Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De formele voorvragen.
Bewijs.
- Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 27 mei 2024.
- Verklaring van aangever [slachtoffer] d.d. 4 november 2023, p. 127-130.
- Verklaring van aangever [slachtoffer] d.d. 5 november 2023, p. 131-132.
De bewezenverklaring.
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
[verdachte] heeft na zijn invrijheidstelling positieve stappen gezet. Hij is gestopt met blowen, werkt vier dagen per week bij zijn vader, staat onder behandeling van een psycholoog en zijn mentale gesteldheid lijkt sterk te zijn verbeterd. De RvdK vindt het belangrijk dat [verdachte] deze stappen blijft zetten, maar ook dat er zicht blijft op zijn ontwikkeling.
plegen van een zeer ernstig delict is gegaan. Het motief van [verdachte] is dat hij geld
nodig had, en dat wilde opeisen van het slachtoffer.
De RvdK vindt een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie passend. Het onvoorwaardelijke gedeelte heeft betrekking op de dagen dat [verdachte] in verzekering heeft gezeten. De RvdK vindt een langer onvoorwaardelijk gedeelte, waarbij [verdachte] naar de jeugdgevangenis gaat, niet passend. De RvdK vermoedt namelijk dat een verblijf in een jeugdgevangenis meer schade zal doen bij [verdachte] , dan dat het recidive voorkomt. (…) Het delict waarvan [verdachte] verdacht wordt, is echter een ernstig delict wat ernstige langdurige gevolgen kan hebben voor het slachtoffer. De RvdK heeft geen signalen dat de wapens die de verdachten bij zich hadden zijn gebruikt richting het slachtoffer, maar het dreigen hiermee kan veel geestelijke
gevolgen hebben (gehad). Dit legitimeert jeugddetentie. Gelet op de positieve stappen die [verdachte] maakt, vindt de RvdK een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie daarom passend, als stok achter de deur.
Gelet op de ernst van het feit en het aandeel van [verdachte] hierin, vindt de RvdK een onvoorwaardelijke werkstraf passend. Op die manier ervaart [verdachte] direct strafrechtelijke consequenties van zijn keuzes die hij die dag gemaakt heeft en kan hij iets positiefs teruggeven aan de maatschappij. Hoewel de RvdK begrijpt dat de ouders wat huiverig zijn voor een onvoorwaardelijke werkstraf, omdat zij niet willen dat dit [verdachte] belemmert om te blijven werken door bijvoorbeeld overvraagd te worden, ziet de RvdK voldoende mogelijkheden voor [verdachte] om een werkstraf positief af te sluiten. Er zal met hem gekeken worden hoe deze werkstraf zo vormgegeven kan worden, dat dit niet ten koste gaat van zijn andere bezigheden, door bijvoorbeeld de werkstraf te spreiden over een langere periode.
De RvdK heeft het Pro Justitia-rapport met het daarin beschreven interventieadvies uitgebreid gelezen. (…) In het Pro Justitia-rapport wordt uitgelegd dat er zorgen zijn over zijn affectieve geweten. [verdachte] geeft namelijk aan dat hij niet begrijpt waarom het slachtoffer niet gewoon het geld gaf en hij kan zich niet goed verplaatsen in het slachtoffer wat dit emotioneel heeft betekend. De RvdK deelt deze zorgen. De RvdK vindt het daarnaast lastig om het recidiverisico in te schatten, omdat [verdachte] van het plegen van geen enkel delict ineens naar het plegen van een ernstig delict is gegaan. Omdat niet helder is geworden hoe dit tot stand is gekomen, vindt de RvdK het lastig om in te schatten of dit nog een keer kan gebeuren. Een aantal factoren die de RvdK daarnaast zorgen baart, is zijn gespannenheid die gezien werd toen hij in de cel zat en trauma’s waarover hij spreekt, onverwerkt lijken te zijn. De RvdK vindt het belangrijk dat hier aandacht voor blijft, bijvoorbeeld tijdens de gesprekken met de psycholoog. Hoewel [verdachte] vanuit het vrijwillig kader meewerkt aan psychologische hulp, vindt de RvdK het van belang dat de jeugdreclassering toezicht houdt op de doorloop en de voortgang van dit traject. De RvdK vindt het daarnaast belangrijk dat zijn gewetensontwikkeling onderwerp van gesprek blijft. Om die reden koppelt de RvdK aan zijn advies wel een bijzondere voorwaarde gericht op het meewerken aan psychologische hulpverlening, gericht op zijn angstproblematiek, traumaproblematiek en zijn affectieve gewetensontwikkeling.
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar
feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de minderjarige:
- meewerkt aan de hulpverlening gericht op angstproblematiek, traumaproblematiek en zijn affectieve gewetensontwikkeling en,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Brabant te
Beslag.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
- een
- een