Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Vught, de heffingsambtenaar
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
waardehet appartement in aanbouw heeft
op de waardepeildatum(1 januari 2021 in dit geval), maar wordt daarvoor wel gekeken naar de
staatwaarin het appartement in aanbouw zich
een jaar later, bij het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld (1 januari 2022 in dit geval), bevindt. Dat wordt de “toestandsdatum” genoemd. Op die manier wordt dus rekening gehouden met de (grote) veranderingen die het appartement in aanbouw in het jaar dat tussen de waardepeildatum en toestandsdatum gelegen is, heeft ondergaan. Omdat vaststaat dat de bouw van het appartement in september 2021 is begonnen en dat het appartement op 1 januari 2022 nog niet afgebouwd was, heeft de heffingsambtenaar zich terecht op het standpunt gesteld dat zich een wijziging heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 18, derde lid, aanhef en onder b, van de Wet WOZ en is hij dus bij de waardebepaling ook terecht uitgegaan van de toestandsdatum van 1 januari 2022.