshands niet in te zien dat de overige stukken en bescheiden waarover Catharina Ziekenhuis blijkens haar opgave bij de ter zitting voorgedragen pleitnota beschikt in de kwestie van de incidenten op [datum] 2022 invloed kunnen hebben gehad op de eigen onderzoeksbevindingen van de IGJ, zoals verwoord in haar rapport van 8 oktober 2023. Dat betekent dat het inzageverzoek van [eiser] gezien de onderbouwing van zijn belang hooguit betrekking kan hebben op de drie stukken waarvan onweersproken is gesteld dat deze aan de IGJ ter beschikking zijn gesteld.
4.7.
Gegeven het feit dat [eiser] (inmiddels) beschikt over het (nagenoeg volledige) onderzoeksrapport van Catharina Ziekenhuis zoals dat aan de IGJ ter beschikking is gesteld heeft [eiser] niet, althans onvoldoende aannemelijk weten te maken welk (met het oog op de in dit kort geding gevorderde voorziening) voldoende spoedeisend belang hij op dit moment heeft bij het kennis kunnen nemen van nu nog ontbrekende gegevens (de vanuit privacyoverwegingen verwijderde passages uit het onderzoeksrapport, de gedane meldingen en de nader op verzoek van de IGJ door Catharina Ziekenhuis verstrekte informatie). Daarbij is van belang vast te stellen dat tot heden – in weerwil van de aankondiging daartoe in oktober 2023 – door de IGJ geen klacht is ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg terwijl evenmin duidelijk is hoe die klacht – zo deze wordt ingediend – komt te luiden en wordt onderbouwd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] onder die omstandigheden bij zijn inzagevordering in kort geding geen, althans onvoldoende spoedeisend belang heeft. Dit belang valt pas nader te beoordelen indien en zodra de IGJ een of meer concrete klachten heeft geformuleerd en ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Zijn inzagevordering is op dit moment prematuur.
4.8.
De voorzieningenrechter wijst er in dit verband op dat in het rapport van de IGJ een (zeer) uitvoerige verklaring van [eiser] is opgenomen in het kader van hoor en wederhoor [4] . De beschrijving die [eiser] zelf geeft van zijn feitelijke gedragingen op de [datum] 2022 alsook zijn uitleg bij en zienswijze op die gedragingen heeft de IGJ kennelijk geen aanleiding gegeven om de conclusie te wijzigen dat [eiser] op [datum] 2022 niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende zorgverlener. Indien de eventuele klacht van de IGJ in overwegende mate feitelijk wordt geschraagd door de eigen verklaring van [eiser] , dan is nog maar de vraag of en in hoeverre [eiser] een (rechtmatig) belang heeft bij de (hem thans nog ontbrekende) gegevens die Catharina Ziekenhuis aan IGJ heeft verstrekt in het kader van de gedane meldingen op grond van de Wkkgz.
4.9.
Gelet op het vorenstaande ontbreekt thans een voldoende spoedeisend (en rechtmatig belang) bij de gevraagde voorziening met het oog op de door de IGJ aangekondigde klacht bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege.
4.10.
Het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening c.q. het premature karakter van de gevraagde voorziening geldt a fortiori met betrekking tot het lopende strafonderzoek, nu volstrekt ongewis is of [eiser] naar aanleiding van de gedane aangiften (verder) zal worden vervolgd en zo ja welke strafbare feiten hem dan ten laste zullen worden gelegd (nog daargelaten de lastige vraagstukken omtrent het rechtmatig belang bij stukken in het kader van een (door eigen regels beheerste) strafprocedure en de bij de beoordeling in aanmerking te nemen rechtsbetrekking).
4.11.
Nu [eiser] de gevorderde voorzieningen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang moeten worden ontzegd kunnen de overige stellingen en weren van Catharina Ziekenhuis verder onbesproken blijven.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Catharina Ziekenhuis worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.795,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Catharina Ziekenhuis tot op heden begroot op € 1.795,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Schoorlemmer en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2024.

Voetnoten

1.In het kader van artikel 11 lid 1 sub b van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).
2.Ter zitting is namens [eiser] aangegeven dat hij op dit moment werkzaam is als anesthesioloog in een ander ziekenhuis op basis van een tijdelijke aanstelling
3.nb: deze meldingen betreffen (telkens) dezelfde incidenten in de OK op [datum] 2022, zij het op verschillende wettelijke grondslagen; vide par. 1.1 van het als prod. 8 overgelegde rapport van de IGJ en de aldaar opgenomen voetnoten
4.Zie paragraaf 4.2 van het inspectierapport, p 24-32