Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2024 in de zaak tussen
[naam B.V.] B.V., uit [plaatsnaam] (gemachtigde: mr. M.G. Ramakers), en
[naam B.V.] B.V.,uit [plaatsnaam] (gemachtigde: W.G.B. van de Ven).
[naam stichting], te [plaatsnaam] ,
Vereniging Natuurmonumenten, te [plaatsnaam] ,
Stichting Wijkraad [naam],
Stichting [naam stichting], allen uit [plaatsnaam] en
Stichting [naam stichting], uit [plaatsnaam] ,
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
- [naam B.V.] B.V. heeft een omgevingsvergunning voor het opslaan, overslaan en be- en verwerken en soorten van diverse afvalstoffen voor de inrichting aan de [adres] . De inrichting aan de [adres] ligt ten noordwesten van [plaatsnaam] . In de omgeving liggen enkele verspreide woningen. Op één kilometer ten zuidoosten van de inrichting ligt de woonwijk [naam woonwijk] met aaneengesloten bebouwing. De inrichting omvat meerdere installaties.
- In de revisievergunning van 22 december 2009 is een installatie vergund die daarna in diverse vergunningen is gewijzigd, voor het laatst in het bestreden besluit. Derde-partij 2 (verder [naam B.V.] ) is exploitant van deze vergistingsinstallatie (verder: de mestvergister).
- Op 1 april 2022 heeft verweerder een omgevingsvergunning (milieuneutrale wijziging) verleend aan [naam B.V.] B.V. voor een verandering van de inrichting gelegen aan de [adres] . De verandering ziet op meerdere aanpassingen van de mestvergister. Bij besluit van 24 januari 2023 heeft verweerder de bezwaren deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Het primaire besluit van 1 april 2023 is daarbij in stand gelaten met een aangevulde motivering. Hiertegen is beroep ingesteld bij de rechtbank.
- Op 7 juli 2023 heeft het college de thans aan de orde zijnde omgevingsvergunning (milieuneutrale wijziging) verleend aan [naam B.V.] B.V. voor het vergroten en verplaatsen van een luchtwasser bij de mestvergister.
- [naam B.V.] is begonnen met de bouw van de installatie zoals deze is vergund in het bestreden besluit. De bouw is nagenoeg afgerond. [naam B.V.] wil de installatie per 1 juli 2024 in gebruik nemen.
- [naam B.V.] heeft een installatie die in gebruik kan worden genomen. Dit is niet een kwestie van een knop omdraaien. De installatie zal stapsgewijs in gebruik worden genomen. Op basis van voorschrift 1.2.2 van het bestreden besluit dient bij het in bedrijf nemen van de mestvergister, de geur van de ingaande en uitgaande lucht van de luchtwasser gemeten te worden bij 25%, 50%, 75% en 100% van de vergunde capaciteit van de drooginstallatie.
- De gemeente en de derde-partij 3 zijn bang voor mogelijke geuroverlast van de mestvergister. Zij vrezen dat de maatregelen die worden getroffen om de geuruitstoot van de mestvergister te beperken onvoldoende zijn. Er is veel ophef geweest over de mestvergister.
- Op de zitting heeft het college wel opgemerkt dat op dit moment geen aanhoudende geurklachten bekend zijn van de totale inrichting aan de [adres] . De gemeente en de derde-partij hebben dit niet ontkend.
- Als aanvullende voorziening worden elektronische meetsystemen (eNoses) geplaatst. De StAB heeft aangegeven dat deze eNoses geen absolute concentratiewaarden kan bepalen maar alleen kan aangeven of de samenstelling van de gemeten lucht veranderd. De StAB beschouwt eNoses als ondersteuning van het monitoringsprogramma en wijst er wel op dat een leertraject nodig is om de resultaten van eNoses op waarde te kunnen schatten. [naam B.V.] is bereid om eNoses te plaatsen rondom de mestvergister. [naam B.V.] B.V. ziet nog geen aanleiding om eNoses te plaatsen rondom de gehele inrichting aan de [naam B.V.] . De gemeente had dit graag anders gezien. De voorzieningenrechter is van oordeel dat vooralsnog kan worden volstaan met het plaatsen van eNoses rondom de mestvergister om te kijken of dit voldoende is.
- De StAB heeft een aantal suggesties gedaan ter verbetering van het monitoringsplan en het klachtenprotocol. De StAB heeft ook aangegeven dat de opgestelde stukken verder gaan dan zou hoeven op basis van de voorschriften in paragraaf 1.2 en 1.3 van het bestreden besluit.
- Het bestreden besluit stelt geurnormen aan de hoeveelheid geur van de mestvergister. Het is niet zo dat er helemaal geen geur uit de schoorsteen van de mestvergister zal komen. De StAB heeft benadrukt dat het waarnemen van geur (ruiken) niet wil zeggen dat de geurnormen worden overschreden. Op basis van het advies van de StAB, het monitoringsplan en het klachtenprotocol en de reacties van partijen op de zitting overweegt de voorzieningenrechter dat het monitoringsplan op onderdelen moet worden aangevuld.
- De rechtbank streeft er naar alle zaken rondom de mestvergister te behandelen in januari 2025 en snel daarna uitspraak te doen (tenzij partijen voor die tijd overeenstemming bereiken. De overleggen gaan namelijk gewoon door). Partijen berichten uiterlijk 1 oktober 2024 of zij een voortzetting van de behandeling van alle zaken nodig vinden.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- schorst het bestreden besluit;
- bepaalt dat de mestvergister in gebruik mag worden genomen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- bepaalt dat de toestemming voor ingebruikname vervalt als niet wordt voldaan aan deze voorwaarden;
- bepaalt dat de voorlopige voorziening vervalt als einduitspraak wordt gedaan in de zaak SHE 23/1948;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,00 aan de gemeente moet vergoeden.
- veroordeelt het college in de proceskosten van de gemeente, begroot op € 2.625,00.