ECLI:NL:RBOBR:2024:2406

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
01-314527-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voortgezette handeling van diefstal met geweld en afpersing van een 92-jarige vrouw in haar woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en afpersing. De verdachte heeft op 21 augustus 2023 de woning van een 92-jarige alleenstaande vrouw in Landhorst binnen gedrongen. Tijdens deze inbraak heeft hij de vrouw bedreigd en gedwongen tot de afgifte van geld en goederen, waaronder een mobiele telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft geduwd, met een mes heeft gedreigd en uiteindelijk in de nek van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 9.071,48 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, en dat er geen gronden zijn voor vrijspraak. De verdachte is strafbaar verklaard voor de gepleegde feiten, die als ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer worden beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01.314527. [verdachte]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.314527.23
Datum uitspraak: 06 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1997] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2, 5263 NT te Vught, HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 4 maart 2024 en 23 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 februari 2024. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
Feit 1:
op of omstreeks 21 augustus 2023 te Landhorst, gemeente Land van Cuijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een rozenkrans en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] (geboren [1931] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de woning van voornoemde [slachtoffer] binnen te dringen en/of (daarbij/ vervolgens)
- onverhoeds in de woonkamer van voornoemde [slachtoffer] te staan en/of (daarbij/ vervolgens)
- meermalen tegen voornoemde [slachtoffer] te roepen en/of zeggen “money” en/of (daarbij/ vervolgens)
- zijn riem los te maken en (vervolgens) zijn geslachtsdeel te laten zien en/of (daarbij/ vervolgens)
- tegen voornoemde [slachtoffer] te zeggen “my car” en/of (daarbij/ vervolgens) naar de oprit van voornoemde [slachtoffer] te wijzen en/of (daarbij/ vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] met zijn – verdachtes - beide handen hard te duwen tegen haar borst en/of (daarbij/ vervolgens)
- haar op de grond te gooien en/of (daarbij/ vervolgens)
- te roepen: “Money! Money!” en/of (daarbij/ vervolgens)
- uit de keukenla een mes te pakken en/of (daarbij/ vervolgens)
- stekende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [slachtoffer] en/of (daarbij/ vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] in haar nek te steken;
Feit 2:
op of omstreeks 21 augustus 2023 te Landhorst, gemeente Land van Cuijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] (geboren [1931] ) heeft gedwongen tot de afgifte van 105 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan voornoemde [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)
door
- de woning van voornoemde [slachtoffer] binnen te dringen en/of (daarbij/ vervolgens)
- onverhoeds in de woonkamer van voornoemde [slachtoffer] te staan en/of (daarbij/ vervolgens)
- meermalen tegen voornoemde [slachtoffer] te roepen en/of zeggen “money” en/of (daarbij/ vervolgens)
- zijn riem los te maken en (vervolgens) zijn geslachtsdeel te laten zien en/of (daarbij/ vervolgens)
- tegen voornoemde [slachtoffer] te zeggen “my car” en/of (daarbij/ vervolgens) naar de oprit van voornoemde [slachtoffer] te wijzen en/of (daarbij/ vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] met zijn – verdachtes – beide handen hard te duwen tegen haar borst en/of (daarbij/ vervolgens)
- haar op de grond te gooien en/of (daarbij/ vervolgens)
- te roepen: “Money! Money!” en/of (daarbij/ vervolgens)
- uit de keukenla een mes te pakken en/of (daarbij/ vervolgens)
- stekende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [slachtoffer] en/of (daarbij/ vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] in haar nek te steken;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, afgezien van de diefstal met geweld van de rozenkrans, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
Op de in de pleitnota genoemde gronden en de daarop gegeven aanvullingen ter terechtzitting van 23 mei 2024, heeft de verdediging een partiële vrijspraak bepleit met betrekking tot de aan verdachte tenlastegelegde handelingen die zowel onder feit 1 als feit 2 bij het voorlaatste en het laatste gedachtestreepje zijn verwoord (het maken van stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer en het steken van het slachtoffer).
Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal met geweld van de rozenkrans.
Voor het bewijs van de overige ten laste gelegde handelingen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
De bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Niet in geschil is dat de verdachte op 21 augustus 2023 de woning van het slachtoffer is binnengedrongen, en, kort samengevat, een mobiele telefoon heeft weggenomen en het slachtoffer heeft bewogen tot de afgifte van contant geld. Evenmin is in geschil dat de verdachte het slachtoffer heeft geduwd, en dat de verdachte uit de keuken een mesje heeft gepakt.
Nadere overweging van de rechtbank.
Verder stelt de rechtbank vast dat op het aanrecht in de woning van slachtoffer een schilmes is aangetroffen met bloed op het lemmet. Forensisch onderzoek wijst uit dat dit bloed afkomstig is van [slachtoffer] , met een bewijskracht van meer dan 1 miljard. De rechtbank concludeert hieruit dat het bloed afkomstig is van [slachtoffer] . Verder zijn er vingerafdrukken op het heft van het mes aangetroffen. Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat deze vingerafdrukken toebehoren aan de verdachte. De verdachte heeft ook verklaard dat hij het mes heeft vastgehouden om het slachtoffer te intimideren. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte met het mes steekbewegingen in haar richting heeft gemaakt. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte stekende bewegingen in de richting van het slachtoffer heeft gemaakt.
Met betrekking tot de vraag of verdachte het slachtoffer met het mes in de nek heeft gestoken of gesneden overweegt de rechtbank het volgende. Ten eerste is in de nek van het slachtoffer een wond aangetroffen. Verder geeft de letselrapportage aan dat deze wond kan zijn ontstaan door het snijden met een mesje. Dit sluit aan bij de omstandigheid dat op het mes bloed van het slachtoffer is aangetroffen. Bovendien is in de trui die het slachtoffer droeg ten tijde van het feit, ter hoogte van de wond in de nek een langwerpig gat aangetroffen. Al deze bewijsmiddelen zijn objectief van aard, De rechtbank acht deze daarom doorslaggevend voor het bewijs, hoewel het slachtoffer in haar aangifte heeft verklaard niet te zijn geraakt door de steekbewegingen die verdachte in haar richting heeft gemaakt. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het slachtoffer met het mes in de nek heeft gestoken.
Overigens is de rechtbank - met de officier van justitie en de verdediging - van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs bestaat dat de verdachte een rozenkrans heeft weggenomen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs bestaat dat de verdachte de feiten ‘in vereniging’ heeft gepleegd. De verdachte heeft weliswaar aanvankelijk bij de politie verklaard dat hij met meerdere personen in de woning aanwezig was, maar ter terechtzitting is hij daar op teruggekomen en het dossier bevat voor het overige geen aanwijzingen dat anderen bij de overval betrokken waren.
ConclusieGelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het onder feit 1 en onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” nader is omschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte

1. op 21 augustus 2023 te Landhorst, gemeente Land van Cuijk een mobiele telefoon die aan [slachtoffer] (geboren [1931] ) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door

- de woning van voornoemde [slachtoffer] binnen te dringen en
- onverhoeds in de woonkamer van voornoemde [slachtoffer] te staan en
- meermalen tegen voornoemde [slachtoffer] te roepen en/of zeggen “money” en
- zijn riem los te maken en zijn geslachtsdeel te laten zien en
- tegen voornoemde [slachtoffer] te zeggen “my car” en naar de oprit van voornoemde [slachtoffer] te wijzen en
- voornoemde [slachtoffer] met zijn - verdachtes - beide handen hard te duwen tegen haar borst en
- haar op de grond te gooien en
- te roepen: "Money! Money!" en
- uit de keukenla een mes te pakken en
- stekende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [slachtoffer] en
- voornoemde [slachtoffer] in haar nek te steken;

2. op 21 augustus 2023 te Landhorst, gemeente Land van Cuijk met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] (geboren [1931] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een bedrag van 105 euro dat aan voornoemde [slachtoffer] toebehoorde door

- de woning van voornoemde [slachtoffer] binnen te dringen en
- onverhoeds in de woonkamer van voornoemde [slachtoffer] te staan en
- meermalen tegen voornoemde [slachtoffer] te roepen en/of zeggen “money” en
- zijn riem los te maken en zijn geslachtsdeel te laten zien en
- tegen voornoemde [slachtoffer] te zeggen “my car” en naar de oprit van voornoemde [slachtoffer] te wijzen en
- voornoemde [slachtoffer] met zijn - verdachtes - beide handen hard te duwen tegen haar borst en
- haar op de grond te gooien en
- te roepen: "Money! Money!" en
- uit de keukenla een mes te pakken en
- stekende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [slachtoffer] en
- voornoemde [slachtoffer] in haar nek te steken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop met betrekking tot feit 1 en feit 2.
De rechtbank is echter van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van een ‘voortgezette handeling’ in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen, hangen zo nauw met elkaar samen, ook met betrekking tot het wilsbesluit, dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet uiteenloopt.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren onder aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het door de benadeelde partij verzochte contact- en gebiedsverbod.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de pleitnota genoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte in strafverminderende zin mee moeten worden gewogen bij het oriëntatiepunt voor straftoemeting dat wordt gehanteerd voor het plegen van een woningoverval. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het door de benadeelde partij verzochte contact- en gebiedsverbod.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor slachtoffers een traumatische ervaring waar zij nog lange tijd last van kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. De verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier aan geld te willen komen. De verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en hij heeft haar lichamelijke integriteit aangetast. De bedreigingen en het geweld moeten een grote indruk op haar hebben gemaakt. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Strafverhogend
In strafverhogende zin moet ten aanzien van de verdachte worden meegewogen dat hij een 92-jarige alleenstaande vrouw in haar woning heeft overvallen. Met zijn handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het kwetsbare slachtoffer en daarmee gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid. Een woning is immers bij uitstek de plaats waar mensen zich veilig behoren te voelen. De rechtbank rekent verder de mate van geweld en specifiek het tonen van het geslachtsdeel aan het slachtoffer verdachte zwaar aan.
De strafmodaliteit en hoogte van de straf
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank is van oordeel dat uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij, in verband met een juist normhandhaving een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats is.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Conclusie
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het passend en geboden is de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
42 maanden,onder aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Geen oplegging van een contact- en gebiedsverbod
De rechtbank zal afzien van het opleggen van een contact- en gebiedsverbod, zoals door het slachtoffer verzocht in de toelichting op de vordering benadeelde partij. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De verdachte is woonachtig in Frankrijk. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de verdachte na zijn detentie contact zal zoeken met het slachtoffer dan wel dat hij nogmaals in de nabijheid van haar woning zal komen. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een contact- en/of gebiedsverbod niet noodzakelijk is.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tot een totaalbedrag van € 9.214,47 bestaande uit € 3.265,47 materiële schade en € 5.949,- immateriële schade. De materiële schade bestaat uit de volgende posten: de kosten voor een trui tot een bedrag van € 50,-; kosten voor een mobiele telefoon tot een bedrag van € 235,20; kosten voor de installatie van beveiligingscamera’s tot een bedrag van € 2.531,33; kosten voor de aanschaf van een SOS-noodknop tot een bedrag van € 200,95; een weggenomen contant geldbedrag tot een bedrag van € 157,- en tot slot een weggenomen dvd-box tot een bedrag van € 90,99.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.122,48. Met betrekking tot het weggenomen geldbedrag stelt de officier van justitie zich op dat standpunt dat dit bedrag dient te worden gematigd tot het bedrag van € 105,- aangezien dit bedrag in de aangifte van het slachtoffer wordt genoemd en zodoende het belangrijkste uitgangspunt is om de hoogte van het weggenomen geldbedrag vast te kunnen stellen. Verder stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de benadeelde partij ten aanzien van het gevorderde bedrag voor een dvd-box niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu de ontvreemding hiervan niet aan verdachte ten laste gelegd is en er op dit punt geen sprake is van rechtstreekse schade die veroorzaakt is het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
De officier van justitie stelt zich tot slot op het standpunt dat de gevorderde immateriële schadevergoeding geheel kan worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, te weten 21 augustus 2023, tot de dag der algehele voldoening.
Het standpunt van de verdediging
Op de in de pleitnota genoemde gronden en de daarop gegeven aanvullingen ter terechtzitting van 23 mei 2024, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de schadeposten die zien op de telefoon en het geldbedrag.
Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de schadeposten met betrekking tot de beschadigde trui, de dvd-box, de installatie van de beveiligingscamera’s en de SOS-noodknop niet moeten worden toegekend.
Voor wat betreft de vordering tot vergoeding van immateriële schade heeft de verdediging verzocht deze af te wijzen, dan wel de benadeelde partij in deze vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade: trui, mobiele telefoon, contant geldbedrag
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de trui, die door het slachtoffer werd gedragen, toewijsbaar. Hetzelfde geldt voor het de door verdachte weggenomen mobiele telefoon. De vergoeding voor het weggenomen geldbedrag acht de rechtbank toewijsbaar tot € 105,00 omdat dat het bedrag is dat de benadeelde partij in haar aangifte noemt. Alle posten betreffen schade die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten.
Materiële schade: Beveiligingscamera’s en SOS-noodknop
De rechtbank stelt vast dat uit jurisprudentie volgt dat een eventueel tijdsverloop tussen een bewezenverklaard delict en het aanschaffen van beveiligingsmaatregelen (zoals beveiligingscamera’s en een SOS-noodknop) niet in de weg hoeft te staan aan toewijzing van de vordering tot vergoeding van die schade. Verder is de rechtbank van oordeel dat de geleden schade voldoende rechtstreeks is, nu de gemaakte kosten strekken tot vermindering van gevoelens van onveiligheid bij de benadeelde partij.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat, gezien de aard van de bewezenverklaarde feiten, het aangedane geestelijk letsel en de psychische gevolgen die de benadeelde partij als gevolg van de woningoverval en het toegepaste geweld heeft ondervonden, voldoende zijn onderbouwd.
Voorts is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat de aangehaalde uitspraken in de vordering tot schadevergoeding niet op cruciale onderdelen afwijken van onderhavige zaak. Het weggenomen geldbedrag is voor de onderbouwing van de immateriële schade niet doorslaggevend. Daarnaast is bewezen verklaard dat verdachte de benadeelde partij letsel heeft toegebracht.
De rechtbank is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade van € 5.949,00 een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Deze vordering wordt toegewezen op de grond ‘aantasting in de persoon op andere wijze’, als bepaald in artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank acht toewijsbaar als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade een bedrag van € 9.071,48, bestaande uit € 3.122,48 materiële schade en € 5.949,00 immateriële schade.
De materiële schadevergoeding bestaat uit kosten voor de trui tot een bedrag van € 50,-, de kosten voor de weggenomen mobiele telefoon tot een bedrag van € 235,20, de kosten voor de installatie van beveiligingscamera’s tot een bedrag van € 2.531,33; de kosten voor de aanschaf van een SOS-noodknop tot een bedrag van € 200,95; en een weggenomen contant geldbedrag tot een bedrag van € 105,-.
Het toegewezen bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde schade met betrekking tot een dvd-box en het resterende contante geldbedrag, nu zij van oordeel is dat deze schade geen rechtstreekse schade betreft die voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 56, 310, 312, 317 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
- Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op

De voortgezette handeling van de misdrijven:

1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
2.
afpersing.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
T.a.v. feit 1, feit 2:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
maatregel van schadevergoeding voor [slachtoffer]
Legt aan de verdachte op de maatregel tot schadevergoeding inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , van een bedrag van € 9.071,48 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het voormeld bedrag bestaat uit € 3.122,48 materiële schade en € 5.949,- immateriële schade.
De rechtbank bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 80 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] van een bedrag van € 9.071,48, bestaande uit € 3.122,48 materiële schadevergoeding en € 5.949,- immateriële schadevergoeding. Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. M.E.N. van Haren, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 06 juni 2024.