ECLI:NL:RBOBR:2024:2518

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
01-340598-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige oplichting met aanzienlijke schade aan slachtoffers

Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zeven gevallen van oplichting, met een totaal benadelingsbedrag van meer dan 30.000 euro. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. De zaak werd aanhangig gemaakt op 12 maart 2024 en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was. Tijdens de zittingen op 9 april en 30 mei 2024 is het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij hij in de meeste gevallen bekendheid heeft gegeven aan de feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte door middel van valse namen en hoedanigheden, en door gebruik te maken van listige kunstgrepen, slachtoffers heeft bewogen tot het overmaken van geldbedragen en het aangaan van schulden. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, met uitzondering van immateriële schadeclaims, die niet ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van sommige slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de recidive van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft de gevangenisstraf van twee jaar opgelegd als een passende sanctie voor de gepleegde oplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.340598.23
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
thans ingeschreven en uit anderen hoofde gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 april 2024 en 30 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 maart 2024.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 mei 2024 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 18 april 2023 tot en 1 mei 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmaken van een of meerdere geldbedragen, door
gebruik te maken van de naam en/of zich voor te doen als [alias van verdachte 1] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 1] kenbaar te maken dat hij een deal had gemaakt met een curator en derhalve kon beschikken over 25 gsm's en/of
(vervolgens) aan die [slachtoffer 1] gsm's (merk Iphone) te koop aan te bieden en/of
die [slachtoffer 1] op die wijze te bewegen tot het overmaken van een of meerdere geldbedragen en/of
die gsm's niet te leveren;
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 5 januari 2023 te Eersel, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmaken van een geldbedrag van 2000 euro, door
een relatie aan te gaan met de moeder van die [slachtoffer 2] en/of
gebruik te maken van de naam en/of zich voor te doen als [alias van verdachte 2] en/of
kenbaar te maken dat hij een auto (VW Golf) had zien staan bij de Domeinen en/of die auto te koop aan te bieden aan die [slachtoffer 2] en/of aan de vriend van die [slachtoffer 2] en/of
aan die [slachtoffer 2] een aanbetaling van 2000 euro te vragen op een rekening op naam van [verdachte] en/of daarbij kenbaar te maken dat die [verdachte] , verdachtes accountant zou zijn en/of
op die wijze die [slachtoffer 2] te bewegen tot het overmaken van voornoemd geldbedrag en/of
die auto niet te leveren;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van september 2022 tot en met september 2023 te Susteren, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [bedrijf van slachtoffer 3 en slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmaken van een of meerdere geldbedrag van (in totaal) 15.000 euro, althans enig geldbedrag, door
gebruik te maken van de naam en/of zich voor te doen als [alias van verdachte 3] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 4] kenbaar te maken dat hij de beschikking had over een appartement aan de [adres] in Maastricht en dit appartement aan [slachtoffer 4] kon leveren, en/of
voornoemde [slachtoffer 4] te kennen te geven dat hij een hypotheek kon verstrekken om dit appartement aan te schaffen, en/of
die [slachtoffer 4] op die wijze te bewegen tot het overmaken van verschillende geldbedragen en/of
geen appartement en/of hypotheek te verstrekken;
T.a.v. feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 18 april 2023 tot en 24 juni 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmaken van een geldbedrag van 750 euro, door
gebruik te maken van de naam en/of zich voor te doen als [alias van verdachte 4] en/of
vloerbedekking te laten leggen in de woning van die [slachtoffer 7] aan het Geerke in ’s-Hertogenbosch waarbij verdachte voordeed alsof deze vloerbedekking een (door hem betaald) geschenk was en/of
(vervolgens) voor te doen alsof hij een geldbedrag zou moeten lenen voor het voldoen van een belastingschuld waarbij verdachte aan [slachtoffer 7] kenbaar maakte dat hij die lening binnen twee weken zou terug betalen en/of
die [slachtoffer 7] op die wijze te bewegen tot het overmaken van een geldbedrag en/of
de gelegde vloerbedekking in de woning van [slachtoffer 7] niet betaald te hebben;
T.a.v. feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2023 tot en 22 juni 2023 te Eindhoven en/of ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 8] en/of [bedrijf van slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het leveren en leggen van een vloer ter waarde van 4390,41 euro, door
gebruik te maken van de naam en/of zich voor te doen als [alias van verdachte 4] en/of [alias van verdachte 4] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 8] kenbaar te maken dat hij een vloer gelegd wilde hebben in een woning aan het Geerke in Den Bosch en daarvoor (achteraf) per factuur zou betalen en/of
voor te wenden dat er een tijdelijke onmogelijkheid was om te betalen vanwege een ING storing en/of
voor te doen alsof de zoon van verdachte een ongeluk gehad zou hebben en verdachte niet in de gelegenheid zou zijn om te betalen en/of
voor te wenden dat [slachtoffer 8] en/of [bedrijf van slachtoffer 8] toekomstige klussen zou mogen uitvoeren voor ‘ [alias van verdachte 4] ’ en dat verdachte daarvoor aanbetalingen zou doen en/of
(vervolgens) niet te betalen voor de gelegde vloer ter waarde van 4390,41 euro;
T.a.v. feit 6:
hij in of omstreeks april 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmaken van een geldbedrag van 500 euro, door
gebruik te maken van de naam en/of zich voor te doen als [alias van verdachte 1] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 9] kenbaar te maken dat hij (grote hoeveelheden) telefoons en/of auto’s kon leveren via een curator en/of
(vervolgens) aan die [slachtoffer 9] honderd, althans meerdere gsm's (merk Iphone) en een of meerdere auto’s te koop aan te bieden en/of
die [slachtoffer 9] op die wijze te bewegen tot het doen van een aanbetaling en/of die gsm’s en/of auto’s niet te leveren;
T.a.v. feit 7:
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2023 tot 5 mei 2023 te Susteren, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 10] en/of haar ouders heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmaken van een geldbedrag van 4661 euro, althans enig geldbedrag, door
gebruik te maken van de naam en/of zich voor te doen als [alias van verdachte 3] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 10] kenbaar te maken dat hij een hypotheek kon verstrekken en/of regelen voor een huis dat [slachtoffer 10] voornemens was te kopen en/of
aan [slachtoffer 10] en/of haar ouders kenbaar te maken dat een hypotheek verstrekt kon worden na het betalen van afsluitkosten, verbouwingskosten en verzekeringen en/of andere bijkomende kosten en/of
(vervolgens) geen hypotheek te verstrekken aan [slachtoffer 10] en/of
die geldbedragen niet terug te betalen aan [slachtoffer 10] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Voorts heeft de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde verbeterd gelezen in die zin dat de verdachte
nietsheeft verstrekt in plaats van
geen appartement en/of hypotheeken het onder 4 ten laste gelegde in die zin dat [slachtoffer 7] is bewogen tot het
afgevenin plaats van het
overmakenvan het geldbedrag. Uit het verhandelde ter terechtzitting maakt de rechtbank op dat dit onmiskenbaar de bedoeling was van de steller van de tenlastelegging. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde onder feit 1 tot en met feit 7 wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 4 primair bepleit dat niet is voldaan aan het bewijsminimum. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het in het dossier aanwezige bewijs niet overtuigt. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte ook van feit 5 dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het enkele noemen van een valse naam volgens de geldende jurisprudentie niet is aan te merken als een samenweefsel van verdichtsels en er derhalve geen sprake is van oplichting.
De raadsman van verdachte heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 6 en 7 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft die feiten bekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank volstaat ten aanzien van hetgeen onder 1, 2, 3, 6 en 7 is ten laste gelegd met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en ten aanzien daarvan geen vrijspraak is bepleit.
(Bewijsmiddelen niet opgenomen ter publicatie)
Overweging ten aanzien van feit 4
[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan en verdachte erkent een bedrag van 750,00 euro van haar te hebben ontvangen omdat hij geld tekort kwam. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het vertrouwen van [slachtoffer 7] heeft gewonnen door een vloer voor haar aan te schaffen en in haar woning te plaatsen, waarna zij bereid is geweest hem een geldbedrag te lenen. De aangifte van [slachtoffer 7] vindt daarnaast steun in het ten laste gelegde onder 5. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig, maar ook overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte het hem onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Overweging ten aanzien van feit 5
[slachtoffer 8] heeft namens [bedrijf van slachtoffer 8] aangifte gedaan en de factuur op de valse naam van verdachte, te weten [alias van verdachte 4] , is niet betaald. De aangifte van [bedrijf van slachtoffer 8] vindt tevens steun in het ten laste gelegde onder 4.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een valse naam en een valse hoedanigheid (hij deed zich immers voor als bonafide, betalende koper). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte nooit de intentie gehad om de vloer te betalen. Dat het altijd de bedoeling was dat [slachtoffer 7] de vloer zou betalen, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Niet valt in te zien waarom [slachtoffer 7] daarover niet naar waarheid zou verklaren. Haar verklaring vindt bovendien steun in de overige bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat verdachte zijn (valse) naam op de offerte/opdracht liet zetten, alle contacten met [slachtoffer 8] onderhield en in die contacten ook steeds aangeeft dat
hijzou betalen. Bovendien is niet gebleken dat hij op enig moment, ofwel naar [slachtoffer 8] , ofwel naar [slachtoffer 7] toe, heeft aangegeven dat hij slechts tussenpersoon was en dat de betalingsverplichting niet op hem, maar op [slachtoffer 7] zou rusten.
De rechtbank overweegt dat zij feit 4 en feit 5 in samenhang beschouwt en dat zij van oordeel is dat verdachte het vertrouwen van [slachtoffer 7] heeft willen winnen door haar te doen geloven dat zij van hem een vloer in haar nieuwe woning kreeg. Op die manier heeft hij haar kunnen overhalen hem een bedrag van 750 euro te lenen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het voorgaande beschouwd moet worden als een samenweefsel van verdichtsels.
Conclusie ten aanzien van feit 4 en feit 5
Gelet op de uitgewerkte bewijsmiddelen en de hiervoor vermelde bewijsoverwegingen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode maart tot en met juni 2023 schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [slachtoffer 7] en [bedrijf van slachtoffer 8] .

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgenomen bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:

1.

hijinof omstreeksde periode van 18 april 2023 tot en 1 mei2023 te 's-Hertogenbosch, in elk gevalin Nederland met het oogmerk om zichen/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten tot het overmaken van een of meerdere geldbedragen, door
gebruik te maken van de naam en/ofzich voor te doen als [alias van verdachte 1] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 1] kenbaar te maken dat hij een deal had gemaakt met een curator en derhalve kon beschikken over 25 gsm's en/of
(vervolgens) aan die [slachtoffer 1] gsm's (merk iPhone) te koop aan te bieden en/of
die [slachtoffer 1] op die wijze te bewegen tot het overmaken van een of meerdere geldbedragen en/of
die gsm's niet te leveren;
2.
hijinof omstreeksde periode van 1 december 2022 tot en met 5 januari 2023te Eersel, in elk gevalin Nederland met het oogmerk om zichen/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten tot het overmaken van een geldbedrag van 2000 euro, door
een relatie aan te gaan met de moeder van die [slachtoffer 2] en/of
gebruik te maken van de naam en/ofzich voor te doen als [alias van verdachte 2] en/of
kenbaar te maken dat hij een auto (VW Golf) had zien staan bij de Domeinen en/ofdie auto te koop aan te bieden aan die [slachtoffer 2] en/of aan de vriend van die [slachtoffer 2] en/of
aan die [slachtoffer 2] een aanbetaling van 2000 euro te vragen op een rekening op naam van [verdachte] en/ofdaarbij kenbaar te maken dat die [verdachte] , verdachtes accountant zou zijn en/of
op die wijze die [slachtoffer 2] te bewegen tot het overmaken van voornoemd geldbedrag en/of
die auto niet te leveren;

3.

hijinof omstreeksde periode van september 2022 tot en met september 2023te Susteren, in elk gevalin Nederland met het oogmerk om zichen/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [bedrijf van slachtoffer 3 en slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmakenvan een ofmeerdere geldbedragen van (in totaal) 15.000 euro,althans enig geldbedrag,door gebruik te maken van de naam en/ofzich voor te doen als [alias van verdachte 3] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 4] kenbaar te maken dat hij de beschikking had over een appartement aan de [adres] in Maastricht en dit appartement aan [slachtoffer 4] kon leveren, en/of
voornoemde [slachtoffer 4] te kennen te geven dat hij een hypotheek kon verstrekken om dit appartement aan te schaffen, en/of
die [slachtoffer 4]op die wijzete bewegen tot het overmaken van verschillende geldbedragen en/of
geen appartement en/of hypotheekniets te verstrekken;

4.

hijinof omstreeksde periode van 18 april 2023 tot en 24 juni 2023te 's-Hertogenbosch, in elk gevalin Nederland
met het oogmerk om zichen/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmaken vaneen geldbedrag van 750 euro, door
gebruik te maken van de naam en/ofzich voor te doen als [alias van verdachte 4] en/of
vloerbedekking te laten leggen in de woning van die [slachtoffer 7] aan het Geerke in ’s-Hertogenbosch waarbij verdachte voordeed alsof deze vloerbedekking een (door hem betaald) geschenk was en/of
(vervolgens) voor te doen alsof hij een geldbedrag zou moeten lenen voor het voldoen van een belastingschuld waarbij verdachte aan [slachtoffer 7] kenbaar maakte dat hij die lening binnen twee weken zou terug betalen en/of
die [slachtoffer 7] op die wijze te bewegen tot hetovermakenafgeven van een geldbedragen/of
de gelegde vloerbedekking in de woning van [slachtoffer 7] niet betaald te hebben;

5.

hijinof omstreeksde periode van 28 maart 2023 tot en 22 juni 2023te Eindhoven en/of ‘s-Hertogenbosch, in elk gevalin Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 8] en/of[bedrijf van slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten
tot het leveren en leggen van een vloer ter waarde van 4390,41 euro, door
gebruik te maken van de naam en/ofzich voor te doen als [alias van verdachte 2] en/of [alias van verdachte 4] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 8] kenbaar te maken dat hij een vloer gelegd wilde hebben in een woning aan het Geerke in Den Bosch en daarvoor (achteraf) per factuur zou betalen en/of
voor te wenden dat er een tijdelijke onmogelijkheid was om te betalen vanwege een ING storing en/of
voor te doen alsof de zoon van verdachte een ongeluk gehad zou hebben en verdachte niet in de gelegenheid zou zijn om te betalen en/of
voor te wenden dat [slachtoffer 8] en/of [bedrijf van slachtoffer 8] toekomstige klussen zou mogen uitvoeren voor ‘Bart’ en dat verdachte daarvoor aanbetalingen zou doen en/of
(vervolgens) niet te betalen voor de gelegde vloer ter waarde van 4390,41 euro;

6.

hijinof omstreeksapril 2023 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland
met het oogmerk om zichen/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten
tot het overmaken van een geldbedrag van 500 euro, door
gebruik te maken van de naam en/ofzich voor te doen als [alias van verdachte 1] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 9] kenbaar te maken dat hij (grote hoeveelheden) telefoons en/ofauto’s kon leveren via een curator en/of
(vervolgens) aan die [slachtoffer 9] honderd, althans meerdere gsm's (merk iPhone) en een of meerdere auto’s te koop aan te bieden en/of
die [slachtoffer 9] op die wijze te bewegen tot het doen van een aanbetaling en/ofdie gsm’s en/ofauto’s niet te leveren;

7.

hijinof omstreeksde periode van 30 januari 2023 tot 5 mei 2023 te Susteren, in elk geval in Nederland met het oogmerk om zichen/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 10] en/of haar ouders heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
tot het overmaken van een geldbedrag van 4661 euro,althans enig geldbedrag, door
gebruik te maken van de naam en/ofzich voor te doen als [alias van verdachte 3] en/of
aan voornoemde [slachtoffer 10] kenbaar te maken dat hij een hypotheek kon verstrekken en/ofregelen voor een huis dat [slachtoffer 10] voornemens was te kopen en/of
aan [slachtoffer 10] en/of haar ouders kenbaar te maken dat een hypotheek verstrekt kon worden na het betalen van afsluitkosten, verbouwingskosten en verzekeringen en/ofandere bijkomende kosten en/of
(vervolgens) geen hypotheek te verstrekken aan [slachtoffer 10] en/of
die geldbedragen niet terug te betalen aan [slachtoffer 10] .
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit en van verdachte.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank te volstaan met een gevangenisstraf van gelijke duur aan het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van in totaal zeven personen en twee ondernemingen. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. De methoden die verdachte hanteerde, kenmerkten zich er steeds door dat hij binnendrong in het leven van de slachtoffers, soms op zeer persoonlijke wijze, en op geraffineerde wijze hun vertrouwen won. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van dat vertrouwen en bijvoorbeeld de vriendelijke bereidheid van een slachtoffer ( [slachtoffer 7] ) om iemand in nood te helpen. Daar komt nog bij dat verdachte misbruik heeft gemaakt van een persoon in een evident kwetsbare positie ( [slachtoffer 10] ). Uit de toelichting bij haar schadevordering blijkt dat [slachtoffer 10] door de oplichting van verdachte zelfs in financiële nood kwam en geld van derden moest lenen om te voorkomen dat zij dakloos zou worden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder meermaals voor soortgelijke feiten werd veroordeeld tot (langdurige) gevangenisstraffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich al 25 jaar bezig te houden met oplichtingspraktijken.
Eveneens neemt de rechtbank in aanmerking het reclasseringsadvies van 16 januari 2024. Blijkens dat advies wordt het recidiverisico ingeschat als hoog en neemt verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid voor het hem ten laste gelegde.
Het totale benadelingsbedrag bedraagt ruimschoots € 30.000,-. De rechtbank heeft acht geslagen op het binnen de Rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunt voor fraude. Dat formuleert bij een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- een uitgangspunt van twee tot vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf (naast een taakstraf, maar die strafmodaliteit doet naar het oordeel van de rechtbank in het geheel geen recht aan de ernst van de feiten). In de eerdere veroordelingen van verdachte voor soortgelijke feiten en het hiervoor gekenschetste nare karakter van de onderhavige oplichtingen, ziet de rechtbank aanleiding om een fors hogere gevangenisstraf op te leggen dan in dit oriëntatiepunt is geformuleerd en door de verdediging is bepleit. De hoogte van de benadeling is evenwel niet van die omvang dat de rechtbank aanleiding ziet om verdachte conform de eis van de officier van justitie, te weten het voor oplichting geldende strafmaximum, te bestraffen,
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.

Voorlopige hechtenisHet bevel gevangenhouding in onderhavige zaak is geschorst met het oog op het uitzitten van een onherroepelijke gevangenisstraf in een andere zaak. In de beslissing tot schorsing is bepaald dat de schorsing duurt tot het moment waarop de tenuitvoerlegging van die gevangenisstraf afloopt dan wel verzoeker in aanmerking komt voor verlof of strafonderbreking, of om welke reden dan ook wordt vrijgelaten uit de penitentiaire inrichting. Indien op enig moment die situatie zich voordoet vóór het onherroepelijk worden van deze beslissing, herleeft dus de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak automatisch. Nu in dat geval zich ook niet de situatie voordoet als bedoeld in artikel 72 lid 3 of 4 van het Wetboek van Strafvordering, ziet de rechtbank geen aanleiding een nadere beslissing te nemen aangaande de voorlopige hechtenis.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Omwille van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank hierna de vorderingen van de benadeelde partijen eerst bespreken voor zover die zien op materiële schade en daarna voor zover die zien op immateriële schade.
Materiële schade
De hierna genoemde benadeelde partijen vorderen ieder een bedrag aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het bedrag dat aan materiële schadevergoeding wordt gevorderd, bedraagt bij benadeelde partij:
  • [slachtoffer 1], een bedrag van 2.805,00 euro;
  • [slachtoffer 2], een bedrag van 2.000,00 euro;
  • [slachtoffer 3], een bedrag van 5.091,65 euro
  • [slachtoffer 4], een bedrag van 5.874,48 euro;
  • [bedrijf van slachtoffer 3 en slachtoffer 4], een bedrag van 4.164,05 euro;
  • [bedrijf van slachtoffer 8] / [slachtoffer 8], een bedrag van 4.390,41 euro;
  • [slachtoffer 10], een bedrag van 4.661,00 euro.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen tot schadevergoeding van de hiervoor genoemde benadeelde partijen voor wat betreft de materiële schade kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van feit 1, 2, 3, 6 en 7 alle vorderingen tot materiële schadevergoeding kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte heeft zich bereid verklaard deze vergoedingen te betalen. Voor wat betreft feit 4 en 5 verzoekt de verdediging de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het verzoek om vrijspraak wat betreft deze feiten.
Beoordeling.
De rechtbank acht de eerder genoemde materiële vorderingen in hun geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
De hierna genoemde benadeelde partijen vorderen ieder een bedrag aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het bedrag dat aan immateriële schadevergoeding wordt gevorderd, bedraagt bij benadeelde partij:
  • [slachtoffer 2] ,een bedrag van 940,60 euro;
  • [slachtoffer 3] ,een bedrag van 4.000,00 euro;
  • [slachtoffer 8], een bedrag van 500,00 euro;
  • [slachtoffer 10], een bedrag van 650,00 euro.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 10] geheel toe te wijzen en deze te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie verzocht om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft verzocht [bedrijf van slachtoffer 8] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat die onvoldoende is onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen voor wat betreft de immateriële schade. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [bedrijf van slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de immateriële posten van de vordering. Er is voor geen van deze benadeelde partijen sprake van (onderbouwing van) geestelijk letsel, en de feiten zijn ook niet van dien aard dat geestelijk letsel ook zonder nadere onderbouwing kan worden verondersteld.
Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partijen kunnen deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag steeds tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank ten aanzien van ieder van de benadeelde partijen bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de betreffende benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 57, 60a, 326 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 telkens:

oplichting

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf.
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.805,00 euro, bestaande uit materiële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
t.a.v. feit 1:
Beslissing op verzoek schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 2.805,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 38 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 2:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 2.000 euro, bestaande uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige, ten aanzien van de immateriële schade, niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
t.a.v. feit 2:
Beslissing op verzoek schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 2.000,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 30 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 5.091,65 euro, bestaande uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige, ten aanzien van de immateriële schade, niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
t.a.v. feit 3:
Beslissing op verzoek schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 5.091,65 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van 5.874,48 euro, bestaande uit materiële schade.
de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
t.a.v. feit 3:
Beslissing op verzoek schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van 5.874,48 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 64 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf van slachtoffer 3 en slachtoffer 4]:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [bedrijf van slachtoffer 3 en slachtoffer 4] , van een bedrag van 4.164,05 euro, bestaande uit materiële schade.
de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
t.a.v. feit 3:
Beslissing op verzoek schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [bedrijf van slachtoffer 3 en slachtoffer 4] , van een bedrag van 4.164,05 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 51 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 5:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [bedrijf van slachtoffer 8] / [slachtoffer 8] , van een bedrag van 4.390,41 euro, bestaande uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 05 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige, ten aanzien van de immateriële schade, niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
t.a.v. feit 5:
Beslissing op verzoek schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [bedrijf van slachtoffer 8] / [slachtoffer 8] , van een bedrag van 4.390,41 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 53 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 05 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
t.a.v. feit 7:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 10] , van een bedrag van 4.661 euro, bestaande uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige, ten aanzien van de immateriële schade, niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
t.a.v. feit 7:
Beslissing op verzoek schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 10] , van een bedrag van 4.661,00 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 56 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens ieder van de benadeelde partijen bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem ten aanzien van ieder van de benadeelde partijen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van N. van de Wouw, griffier,
en is uitgesproken op 13 juni 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, met zaakregistratienummer PL2100-2023280758, aantal doorgenummerde bladzijden: 173.