ECLI:NL:RBOBR:2024:2407

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
01-180440-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht en kinderporno door docent met minderjarige studente

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docent, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige studente, het vervaardigen, verwerven en bezitten van kinderpornografisch materiaal, en schennis van de eerbaarheid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 17 april 2024, en de zitting vond plaats op 23 mei 2024. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en er was geen directe waarneming van de seksuele handelingen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de minderjarige studente, die ook fantasieverhalen schreef over een relatie met de verdachte, niet geloofwaardig waren. Ook het bezit van kinderpornografisch materiaal kon niet bewezen worden, omdat de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van het filmpje dat op zijn telefoon was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk kinderporno had verworven of in bezit had gehad. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank besloot tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen mobiele telefoon. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in gevoelige zaken zoals ontucht en kinderporno.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.180440.23
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 april 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij,
als docent en/of vertrouwenspersoon werkzaam bij het [school] ,
in of omstreeks de periode van 1 maart 2023 tot en met 31 maart 2023 te ’s-Hertogenbosch en/of Tilburg, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer] , geboren op [2005] , zijn leerling /student waarmee tevens een vertrouwensband was ontstaan,
door (telkens)
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of die [slachtoffer] zijn penis in de mond te laten nemen (en/of daarvan filmopnamen te maken met zijn telefoon) en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of
- zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] , althans die [slachtoffer] zijn penis te laten vastpakken/betasten (en/of daarvan filmopnamen te maken met zijn telefoon) en/of
- de borsten van die [slachtoffer] te betasten en/of
- die [slachtoffer] te (tong)zoenen;
T.a.v. feit 2:
hij
in of omstreeks de periode van 13 maart 2023 tot en met 14 juni 2023 te ’s-Hertogenbosch en/of Tilburg, althans in Nederland
een afbeelding, te weten een filmpje
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [2005] , is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft
vervaardigd, verworven en/of in bezit gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door die [slachtoffer] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
T.a.v. feit 3:
hij
in of omstreeks de periode van 01 maart 2023 tot en met 31 maart 2023 te ’s-Hertogenbosch,
de eerbaarheid heeft geschonden
op een niet openbare plaats, te weten in een klaslokaal van het [school] ,
terwijl een ander, te weten [getuige 1] ,
daarbij zijns/haars ondanks tegenwoordig was,
door zich in dat klaslokaal, in het bijzijn van die [getuige 1] , zijnde een leerling/student van het [school] ,
te bevinden met ontbloot geslachtsdeel en zijn penis in de mond van een (minderjarige) medeleerling/-student van die [getuige 1] te brengen en zich onder zijn bureau oraal te laten bevredigen door een (minderjarige) medeleerling/-student van die [getuige 1] .
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie, integraal vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten, omdat er volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte integraal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vrijspraak feit 1.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Er zijn geen getuigen die uit eigen waarneming hebben kunnen verklaren dat verdachte seks – met zijn penis in de vagina – met [slachtoffer] heeft gehad. Over de aan verdachte verweten orale seks met [slachtoffer] verklaren weliswaar een aantal getuigen dat zij [slachtoffer] op enig moment onder het bureau van verdachte uit zagen komen toen zij het klaslokaal in stormden, terwijl verdachte verschrikt leek te reageren op hun binnenkomst, maar ook deze getuigen hebben niet daadwerkelijk gezien dat [slachtoffer] verdachte op dat moment oraal bevredigde. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat er veel gespeculeerd werd over een mogelijke seksuele relatie tussen verdachte en [slachtoffer] en dat de getuigen met dat doel het klaslokaal binnen kwamen, zodat niet kan worden uitgesloten dat hun waarnemingen daardoor enigszins gekleurd zijn geraakt. De enige getuige die zegt gezien te hebben dat [slachtoffer] op dat moment verdachte onder zijn bureau aan het pijpen was, is [getuige 1] . Haar verklaring vindt, gelet op het voorgaande, onvoldoende steun in de verklaringen van de overige getuigen die op dat moment het lokaal binnen kwamen.
De rechtbank overweegt daarbij nog het volgende. Een aantal getuigen heeft verklaard dat [slachtoffer] zélf verteld heeft dat zij een seksuele relatie had met verdachte. Het dossier bevat ook berichten van [slachtoffer] die dit bevestigen. Uit het dossier volgt echter ook dat [slachtoffer] ‘fan-fic’ schreef (de rechtbank begrijpt: fantasieverhalen) over een seksuele relatie tussen haar en verdachte, zodat aan vorenbedoelde verklaringen en berichten, mede bezien in het licht van haar latere ontkenning in verhoren bij de politie, naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer geloof kan worden gehecht. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte, in de zich in het dossier bevindende berichten van hem aan [slachtoffer] , niet bevestigt dat de seksuele handelingen die zij in haar berichten beschrijft ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Nu niet kan worden uitgesloten dat de verhalen van [slachtoffer] met betrekking tot een seksuele relatie tussen haar en verdachte niet op waarheid berusten, kan aan de verklaringen van getuigen die van [slachtoffer] hebben gehoord wat zich tussen haar en verdachte zou hebben voorgedaan, niet de waarde worden gehecht die het openbaar ministerie daaraan hecht.
Ten aanzien van het aftrekken door en het aanraken van de borsten van [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat daarover geen enkele getuige uit eigen waarneming heeft kunnen verklaren. Ten aanzien van het zoenen hebben weliswaar twee getuigen ( [getuige 1] en [getuige 2] ) verklaard dat zij dat zelf hebben gezien, maar de getuigen hebben daarover niet consistent verklaard en hun verklaringen wijken daarover onderling dusdanig af, dat de rechtbank ook ten aanzien van het zoenen onvoldoende de overtuiging heeft bekomen dat verdachte en [slachtoffer] hebben ge(tong)zoend.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, en nu zowel verdachte als [slachtoffer] consistent ontkend hebben dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, heeft de rechtbank onvoldoende op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de ten laste gelegde seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden.
Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Vrijspraak feit 2.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk kinderporno in zijn bezit heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier volgt dat op het filmpje te zien is dat [slachtoffer] seksuele handelingen verricht aan de penis van een verder niet zichtbare man. Gelet op de leeftijd van [slachtoffer] op het moment waarop het filmpje is gemaakt, staat buiten kijf dat het beeldmateriaal moet worden aangemerkt als kinderpornografisch. Ook stelt de rechtbank vast dat uit het dossier afdoende blijkt dat de video in de ‘files’ map op de mobiele telefoon van verdachte is aantroffen en dat dit filmpje door hem is verzonden. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte het filmpje heeft vervaardigd.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet wist dat het filmpje kinderporno bevatte, omdat de kwaliteit daarvan zo slecht is dat niet eens kan worden vastgesteld dat een penis zichtbaar is.
De rechtbank heeft in raadkamer kennis genomen van het originele filmpje en van een bewerkte versie daarvan. Die laatste versie is door aanpassingen van kleur en helderheid aanzienlijk duidelijker dan het origineel. De rechtbank heeft waargenomen dat een groot deel van het originele filmpje zeer donker is en dat pas tegen het einde van dit filmpje, bij zeer goede bestudering daarvan, kan worden waargenomen dat op het filmpje is te zien dat [slachtoffer] een man oraal bevredigt.
Verdachte heeft verklaard dat hij het filmpje nooit bewust heeft gezien, dat hij van zijn raadsman heeft begrepen dat het filmpje zo donker is dat daarop geen penis te zien is, en dat als dat het geval is, hij vermoed dat hij het filmpje meteen heeft verwijderd. Hij kan niet verklaren waarom het erop lijkt dat hij het filmpje ook heeft verzonden.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel het filmpje beschouwd moet worden als kinderpornografisch materiaal en het op verdachtes telefoon is aangetroffen, zodat er in beginsel vanuit gegaan zou moeten worden dat hij het filmpje heeft verworven en in bezit gehad, kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte
opzettelijkkinderpornografisch materiaal heeft verworven en/of in heeft bezit gehad. Verdachte heeft stellig ontkend wetenschap te hebben (gehad) van de inhoud van het filmpje. De rechtbank acht die verklaring niet zonder meer onaannemelijk, nu zij hiervoor heeft vastgesteld dat pas tegen het einde van het (originele) filmpje duidelijk wordt dat daarop een (kennelijk minderjarig) meisje een penis in haar mond neemt en aldus een man oraal bevredigt. Het voorgaande vindt ook steun in het feit dat uit getuigenverklaringen blijkt dat meerdere getuigen, die kennis hebben genomen van het filmpje, ‘niks’ op het filmpje konden zien, en dat zij pas na toelichting van [slachtoffer] wisten dat het (kinder)pornografisch materiaal betrof. Nu voor een bewezenverklaring voor het tenlastegelegde verwerven en bezitten van kinderporno opzet op de inhoud van het materiaal vereist is en gelet op het voorgaande niet kan worden vastgesteld dat verdachte dat opzet had, moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat uit het dossier noch uit het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat de penis in het filmpje van verdachte is, zodat ook niet kan worden vastgesteld dat hij wetenschap moet hebben gehad van de inhoud van het filmpje omdat hij degene was die oraal werd bevredigd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden geacht dat de verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) had op het vervaardigen en/of verwerven en/of bezitten van kinderpornografisch materiaal.
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3.
Gelet op de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Immers, zoals hiervoor is overwogen is de rechtbank – kort gezegd – van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] over de seksuele handelingen waarvan zij stelt getuige te zijn geweest, onvoldoende steun vindt in de verklaringen van de overige bewijsmiddelen.

Beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om de telefoon te onttrekken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft verzocht om teruggave van de telefoon.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Zij overweegt daartoe als volgt.
Hoewel verdachte van het hem onder feit 2 tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken, kan worden vastgesteld dat – door een ander dan verdachte – een strafbaar feit is begaan, te weten het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Gelet op het bepaalde in artikel 36b, eerste lid, aanhef en onder 3, kan in dat geval besloten worden tot onttrekking aan het verkeer van een in beslag genomen voorwerp.
Nu de mobiele telefoon aan verdachte toebehoorde, bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht, is aangetroffen, het een voorwerp betreft dat kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten, en het ongecontroleerde bezit van een mobiele telefoon met daarop kinderpornografisch materiaal in strijd is met de wet en met het algemeen belang, zal de rechtbank opleggen dat de mobiele telefoon wordt onttrokken aan het verkeer.

De vordering van de benadeelde partij.

De benadeelde partij [getuige 1] heeft ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit een vergoeding van €600,- aan immateriële schade gevorderd.
Het standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de schade onvoldoende is onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van het hem onder 3 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten die verdachte heeft gemaakt om zich tegen de vordering te verdedigen. Omdat niet kan worden vastgesteld welke (afzonderlijke) kosten de verdachte daarvan heeft gemaakt, worden de kosten tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b en 36d Wetboek van Strafrecht

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vordering benadeelde partij
T.a.v. feit 3:
- Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [getuige 1] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten:
1. stk gsm.
Voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T. Kraniotis, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. A. Jansen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Westerhuis, griffier,
en is uitgesproken op 6 juni 2024.