Beoordeling door de voorzieningenrechter
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker voldoende spoedeisend is, omdat het aan hem opgelegde gebiedsverbod zijn bewegingsvrijheid, een grondrecht, direct beperkt.
16. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze zaak aan de hand van de gronden die verzoeker heeft aangevoerd of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
18. Volgens verzoeker heeft de burgemeester het aan hem opgelegde gebiedsverbod ten onrechte verlengd en uitgebreid. Volgens verzoeker is hij na een huiselijke ruzie in mei 2023 in detentie gekomen. Dat hij mw. [naam] heeft proberen te wurgen, is volgens hem niet waar. Er is wel enig lichamelijk contact geweest en hij is veroordeeld voor eenvoudige mishandeling. Voor het verboden wapenbezit heeft hij tot februari 2024 in detentie gezeten. Het aangetroffen geldbedrag was legaal en is ook teruggeven door justitie. Volgens verzoeker heeft hij na 20 mei 2023 op geen enkele wijze meer geweld gebruik tegen zijn ex partner of anderen. Ook van enige verstoring van de openbare orde door hem is geen sprake. Het treffen tussen hem en zijn ex-partner in de [winkelcentrum] was toevallig en die ontmoeting is volgens verzoeker op geen enkele wijze geëscaleerd. Bovendien vond die ontmoeting niet plaats in één van de gebieden waarop het verbod ziet. Van een continuering of vermeerdering van geweld en bedreigingen is volgens verzoeker geen sprake. Verzoeker vindt de uitbreiding onbegrijpelijk en niet gemotiveerd. Op de zitting heeft verzoeker gesteld dat het gebiedsverbod dat was opgelegd aan zijn familieleden niet is verlengd.
19. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een gebiedsverbod een vergaande maatregel is. De inbreuk op het recht van een betrokkene om zich vrij te mogen verplaatsen, moet in een juiste verhouding staan tot het daarmee beoogde doel. Er moet een afweging worden gemaakt tussen het door de burgemeester te beschermen algemeen belang bij het voorkomen van verstoring van de openbare orde en het individueel belang van een betrokkene bij het respecteren van zijn grondrechten. Dit betekent dat het gebiedsverbod waardoor een betrokkene wordt beperkt in zijn bewegingsvrijheid, niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk en dat het gebied waarop dat verbod ziet, met het oog op de proportionaliteit, in tijd en plaats zo beperkt mogelijk moet zijn. Deze beoordeling moet door de burgemeester steeds worden gemaakt, ook tijdens de looptijd van een opgelegd gebiedsverbod.
20. Bij een verlenging van een gebiedsverbod, ligt het op de weg van de burgemeester om aannemelijk te maken dat sprake is van een ernstige vrees dat verdere verstoring van de openbare orde door de betrokkene zal plaatsvinden (individueel of groepsgewijs). In dit verband acht de voorzieningenrechter van belang dat uit de Memorie van Toelichting bij artikel 172a van de Gemeentewet (Kamerstukken II, 31 467, nr. 3, p. 6) blijkt dat de ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde aantoonbaar moet zijn; dat wil zeggen dat zij moet blijken uit concrete aanwijzingen.
21. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de besluitvorming niet blijkt dat is aangetoond dat sprake is van zulke concrete aanwijzingen. Vastgesteld moet worden dat niet is gebleken dat verzoeker het eerder opgelegde gebiedsverbod heeft overtreden. Dit geldt ook voor de uitbreidingen van die verboden. Uit de stukken is de voorzieningenrechter overigens niet duidelijk geworden wat maakt dat het gebiedsverbod tot twee keer toe moest worden uitgebreid. Wat daar ook van zij, verzoeker heeft zich gehouden aan deze verboden. De eerdere mishandeling van mw. [naam] en het illegaal vuurwapenbezit is weliswaar ernstig te noemen, maar van langere tijd geleden. Los van het antwoord op de vraag of verzoeker hiermee de openbare orde ernstig heeft verstoord, wat nodig is voor het mogen overgaan tot oplegging van het oorspronkelijke gebiedsverbod, zijn deze omstandigheden, ook samen met de overtreding van het contactverbod in april 2024 onvoldoende voor het op 26 april 2024 aannemen van de ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. Daarvoor is van belang dat de overtreding van het contactverbod heeft plaatsgevonden buiten de door de burgemeester aangewezen verboden gebieden. Kennelijk heeft verzoeker zich die keer bij het toevallig tegenkomen van mw. [naam] in de [winkelcentrum] niet weten te beheersen, in die zin dat hij, zoals uit de rapportage blijkt, bij die gelegenheid mw. [naam] meerdere keren heeft opgezocht en haar achterna is gelopen. Uit wat hierover is beschreven in de rapportage blijkt niet zonder meer van een situatie waarbij de openbare orde (ernstig) was verstoord. De officier van justitie heeft vervolgens de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis gevorderd en die heeft verzoeker ondergaan. Uit de stukken blijkt overigens niet dat het versturen van de vier e-mailberichten hieraan ten grondslag heeft gelegen. Verzoekers verklaring dat deze e-mailberichten per ongeluk, door te replyen in een e-mailwisseling ten behoeve van het mediationtraject, bij mw. [naam] zijn terechtgekomen, komt de voorzieningenrechter op voorhand niet ongeloofwaardig voor. De inhoud van de e-mailberichten geven ook geen aanleiding om niet hiervan uit te gaan. Verder is niet gemotiveerd dat met het versturen van deze emailberichten de openbare orde in het geding is geweest. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door de burgemeester genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om de ernstige vrees aan te nemen dat bij niet verlengen van het gebiedsverbod moet worden gevreesd voor een verdere verstoring van de openbare orde. Ook blijkt hieruit niet, zoals de burgemeester heeft gesteld, dat de situatie nog verder zal escaleren als er geen maatregelen worden genomen. Hierbij acht de voorzieningenrechter ook van belang dat verzoeker op de zitting onbetwist heeft gesteld dat hij meerdere keren zijn familieleden is tegengekomen (op de kermis buiten [woonplaats] , maar ook in [woonplaats] op de Markt) en dat hij toen gewoon is doorgelopen, dat er geen conflict of sprake van een verstoring van de openbare orde was. De gemachtigde van de burgemeester heeft ook geen andere meldingen genoemd afkomstig van de familieleden die tot de conclusie moeten leiden dat moet worden gevreesd dat verzoeker terugvalt in zijn oude gedrag. Al met al is het verlengingsbesluit om die reden onvoldoende gemotiveerd.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester in het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat het verbod, waar het gaat om de aangewezen gebieden zoals ingetekend op de kaarten in het verweerschrift, proportioneel is. Met andere woorden, dat een verbod van deze omvang nodig is om het doel te bereiken. De burgemeester heeft ook op de zitting niet duidelijk kunnen maken waarop de grenzen van de gebieden zijn gebaseerd, anders dan dat het verbod anders niet te handhaven zou zijn. Maar dat is zonder nadere toelichting niet zomaar te begrijpen. Het gebiedsverbod wordt niet elektronisch gecontroleerd, waarbij de politie een bepaalde aanrijtijd nodig zou hebben om op tijd te zijn om te kunnen ingrijpen. Dit is vaak in strafrechtzaken een aanknopingspunt voor de afgrenzing van een te beveiligen plek. Niet is gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een kleiner gebied, bijvoorbeeld de straat waarin de dochter woont en de straten die daarop uitkomen.
22. Ook op het punt van de uitbreiding van het gebiedsverbod is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Een uitbreiding kan worden gegeven als nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. De uitbreiding ziet in deze zaak concreet op het biljartcentrum dat verzoeker vaak bezoekt en dat op enkele (loop)minuten van de woning van de dochter is gelegen, in welke woning mw. [naam] ook dikwijls aanwezig is volgens de burgemeester. Het langer lopende conflict en de overtreding van het contactverbod met mw. [naam] is onvoldoende om te gelden als zo’n nieuw feit of omstandigheid. De voorzieningenrechter vindt daarbij van belang dat verzoeker kennelijk voor de uitbreiding van het gebiedsverbod dit biljartcentrum wel herhaaldelijk heeft bezocht en dat niet is gebleken dat sprake was van overtreding van het gebiedsverbod. Met niets is onderbouwd dat dit bezoek van verzoeker leidt tot problemen, samenhangend met de openbare orde, of dat daarvoor een vrees aanwezig is.
23. Dat de burgemeester zich zorgen maakt over het conflict binnen de familie is voorstelbaar, maar dat betekent niet dat het verzoeker maandenlang kan worden verboden zich te begeven in een bepaald gebied. Hiervoor is ook van belang dat de door de burgemeester opgesomde incidenten na mei 2023 met name zien op gedragingen van de familieleden, hun geuite dreigementen richting verzoeker en hun vermoedens van betrokkenheid van verzoeker bij brandstichting en overtreding van het gebiedsverbod, welke vermoedens niet aannemelijk zijn gemaakt. De burgemeester heeft kennelijk ook geen aanleiding gezien het voor de familieleden geldende gebiedsverbod te verlengen. Het door de burgemeester genoemde belang van rust binnen de familie om het COM-traject te laten slagen, is er allicht, maar dat biedt geen grondslag voor een vergaande maatregel als een gebiedsverbod. Het algemene belang dat strafbare feiten worden voorkomen, over en weer binnen de familie, evenmin.
24. Concluderend geldt dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van concrete aanwijzingen die maken dat ernstig moet worden gevreesd voor een verdere verstoring van de openbare orde en dat niet is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden die nopen tot uitbreiding van het gebiedsverbod. Gelet hierop kan het bezwaar een redelijke kans van slagen niet worden ontzegd.
25. Bij deze stand van zaken en omdat het gaat om een voor verzoeker belastend besluit, vindt de voorzieningenrechter het belang van verzoeker om zich weer vrij te bewegen en zijn sociale leven uit te oefenen zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester.