ECLI:NL:RBOBR:2024:2492

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
C/01/401712 / JE RK 24-219
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 maart 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [A], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 24 juni 2021 en voor het laatst verlengd op 21 maart 2023. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [A] te verlengen voor de duur van een jaar. De moeder en de vader van [A] hebben verschillende standpunten ingenomen; de moeder verzet zich tegen de verlenging, terwijl de vader deze noodzakelijk acht. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2024 heeft de kinderrechter de situatie van [A] beoordeeld, waarbij de zorgen over zijn ontwikkeling en de communicatie tussen de ouders centraal stonden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling nog steeds nodig is, gezien de ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van [A] en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van zes maanden, tot 24 september 2024, en verzocht om een evaluatie van de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/401712 / JE RK 24-219
Datum uitspraak: 20 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,
ook handelend onder de naam Jeugd Veilig Verder,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over
[naam], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [A] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Erkens, gevestigd te Wateringen,
[naam],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 februari 2024;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de moeder, binnengekomen bij de rechtbank op 6 maart 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van vader, binnengekomen bij de rechtbank op
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek van de GI heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 7 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [A] , die apart met de kinderrechter heeft gesproken,
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger van de GI] (gezinsvoogdijwerker).
1.3.
De kinderrechter heeft apart met [A] over het verzoek van de GI gesproken. De kinderrechter heeft de heer [naam] (vertrouwenspersoon van [A] ) bijzondere toestemming verleend om bij het gesprek met [A] aanwezig te zijn.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [A] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.5.
Verder heeft de kinderrechter bij aanvang van de mondelinge behandeling aan partijen medegedeeld dat het zelfstandig verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag niet in deze procedure kan worden behandeld. Dat verzoek krijgt een apart zaaknummer en zal op een ander moment door de rechtbank mondeling worden behandeld.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben het ouderlijk gezag over [A] . [A] woont bij zijn moeder.
2.2.
Bij beschikking van 24 juni 2021 is [A] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van negen maanden, daarmee tot 24 maart 2022. Bij beschikking van 21 maart 2023 is de ondertoezichtstelling voor het laatst verlengd, met ingang van 24 maart 2023 voor de duur van een jaar, dus tot 24 maart 2024.
2.3.
Bij beschikking van 30 mei 2023 heeft de rechtbank op een verzoek van [A] via de informele rechtsingang aan de vader een verbod tot contact met [A] opgelegd tot aan het gesprek tussen [A] en zijn vader in juni 2023. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedtaken gewijzigd in die zin dat [A] met ingang van 1 september 2023 ten minste gedurende één uur per twee weken bij zijn vader verblijft, waarbij de GI regie voert over een eventuele uitbreiding van deze regeling in duur en frequentie.
2.4.
Bij beschikking van 11 januari 2024 heeft de rechtbank op een verzoek van [A] via de informele rechtsingang de hiervoor genoemde beschikking van 30 mei 2023 gewijzigd en bepaald dat het contact(herstel) tussen [A] en zijn vader onder regie van de GI plaatsvindt, waarbij de GI in overleg met de ouders de frequentie, duur, plaats en vorm van het contact bepaalt.
2.5.
Bij beschikking van 11 januari 2024 is een verzoek van de moeder tot
beëindiging van de ondertoezichtstelling afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [A] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten tijdens de mondelinge behandeling

4.1.
Moeder voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek. Daartoe wordt gesteld dat niet wordt voldaan aan de eisen voor een ondertoezichtstelling. Volgens de moeder is de ondertoezichtstelling schadelijk, niet constructief en ook niet noodzakelijk of proportioneel. De door de GI gestelde doelen zijn al behaald of onmogelijk te behalen. Onbelaste communicatie tussen [A] en vader is onmogelijk. Er is momenteel geen contact met vader en als dat hersteld wordt, zal dat voorlopig beperkt zijn. Er zijn dus geen twee opvoedomgevingen die op elkaar afgestemd moeten worden. Bovendien is afstemming onmogelijk en niet noodzakelijk. De moeder biedt [A] een opvoedomgeving met duidelijkheid, voorspelbaarheid en rust. Daarnaast accepteert en zoekt de moeder alle benodigde hulp. Verder is het voor de moeder niet duidelijk hoe de komende twaalf maanden worden ingevuld bij een verlenging van de ondertoezichtstelling. [A] moet centraal worden gesteld en zijn hulpverlening moet prioriteit hebben.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek. Hij vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Volgens vader is de situatie van [A] ernstig verslechterd tijdens de periode zonder omgang en is sprake van ouderverstoting. Capaciteitsproblemen bij de GI zijn geen reden om de ondertoezichtstelling niet te verlengen. Het feit dat de moeder last heeft van de ondertoezichtstelling wil niet zeggen dat de ondertoezichtstelling niet nodig is. Een eventueel averechtse werking van de ondertoezichtstelling voor [A] is ook niet aantoonbaar. Volgens de vader is de moeder alleen meewerkend zolang de GI het met haar eens is. De vader verwacht dat een ondertoezichtstelling bijdraagt aan snellere inzet van hulpverlening.
4.3.
De GI handhaaft haar verzoek. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet behaald. Er moet nog altijd passende hulpverlening worden ingezet. Dat kan niet in het vrijwillige kader.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter moet beoordelen of de ondertoezichtstelling van [A] voor de duur van een jaar moet worden verlengd (artikel 1:255 in samenhang met artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Anders dan de moeder, vindt de kinderrechter de ondertoezichtstelling nog steeds nodig. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.3.
Ten eerste vindt de kinderrechter dat [A] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Zowel uit de door de GI overgelegde stukken als uit de mondelinge behandeling blijkt dat het nog steeds niet goed gaat met [A] . Zijn ontwikkeling is gestagneerd en er zijn nog altijd zorgen over zijn schoolgang. Daarnaast heeft [A] al geruime tijd geen contact met zijn vader en communiceren de ouders nauwelijks met elkaar. Verder heeft [A] in het gesprek met de kinderrechter ook zelf verteld dat het slecht met hem gaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder nog toegelicht dat er ook positieve ontwikkelingen zijn. Zo onderneemt [A] nu ook zelfstandig dingen. De kinderrechter vindt dat fijn en belangrijk voor [A] , maar dat neemt niet weg dat [A] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
5.4.
Ten tweede heeft de kinderrechter er nu onvoldoende vertrouwen in dat de ouders samen in het vrijwillige kader tot de inzet van de juiste hulpverlening kunnen komen. De ouders communiceren immers nauwelijks met elkaar over [A] . Bovendien zitten zij niet met elkaar op een lijn over wat ervoor nodig is om de situatie van [A] te verbeteren. De moeder vindt dat eerst diagnostisch onderzoek bij [A] moet plaatsvinden en daarna eventuele traumabehandeling. Vervolgens kan volgens de moeder worden bekeken of contactherstel in het belang van [A] is. De vader zet vraagtekens bij de oorzaak van de door de moeder gestelde trauma’s van [A] en is van mening dat beide ouders met hulpverlening aan de slag moeten om tot contactherstel en verbetering van de situatie van [A] te komen. Verder leggen beide ouders de oorzaak van de contactbreuk tussen de vader en [A] bij de andere ouder. De moeder vindt dat de vader onvoldoende kan aansluiten bij de behoeften van [A] , terwijl volgens de vader sprake is van ouderverstoting. De betrokkenheid van de GI blijft dan ook nodig om ervoor te zorgen dat de juiste hulpverlening wordt ingezet en voortgezet om de zorgen over [A] weg te nemen.
5.5.
De moeder heeft verder naar voren gebracht dat de ondertoezichtstelling averechts werkt. Ook [A] vindt dat de ondertoezichtstelling niet helpt. Volgens de moeder en [A] is de ondertoezichtstelling de reden dat er geen hulpverlening voor [A] van de grond komt. De moeder en [A] hebben dan ook geen vertrouwen meer in de ondertoezichtstelling.
5.6.
De kinderrechter heeft begrip voor dit standpunt van de moeder en [A] . [A] vraagt immers al lang om hulp van een kinderpsycholoog en die hulp is er nog steeds niet. Daarnaast zijn er vorig jaar problemen in de uitvoering van de ondertoezichtstelling geweest, waardoor de benodigde hulp geruime tijd stil heeft gelegen. De GI heeft dat tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2023 ook erkend en daarvoor haar excuses aan de ouders aangeboden.
5.7.
Toch vindt de kinderrechter voortzetting van de ondertoezichtstelling nog steeds de juiste route om ervoor te zorgen dat de situatie rondom [A] verbetert. In de afgelopen maanden hebben meerdere professionele hulpaanbieders aan de GI medegedeeld dat de situatie rondom [A] zo complex is dat een multidisciplinaire aanpak nodig is om [A] goed te kunnen helpen. Die aanpak bleek CarSa Opvoeden&zo (de hulpaanbieder die de moeder had voorgesteld) niet te kunnen bieden. Na een zoektocht door de GI blijkt De Viersprong die aanpak wel te kunnen bieden. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat op korte termijn intakegesprekken met de ouders en De Viersprong zullen plaatsvinden. De kinderrechter vertrouwt erop dat de hulpverleners van De Viersprong goed naar beide ouders en ook naar [A] zullen luisteren, zodat voor [A] en ook voor beide ouders passende hulpverlening wordt ingezet en [A] weer tot ontwikkeling kan komen. De kinderrechter geeft daarbij aan de GI in overweging om niet alleen beide ouders maar ook [A] goed mee te nemen in dit proces. Het is belangrijk om ook aan [A] uit te leggen waarom nu wel of niet bepaalde hulpverlening voor hem en zijn ouders wordt ingezet. [A] heeft namelijk al meerdere keren aangegeven dat eindelijk eens met hem in plaats van over hem moet worden gepraat.
5.8.
Op basis van het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [A] verlengen. Dat zal de kinderrechter doen voor de duur van zes maanden, zodat tegen die tijd kan worden geëvalueerd hoe de hulpverlening via De Viersprong verloopt. De kinderrechter vindt dat passend, mede gelet op het feit dat het lang heeft geduurd voordat hulpverlening voor [A] en de ouders is ingezet. Het overige deel van het verzoek zal worden aangehouden tot een nader te bepalen zittingsmoment in september 2024. De kinderrechter verzoekt de GI
uiterlijk 1 september 2024nader schriftelijk te informeren over de stand van zaken van de hulpverlening vanuit De Viersprong en de doelen van de ondertoezichtstelling.
Brief aan [A]
De kinderrechter heeft deze beslissing in een aparte brief aan [A] uitgelegd. De tekst van de brief is hierna opgenomen.
Beste [A] ,
Wij hebben elkaar op 6 maart 2023 gesproken. We hebben het toen gehad over het verzoek van de gezinsvoogd om de ondertoezichtstelling te verlengen.
Je hebt mij toen verteld dat je wil dat de ondertoezichtstelling stopt. De ondertoezichtstelling helpt jou niet. Je wil al heel lang hulp van een kinderpsycholoog en die hulp komt er maar niet. Ook vind je het niet fijn dat er steeds over jou wordt gepraat in plaats van met jou.
Ik vind het vervelend voor jou dat de ondertoezichtstelling jou niet helpt. Een ondertoezichtstelling is er juist om een kind te helpen. Ik begrijp dan ook dat je wil dat de ondertoezichtstelling stopt. Toch vind ik dat de ondertoezichtstelling moet blijven. Ik zal uitleggen waarom ik dat vind.
Ik maak mij er zorgen over dat het al lange tijd niet goed met jou gaat. In december 2023 had ik jou geschreven dat je hulp zou krijgen van CarSa Opvoeden&zo. Nu blijkt die hulp toch niet de juiste hulp te zijn. De gezinsvoogd heeft tijdens de zitting met jouw ouders verteld dat hij hard heeft gezocht naar de juiste hulp. Die heeft hij nu gevonden, bij De Viersprong. De mensen van De Viersprong hebben veel kennis en ervaring. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat zij jou kunnen helpen, zodat het beter met jou gaat. Zij zullen ook met jouw ouders gaan praten. Want ook jouw ouders kunnen hulp gebruiken om ervoor te zorgen dat het beter met jou gaat.
Ik hoop dat de mensen van De Viersprong ervoor gaan zorgen dat jij je gelukkiger gaat voelen. Graag houd ik dit in de gaten. Daarom heb ik de ondertoezichtstelling met zes maanden verlengd. Over ongeveer zes maanden krijg je weer een uitnodiging voor een gesprek met mij. Ik hoop je dan te zien en hoor dan graag hoe het met jou gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [A] voor de duur van zes maanden, met ingang van 24 maart 2024 tot 24 september 2024;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen voor 24 september 2024, voor welke zitting de GI, de vader,
de moeder en [A] moeten worden opgeroepen;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Aarts, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024, in aanwezigheid van de griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.