ECLI:NL:RBOBR:2024:2519

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
11136497
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding betreffende weigering nakoming woningruil en ontruiming

In deze zaak, die op 11 juni 2024 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, hebben eiseressen [eiser 1] en [eiser 2] een kort geding aangespannen tegen de Gemeente ‘s-Hertogenbosch, die in haar hoedanigheid als bewindvoerder optreedt over de goederen van [rechthebbende]. De eiseressen vorderen ontruiming van een woning en medewerking aan het ondertekenen van een nieuwe huurovereenkomst, na een overeengekomen woningruil die op 31 mei 2024 had moeten plaatsvinden. De Gemeente is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij op de hoogte was van de procedure. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Gemeente niet om uitstel heeft gevraagd en dat haar verzoek tot zuivering van het verstek in strijd is met de goede procesorde. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseressen toegewezen, waarbij de Gemeente is veroordeeld tot ontruiming van de woning en het ondertekenen van de huurovereenkomst binnen zeven dagen na betekening van het vonnis. Tevens is een dwangsom van € 200,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 5.000,00, voor het geval de Gemeente niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn eveneens ten laste van de Gemeente gelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 11136497 / CV EXPL 24-2982
Vonnis in kort geding van 11 juni 2024
in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [eiser 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
gemachtigde: mr. Q.F.B.W. Kendall,
tegen:
Gemeente ‘s-Hertogenbosch, gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan
[rechthebbende] ,wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseressen worden hierna genoemd “ [eiser 1] ” en “ [eiser 2] ”, gedaagde “de Gemeente” of “de bewindvoerder”.

1.Het verloop van het geding

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de dagvaarding met producties 1 tot en met 15, die op 7 juni 2024 aan de Gemeente is betekend;
 het e-mailbericht van 11 juni 2024 met bijlage van mr. A. Kaynak, namens mr. F. Özer, de gemachtigde van [rechthebbende] (hierna: [rechthebbende] ), met namens de Gemeente een verzoek tot zuivering van het verstek.
1.2.
Op 10 juni 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De Gemeente is niet ter zitting verschenen. [rechthebbende] en mr. A. Kaynak, als waarnemer van mr. F. Özer, zijn wel ter zitting verschenen. Vanwege de afwezigheid van de formele procespartij, heeft mr. A. Kaynak verzocht om uitstel van de zitting. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken. Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter gezegd dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De vordering

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. gedaagde veroordeelt om binnen zeven (7) dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, de woning aan het [adres 1] te ( [postcode] ) ’ [woonplaats] , te verlaten en te (doen) ontruimen met al het hare en de haren met afgifte van de sleutels leeg en ontruimd ter vrije beschikking van eiseres te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. j° 444 Rv bepaalde;
II. gedaagde veroordeelt om binnen zeven (7) dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, de huurovereenkomst met [A] te ondertekenen;
III. gedaagde veroordeelt om een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00 te betalen aan [eiser 1] en [eiser 2] voor iedere dag of gedeelte van een dag waarop gedaagde niet aan het gevorderde onder sub I en II voldoet;
IV. [eiser 1] en [eiser 2] machtigt om het in dezen te wijzen vonnis in de plaats te doen stellen van de wilsverklaring van gedaagde in de huurovereenkomst met [A] , indien gedaagde in gebreke mocht blijven uitvoering te geven aan de veroordeling onder sub II;
V. althans een zodanige voorziening treft als zij juist acht;
Subsidiair
VI. gedaagde veroordeelt om binnen zeven (7) dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, de woning aan het [adres 1] te ( [postcode] ) [woonplaats] , te verlaten en te (doen) ontruimen met al het zijne en de zijnen met afgifte van de sleutels leeg en ontruimd ter vrije beschikking van eiseres te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. j° 444 Rv bepaalde;
VII. althans een zodanige voorziening treft als zij juist acht;
Primair en subsidiair:
VIII. gedaagde veroordeelt in de kosten van dit geding.
2.2.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd.
[eiser 1] , [eiser 2] en [rechthebbende] zijn een driehoekswoningruil overeengekomen, die op 31 mei 2024 had moeten plaatsvinden. Partijen zijn overeengekomen dat [eiser 2] naar de huurwoning van [rechthebbende] in [woonplaats] ( [adres 2] ) zal verhuizen, [rechthebbende] naar de huurwoning van [eiser 1] in [woonplaats] ( [adres 3] ) en [eiser 1] naar de huurwoning van [eiser 2] in ’ [woonplaats] . Alle betrokken verhuurders hebben met de woningruil ingestemd en zowel [eiser 1] , [eiser 2] als [rechthebbende] hebben de nieuwe woning geaccepteerd.
[rechthebbende] komt de overeenkomst echter niet na doordat zij, ondanks meerdere sommaties, weigert haar huidige huurwoning ( [adres 2] ) te ontruimen en de nieuwe huurovereenkomst voor de huurwoning in [woonplaats] ( [adres 3] ) met [A] te ondertekenen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben recht op en belang bij nakoming van de overeenkomst door [rechthebbende] .
2.3.
Van de Gemeente is geen verweer bekend.

3.De beoordeling

3.1.
Voldoende is gebleken dat [eiser 1] en [eiser 2] een spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorziening, aangezien zij reeds sinds 31 mei 2024 alles in gereedheid hebben gebracht voor de daadwerkelijke effectuering van de overeengekomen woningruil. Zo zijn al hun spullen al in verhuisdozen ingepakt, is de school, respectievelijk de kinderopvang van de kinderen van [eiser 1] al stopgezet en werden de kinderen al vanaf 3 juni 2024 verwacht op hun nieuwe school, respectievelijk de nieuwe kinderopvang. [eiser 1] en [eiser 2] zijn dan ook ontvankelijk in hun vordering.
3.2.
Namens de Gemeente is niemand op de mondelinge behandeling verschenen. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat de Gemeente behoorlijk is opgeroepen. Bovendien is het de kantonrechter ter zitting gebleken dat de Gemeente op de hoogte is van de zitting, nu mr. Kendall hierover in ieder geval op vrijdagochtend 7 juni 2024 met de bewindvoerder [B] , van de Gemeente in persoon heeft gesproken. Ook heeft de gemachtigde van [rechthebbende] desgevraagd verklaard dat haar kantoorgenoot mr. Özer, voor wie zij deze zitting waarneemt, de bewindvoerder sedert 24 mei 2024, althans sedert de ontvangst van de conceptdagvaarding meermaals tevergeefs heeft verzocht om hem te machtigen om namens de bewindvoerder in rechte op te treden. Zoals zij bij mr. Özer heeft geverifieerd was ook nog op maandagochtend 10 juni 2024 geen machtiging van de bewindvoerder ontvangen, zodat tegen de Gemeente verstek is verleend.
3.3.
Bij e-mailbericht van 11 juni 2024 is door mr. A. Kaynak alsnog een machtiging van de Gemeente overgelegd om namens haar, als bewindvoerder, in rechte op te treden en is tevens namens de Gemeente een verzoek tot zuivering van het verstek ingediend.
3.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vooropgesteld moet worden dat de gewone regels van de dagvaardingsprocedure ook in kort geding gelden voor zover daarvan in de wet niet uitdrukkelijk is afgeweken. Die regels gelden echter slechts voor zover zij niet onverenigbaar zijn met de aard van het kort geding en de daarin vereiste spoed. Ingevolge artikel 142 Rv heeft de gedaagde tegen wie verstek is verleend de bevoegdheid het verstek te zuiveren zolang het eindvonnis niet is gewezen. Het toelaten van het zuiveren van verstek is niet zonder meer in strijd met de aard van het kort geding. Denkbaar is echter dat van die mogelijkheid, mede in aanmerking genomen het bijzondere karakter van het kort geding, misbruik wordt gemaakt of een gebruik wordt gemaakt dat in de gegeven omstandigheden in strijd is met de goede procesorde. Uitgangspunt is dus dat zuivering van verstek in kort geding wordt toegestaan, tenzij er sprake is van misbruik van procesrecht of strijd met de goede procesorde.
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat zuivering van het verstek in het onderhavige geval in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde. Redengevend daarvoor is dat de Gemeente – blijkens hetgeen onder 3.2. is overwogen – van de zitting op de hoogte was en beschikt over de dagvaarding, die op vrijdag 7 juni 2024 aan haar is betekend. De Gemeente is echter niet verschenen en heeft niet om uitstel gevraagd. In het e-mailbericht van 11 juni 2024 wordt door mr. A. Kaynak ook niet onderbouwd waarom niemand namens de Gemeente ter terechtzitting is verschenen en waarom daags na de zitting een verzoek tot zuivering van het verstel wordt gedaan. Iedere motivering ontbreekt. Het een en ander terwijl in de dagvaarding reeds het spoedeisend belang van [eiser 1] en [eiser 2] bij het onderhavige kort geding is onderbouwd. In die omstandigheden zou het zuiveren van het verstek – terwijl de Gemeente wist van de zitting en wist althans kon weten van het
spoedeisende belang van [eiser 1] en [eiser 2] en voorts de gelegenheid had al dan niet middels vertegenwoordiging door een gemachtigde op zitting te verschijnen – het spoedeisend belang van [eiser 1] en [eiser 2] ondergraven. Die zuivering zou immers leiden tot een uitstel van het vonnis en dus een – in geval van een toewijzend vonnis – verder uitstel van de woningruil met alle onzekerheden voor [eiser 1] en [eiser 2] van dien. Hier had de Gemeente zich rekenschap van kunnen en moeten geven. Onder al deze omstandigheden brengen de eisen van een goede procesorde met zich mee dat de Gemeente maatregelen had moeten nemen om ter zitting aanwezig te zijn of zich te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde (hetgeen volgens mr. A. Kaynak zelfs meermaals door mr. F. Özer is aangeboden) en het niet aan te laten komen op de gerede kans dat het tot verstekverlening zou komen, om vervolgens om een nieuwe behandeling te moeten gaan vragen bij wege van zuivering. Het zuiveren van het verstek is daarom, mede gelet op de bijzondere aard van het kort geding, in strijd met de goede procesorde en zal daarom niet worden toegestaan.
3.6.
Nu tegen de Gemeente verstek is verleend, dienen de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] ingevolge artikel 139 Rv in beginsel te worden toegewezen, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Ook overigens zijn de voorzieningenrechter geen feiten of omstandigheden gebleken die zich tegen – gehele of gedeeltelijke – toewijzing van de vorderingen verzetten, een en ander voor zover hierna niet anders blijkt.
3.7.
Voor zover [eiser 1] en [eiser 2] hebben bedoeld tevens een machtiging te vorderen om de ontruiming zo nodig door een deurwaarder, eventueel met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, wordt deze afgewezen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben namelijk geen rechterlijke machtiging nodig om de hulp van een deurwaarder in te schakelen.
3.8.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat aan de veroordeling tot ontruiming van de woning en het tekenen van de nieuwe huurovereenkomst een dwangsom wordt verbonden. De Gemeente heeft hier geen verweer tegen gevoerd. Teneinde De Gemeente te stimuleren daadwerkelijk aan de veroordeling te voldoen acht de kantonrechter een dwangsom op zijn plaats. De hoogte van de door [eiser 1] en [eiser 2] gevorderde dwangsom acht de kantonrechter echter disproportioneel hoog. Gelet op de financiële situatie van [rechthebbende] zal de hoogte van de te verbeuren dwangsom worden beperkt tot een bedrag van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de Gemeente in gebreke blijft om aan de veroordelingen te voldoen met een maximum van € 5.000,00.
3.9.
De Gemeente, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [rechthebbende] , is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom, ten laste van het vermogen van [rechthebbende] , in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] als volgt vastgesteld:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 87,00
- salaris advocaat € 543,00
- nakosten € 135,00
Totaal € 901,72‬

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
veroordeelt de Gemeente, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [rechthebbende] , om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, de woning aan het [adres 1] te ( [postcode] ) [woonplaats] , te verlaten en te (doen) ontruimen met al het hare en de haren met afgifte van de sleutels leeg en ontruimd ter vrije beschikking van [eiser 2] te stellen;
4.2.
veroordeelt de Gemeente, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [rechthebbende] , om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, de huurovereenkomst met [A] te ondertekenen;
4.3.
veroordeelt de Gemeente, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [rechthebbende] , om, uit het vermogen van [rechthebbende] , aan [eiser 1] en [eiser 2] te betalen een dwangsom van € 200,00 per dag met een maximum van € 5.000,00, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de Gemeente niet aan de veroordelingen onder 4.1 en 4.2 voldoet;
4.4.
machtigt [eiser 1] en [eiser 2] om het vonnis in de plaats te doen stellen van de wilsverklaring van de Gemeente, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [rechthebbende] , in de huurovereenkomst met [A] , indien de Gemeente in gebreke mocht blijven met de uitvoering van de veroordeling onder 4.2.;
4.5.
veroordeelt de Gemeente, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [rechthebbende] , ten laste van het vermogen van [rechthebbende] , in de proceskosten van € 901,72‬‬, te vermeerderen met de kosten van betekening als de Gemeente niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.