ECLI:NL:RBOBR:2024:2443

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
01-291300-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op cafetaria door minderjarige verdachte met diverse vermogensdelicten

Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte die samen met een mededader een gewapende overval heeft gepleegd op een cafetaria. De overval vond plaats op 4 november 2023 in Odiliapeel, waar de verdachte en zijn mededader, gewapend met een machete en een mes, de eigenaar bedreigden en geld eisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld, opzetheling en diefstal. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie, en een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 109 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid, en heeft geadviseerd om hem te laten deelnemen aan hulpverlening gericht op zelfcontrole en copingvaardigheden. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard omdat de schade al was vergoed. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het hoge recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01-291300-23 en 01-196156-23, 01-087346-23, 01-081401-24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 10 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2008] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 mei 2024.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 22 april 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. 01-291300-23:
hij op of omstreeks 4 november 2023 te Odiliapeel, gemeente Maashorst
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een kassalade en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich naar/in de cafetaria van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben begeven,
- voorzien van een bivakmuts, althans (in ieder geval) voorzien van geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht,
- (vervolgens) heeft/hebben gezegd/geroepen: "geld, geld, geld!",
- (daarbij) een zwaard/machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of zwaaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] ,
- (daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond,
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of
- (vervolgens) een kassalade (met inhoud) heeft/hebben gepakt

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. 01-196156-23:
hij op of omstreeks 16 juli 2023 te Sint Hubert, gemeente Land van Cuijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een bromfiets van het merk/type Kymco Super8 50, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
T.a.v. 01-087346-23:
hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Cuijk, gemeente Land van Cuijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een bromfiets (merk Piaggio), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
het contactslot van die bromfiets met een slotentrekker heeft verwijderd, althans het contactslot van die bromfiets heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 01-081401-24:
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te Uden, gemeente Maashorst
een scooter (merk Sym Orbit, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en /of verbreking.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 01-087346-23 merkt de rechtbank het volgende op:
Namens de verdachte, heeft zijn raadsvrouw aangevoerd dat er in de zaak met parketnummer 01-087346-23 een TOM-zitting heeft plaatsgevonden. Het feit is toen wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is naar Halt verwezen en heeft een alternatieve straf gekregen welke hij heeft uitgevoerd. Omdat hij verdacht werd van een nieuw strafbaar feit, is de zaak terug gemeld. Kijken naar de feiten en omstandigheden, heeft verdachte zijn straf ondergaan en is het ne bis in idem-beginsel is aan de orde: er is al over de zaak geoordeeld, zodat verdachte niet nogmaals voor dit feit kan worden berecht.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van ‘ne bis in idem’. Verdachte staat niet voor de tweede keer terecht en wordt niet voor de tweede keer gestraft voor hetzelfde feit. Verdachte is voor dit feit naar Halt verwezen en de schade is aan de tenaamgestelde, mevrouw [benadeelde partij 1] (de tante van [benadeelde partij 2] ), vergoed. Halt heeft de zaak voordat deze was afgerond teruggemeld omdat verdachte werd verdacht van een nieuw strafbaar feit (01-196156-23). De officier van justitie was zodoende gerechtigd tot vervolging over te gaan en de rechtbank kan voor dit bewezenverklaarde feit een straf opleggen.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten, heeft de verdediging zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het geweldscomponent in de zaak met parketnummer 01-291300-23. Verdachte heeft aangever niet geslagen en heeft geen mes getoond.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van 01-291300-23 [1] :
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde – behoudens het geweldscomponent – met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde voor het overige duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Bewijsmiddelen
  • Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 mei 2024.
  • Verklaring van aangever [slachtoffer 1] d.d. 4 november 2023, p. 127-130.
  • Verklaring van aangever [slachtoffer 1] d.d. 5 november 2023, p. 131-132.
Nadere bewijsuitwerking ten aanzien van het geweld.
Verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor bij de politie op 5 november 2023 verklaard dat hij het zakmes vasthield en zijn mededader ( [medeverdachte] ) de machete. Met het mes heeft hij gedreigd toen de eigenaar van de cafetaria zijn bivakmuts af wilde trekken. Ook aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een zakmes uit zijn zak pakte en deze in zijn hand hield. Toen aangever zijn bivakmuts probeerde af te trekken, heeft verdachte hem geslagen, aldus aangever. Ter terechtzitting van 27 mei 2024 is verdachte op deze verklaring teruggekomen en heeft verdachte verklaard dat hij geen wapen had en dat hij tegen aangever, behoudens een duw met één hand, geen geweld heeft gebruikt. De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het tenlastegelegde evenwel wettig en overtuigend bewezen.

Verklaring van aangever [slachtoffer 1] d.d. 4 november 2023, p. 127-130.
(…)
Ik zag dat één persoon een groot lang zwaard bij zich had, de andere persoon had op
dit moment een soort zakmes in zijn hand. Ik zag dat dit zakmes uitgeklapt was.

Verklaring van aangever [slachtoffer 1] d.d. 5 november 2023, p. 131-132.
(…)
Ik wilde de bivakmuts van persoon (1) aftrekken om zijn gezicht te kunnen zien, dit is echter niet gelukt. Toen ik hem vastpakte, ben ik ook geslagen.

Verklaring van verdachte bij de politie d.d. 5 november 2023, p. 30-39.
(…)
V: Had je ook wat bij, om te overvallen?
A: Ja, ik weet niet hoe het heet een kapmes of machetti en een klikzakmesje meer niet.
(...)
V: Welke had jij vast?
A: Dat zakmesje.
V: En wie had de machetti vast?
A: [medeverdachte]
V: Hoe hebben jullie gedreigd met de messen?
A: Ja gewoon naar zijn gezicht toe.
V: Nog iets geroepen?
A: Ja geld en sigaretten.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Toen pakte hij een muts van mij af, probeerde hij, en toen ben ik van hem
afgelopen om mijn muts goed te doen.
(…)
Ten aanzien van 01-196156-23 [2] :
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Bewijsmiddelen
  • Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 mei 2024.
  • Relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 16 juli 2023, p. 5-7.
Aanvullende bewijsopmerking.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van
opzetheling. Verdachte heeft (desgevraagd) ter terechtzitting van 27 mei 2024 verklaard dat degene waarmee hij samen was, zijn mededader, de scooter waarschijnlijk heeft gestolen omdat hij op het moment van aanhangen geen kentekenplaat zag, de sleutel ontbrak en het contactslot was vernield.
Ten aanzien van 01-087346-23 [3] :
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Bewijsmiddelen
  • Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 mei 2024.
  • Verklaring aangeefster [benadeelde partij 2] d.d. 29 maart 2023, p. 5-7.
Ten aanzien van 01-081401-24 [4] :
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Bewijsmiddelen
  • Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 mei 2024.
  • Verklaring van aangever [slachtoffer 3] d.d. 9 maart 2024, p. 6-9.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen daarover (nader) is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
T.a.v. 01-291300-23:
op 4 november 2023 te Odiliapeel, gemeente Maashorst, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een kassalade en geld, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hebbende hij en zijn mededader:
- zich naar/in de cafetaria van voornoemde [slachtoffer 1] begeven,
- voorzien van een bivakmuts,
- vervolgens hebben geroepen: "geld, geld, geld!",
- daarbij een machete hebben getoond en zwaaiende bewegingen hebben gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] ,
- daarbij een mes hebben getoond,
- voornoemde [slachtoffer 1] hebben geslagen en
- vervolgens een kassalade (met inhoud) hebben gepakt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

T.a.v. 01-196156-23:
op 16 juli 2023 te Sint Hubert, gemeente Land van Cuijk, tezamen en in vereniging met een ander, een bromfiets van het merk/type Kymco Super8 50 voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
T.a.v. 01-087346-23:
op 29 maart 2023 te Cuijk, gemeente Land van Cuijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een bromfiets (merk Piaggio), die aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, hij het contactslot van die bromfiets met een slotentrekker heeft verwijderd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 01-081401-24:
hij op 9 maart 2024 te Uden, gemeente Maashorst, een scooter (merk Sym Orbit, kenteken [kenteken] ), die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen scooter onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een werkstraf op te leggen van 160 uren, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie en een jeugddetentie van 200 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 189 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd. Voorts heeft zij gevorderd de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoer te verklaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte acht een werkstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie passend en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de hoogte daarvan. Ten aanzien van de gevorderde jeugddetentie, acht zij een voorwaardelijke jeugddetentie van 140 dagen, met aftrek van voorarrest redelijk. In een proeftijd van twee jaar kan de verdediging zich vinden. In het verlengde van de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, heeft de verdediging verzocht, ook conform het advies van de jeugdreclasseerder ter terechtzitting, schorsingsvoorwaarde 10 in die zin te wijzigen dat verdachte reeds voor de uitspraak al wordt aangesloten op het elektronisch toezicht zodat hij de komende twee weken al onder toezicht staat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum voor jeugdigen en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de minderjarige verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een cafetaria omdat hij en zijn mededader geld en sigaretten wilden hebben om op stap te gaan. Zij zijn bewapend met een machete en een mes de cafeatria binnengegaan en toen de eigenaar de bivakmuts van één van hen wilde aftrekken, is hij door medeverdachte geslagen en door verdachte bedreigd met de machete. Zij hebben vervolgens de kassalade met inhoud gepakt en wilden meenemen, maar omdat de kassalade met een lange kabel vastzat hebben zij uiteindelijk geen goederen buit kunnen maken.
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen om in zijn behoeftes en die van zijn mededader te voorzien.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Verdachte reed op een scooter zonder kentekenplaat en contactslot die als gestolen gesignaleerd bleek te staan. Omdat verdachte het contactslot met een slotentrekker uit de scooter van [benadeelde partij 2] heeft verwijderd en werd betrapt, heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een scooter. Als laatste heeft hij zich, tijdens zijn schorsing, schuldig gemaakt aan de diefstal van een scooter door de bedrading van de scooter van [slachtoffer 3] los te trekken en het stuurslot te breken omdat hij geen vervoer naar huis had.
Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Verdachte heeft niet nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor een ander van wie zijn eigendom wordt aangetast, maar enkel gedacht aan zijn belang van ‘A naar B’ te komen of om geld te verdienen. Ook opzetheling is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert diefstal en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht. Hoewel de scooter waar verdachte op reed niet aan hem toebehoorde en hij hier geen prijs voor heeft betaald, wist verdachte wel dat hij op een gestolen scooter reed.
Door psycholoog drs. L. Aa is op 8 januari 2024 een rapport uitgebracht omtrent de geestvermogens van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte lijdende is aan een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (gecombineerd beeld, ernstig), normoverschrijdend-gedragsstoornis, een paniekstoornis (in vroege remissie)
en een stoornis in het gebruik van een stimulantium, in vroege remissie (licht van ernst) welke stoornissen ook aanwezig waren tijdens het plegen van de feiten en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedden. Geadviseerd wordt om – kort gezegd – de overal op de cafetaria in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en de heling en poging tot scooterdiefstal volledig te toe rekenen. De inschatting wordt gemaakt dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Om de kans op recidive te voorkomen, is het (onder andere) van belang dat verdachte zelfcontrole leert krijgen, hij zijn impulsen leert hanteren en controleren en hij copingvaardigheden aangeleerd krijgt. De geadviseerde behandelingen (EMDR en ADHD) kunnen plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van dit advies. Het feit met parketnummer 01-081401-24 (scooterdiefstal) is in het rapport, gezien de opleverdatum van 8 januari 2024 en de pleegdatum van het feit: 9 maart 2024, niet meegenomen. Gelet op de aard van de door de psycholoog gediagnosticeerde stoornissen acht de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, verdachte voor
allefeiten in verminderde mate toerekenbaar.
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) heeft op 19 april 2024 gerapporteerd en een strafadvies uitgebracht. De Raad sluit zich aan bij de adviezen van de rapporterend psycholoog.
De RvdK vindt een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie passend. Het onvoorwaardelijke gedeelte heeft betrekking op het voorarrest van [verdachte] . Gelet op de ernst van het delict, het aanhoudende delictgedrag van [verdachte] en de hoge kans op recidive, legitimeert dit mogelijk een langer onvoorwaardelijk deel jeugddetentie. Gelet op de kwetsbaarheid van [verdachte] , het opzoeken van spanning en daarmee het risico dat hij zich inlaat met antisociale jongeren binnen de JJI/KVJJ, vindt de RvdK dit risicovol. Bovendien stagneert zijn behandeltraject
daarmee, wat op dit moment prevaleert.
De RvdK heeft vervolgens de pedagogische meerwaarde van Elektronische Monitoring (EM) met de jeugdreclassering besproken. Er is in november 2023 een positief deeladvies afgegeven van de Reclassering Nederland. Het is gebleken dat [verdachte] het binnen de strakke kaders van EM goed heeft gedaan. Hij geeft zelf ook aan dat dit fungeert als ‘rem’, omdat hij beseft dat hij onder de loep ligt. Hoewel EM geen langdurige oplossing is om delictgedrag te voorkomen, verkleint het op korte termijn de kans op recidive, omdat middels EM een gebiedsgebod gecontroleerd kan worden en hij hierdoor minder in voor hem riskante situaties/gebieden kan verkeren. De RvdK vindt EM met gps daarom passend, zodat er gecontroleerd kan worden dat [verdachte] zich aan de regels houdt. De RvdK vindt een gebiedsgebod passend, waarbij [verdachte] aanvankelijk wel naar school/dagbesteding/werk/eventueel sport en de behandelaar kan gaan. De jeugdreclassering kan gedurende het traject de mogelijkheden van versoepeling bekijken. Ten aanzien van de duur van EM, vindt de RvdK het belangrijk dat de regie hierin bij de jeugdreclassering ligt. Het is in ieder geval belangrijk dat de EM blijft, totdat [verdachte] voldoende profiteert van zijn medicatie en de behandeling.
Gelet op de ernst van het feit en het aandeel van [verdachte] hierin, vindt de RvdK een onvoorwaardelijke werkstraf passend. Op die manier ervaart [verdachte] direct strafrechtelijke consequenties van zijn keuzes die hij heeft gemaakt en kan hij iets positiefs teruggeven aan de maatschappij. Er zijn geen indicaties dat [verdachte] een werkstraf niet kan uitvoeren, het lukt hem immers op dit moment prima om te werken en zich aan regels op zijn werk/dagbesteding te houden.
De RvdK vindt het belangrijk dat de jeugdreclassering toezicht houdt op de behandeling die [verdachte] nodig heeft.
De RvdK vindt het, gelet op het zeer hoge recidiverisico en de ernst van het gepleegde feit, belangrijk dat de bijzondere voorwaarden zo snel mogelijk kunnen aanvangen. Om die reden zal de RvdK de rechtbank adviseren te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf en een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de algemene voorwaarde dat de minderjarige:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de minderjarige:
- meewerkt aan hulpverlening gericht op het leren van zelfcontrole, impulsen hanteren, copingsvaardigheden aanleren, behandeling gericht op zijn ADHD- en traumaproblematiek en eventuele andere hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht;
- meewerkt aan een gebiedsgebod (inhoudend dat [verdachte] aanvankelijk thuis, op zijn werk/school/dagbesteding dan wel op een sportlocatie aanwezig dient te zijn, waarbij de jeugdreclassering hierin kan versoepelen indien passend en tijden kan concretiseren) en ter controle hiervan meewerkt aan Elektronische Monitoring;
- meewerkt aan het behouden van een dagbesteding,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten William Schrikker Stichting opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De minderjarige is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De RvdK adviseert de rechtbank te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De ter terechtzitting verschenen deskundige (raadsonderzoeker) en opsteller van het advies, D. Kleijn van de Raad voor de Kinderbescherming en de ter terechtzitting verschenen deskundige (jeugdreclasseringwerker) S. Michiels van William Schrikker Stichting, geven aan dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de elektronische monitoring van groot belang zijn omdat betrokkene tijdens zijn schorsing is gerecidiveerd.
Gelet op de toelichting op het advies ter terechtzitting, heeft de rechtbank – met instemming van de officier van justitie en de verdediging – besloten de schorsingsvoorwaarden te wijzigen in die zin dat de elektronische monitoring zo snel mogelijk weer (opnieuw) zal worden aangesloten. Deze beslissing is apart geminuteerd.
Kijkend naar de persoon van verdachte, weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat verdachte zes weken huisarrest heeft gehad, verbonden als voorwaarde aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond en dat verdachte de door hem gepleegde strafbare feiten in een vroeg stadium van het onderzoek heeft toegegeven en ook verder zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor jeugdigen voor diefstal van een bromfiets, opzetheling en een diefstal met geweld (overval op een winkel). Zij heeft daarbij de strafverzwarende omstandigheden betrokken. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal aan verdachte een werkstraf opleggen gelijk aan de duur van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen jeugddetentie. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie op voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest. Van deze straf zal de rechtbank een gedeelte van 109 dagen voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Omdat verdachte 11 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten, heeft hij het onvoorwaardelijke gedeelte van deze jeugddetentie al ondergaan en hoeft hij niet terug naar de (jeugd)gevangenis.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat verdachte ten gevolge van zijn stoornis nauwelijks beseft en stilstaat bij de grenzen van het maatschappelijke die hij overschrijdt. Verdachte overziet de gevolgen van zijn gedrag voor zichzelf en een ander niet. Hij is niet in staat op lange termijn te denken, te plannen en te reflecteren. Uit het psychologisch rapport blijkt verder dat de kans op recidive als hoog wordt gezien en interventies noodzakelijk worden geacht. Verdachte heeft dringend hulp nodig om te leren zelfcontrole te krijgen, te leren zijn impulsen te hanteren en te controleren en copingsvaardigheden aangeleerd te krijgen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa van het Wetboek van Strafrecht daarop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op de op te leggen straf, zal de rechtbank het met ingang van 15 november 2023 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van heden.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering reeds, al voordat de zaak werd verwezen naar Halt, is voldaan.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich niet (verder) uitgelaten over de vordering. De moeder van verdachte heeft de rechtbank een betalingsbewijs getoond dat de gevorderde schade na de TOM-zitting reeds is vergoed.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering omdat het voor de rechtbank vaststaat dat de vordering reeds is voldaan door de moeder van verdachte.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Beslag.

Onder verdachte is een grijze bivakmuts in beslag genomen. Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 mei 2024 afstand gedaan van dit voorwerp, zodat de rechtbank daarop geen beslissing meer zal nemen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 57, 310, 311, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01-291300-23:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. 01-196156-23:
medeplegen van opzetheling;
T.a.v. 01-087346-23:
poging tot diefstal;
T.a.v. 01-081401-24:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
- legt op de volgende straffen:
  • een
  • een
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden dat de minderjarige:
- meewerkt aan hulpverlening gericht op het leren van zelfcontrole, impulsen hanteren, copingsvaardigheden aanleren, behandeling gericht op zijn ADHD- en traumaproblematiek en eventuele andere hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht;
- meewerkt aan een gebiedsgebod (inhoudend dat [verdachte] aanvankelijk thuis, op zijn werk/school/dagbesteding dan wel op een sportlocatie aanwezig dient te zijn, waarbij de jeugdreclassering hierin kan versoepelen indien passend en tijden kan concretiseren),
- en ter controle hiervan meewerkt aan Elektronische Monitoring;
- meewerkt aan het behouden van een dagbesteding,
waarbij aan William Schrikker Stichting, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de minderjarige gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht, dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
T.a.v. 01-087346-23
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
- bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, nu verdachte dit schadebedrag reeds (door tussenkomst van bureau HALT) aan de benadeelde partij heeft betaald
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
- heft op het tegen verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. H.M. Hettinga, kinderrechter, lid en mr. M.M.J. Nuyten, lid,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 10 juni 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant (onderzoek Valerio, OB1R023140), afgesloten op 10 november 2023, aantal pagina's: 183.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2023156423, afgesloten op 2 augustus 2023, aantal doorgenummerde pagina's: 36.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer: PL2100-2023067530, afgesloten op 12 april 2023, aantal doorgenummerde pagina's: 25.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-204052230, afgesloten op 13 maart 2024, aantal doorgenummerde pagina's: 55.