ECLI:NL:RBOBR:2024:2405

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
01-130633-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ontucht met minderjarigen door verzorgende

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met twee minderjarige kinderen, aan wie hij zorg droeg. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 17 april 2024, en de zitting vond plaats op 23 mei 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het meermalen ontuchtig gedrag ten opzichte van [slachtoffer 1], geboren in 1999, en [slachtoffer 2], geboren in 2002. De verdachte had hen blootgesteld aan pornografisch materiaal en had hen ertoe proberen te bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers consistent en geloofwaardig, en concludeerde dat de verdachte zijn zorgplicht had geschonden door hen aan zijn seksuele handelingen bloot te stellen. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uur op, in plaats van een gevangenisstraf, rekening houdend met het tijdsverloop sinds de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die als minderjarigen aan de zorg van de verdachte waren toevertrouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.130633.22
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1965] ,
wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 april 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van feit 1:
hij op meerdere momenten in of omstreeks de periode van 12 oktober 2012 tot en met 12 oktober 2014 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, [slachtoffer 1] , geboren op [1999] , een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, van wie hij wist dat zij de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft hij haar (telkens) porno getoond, althans in haar bijzijn porno gekeken en/of zichzelf (daarbij) in haar bijzijn afgetrokken;
ten aanzien van feit 2:
hij op meerdere momenten in of omstreeks de periode van 31 januari 2017 tot en met 31 januari 2020 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om ontucht te plegen met [slachtoffer 2] , geboren op [2002] , zijn stiefkind, althans een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, (telkens) heeft getracht om die [slachtoffer 2] ertoe te bewegen om
- verdachte af te trekken en/of oraal te bevredigen en/of
- zich te laten aftrekken en/of oraal te laten bevredigen door verdachte en/of
- zichzelf af te trekken in het bijzijn van verdachte,
immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] (telkens) porno getoond, althans in zijn bijzijn porno gekeken en/of zichzelf (daarbij) in zijn bijzijn afgetrokken en/of daarbij (telkens)
- gezegd dat hij ( [slachtoffer 2] ) zich ook moest aftrekken en/of
- gevraagd of hij met hem mee wilde doen en/of
- gevraagd of hij ( [slachtoffer 2] ) hem (verdachte) wilde aftrekken en/of
- voorgesteld om hem te helpen met masturberen en/of
- aangeboden om hem ( [slachtoffer 2] ) af te trekken en/of oraal te bevredigen,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere momenten in of omstreeks de periode van 31 januari 2017 tot en met 31 januari 2020 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland,
(telkens) de eerbaarheid heeft geschonden door porno te kijken en/of zichzelf (daarbij) af te trekken, op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, te weten in een woning, gelegen aan de [adres] , terwijl [slachtoffer 2] , geboren op [2002] , daarbij zijns ondanks tegenwoordig was.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 2 – zakelijk weergegeven en onder meer – op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daarnaast is er, aldus de raadsman, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor wat betreft het ontuchtig oogmerk van de handelingen en is het maar de vraag of er per feit sprake is van meerdere incidenten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bijzondere bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en 2.
De rechtbank stelt voorop dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als minderjarige kinderen waren toevertrouwd aan de zorg en waakzaamheid van de verdachte. Zij woonden bij hem in huis. Van een persoon aan wie dergelijke zorgtaken worden toevertrouwd, mag worden verwacht dat hij de kinderen op geen enkele wijze zal blootstellen aan zijn eigen seksuele handelingen, zoals het kijken van porno en het zichzelf daarbij bevredigen.
Uit de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volgt echter dat hij dit wel heeft gedaan. Beiden verklaren in hun afzonderlijke aangiftes consistent en geloofwaardig over het veelvuldig inlopen op verdachte terwijl hij porno keek en masturbeerde in de keuken. Daarbij spreekt [slachtoffer 2] over een periode waar hij wel twee tot drie keer per week verdachte zich zag aftrekken. Verdachte heeft ter terechtzitting ook niet betwist dat hij destijds wel eens ‘s nachts porno in de keuken heeft gekeken en zich daarbij aftrok. De verklaring van verdachte dat hij slechts één keer door zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] in de nacht is betrapt toen hij zichzelf in de keuken bevredigde, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank betrekt daarbij de ten overstaan van de politie afgelegde verklaring van [getuige] , de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daaruit blijkt dat de verdachte in die periode een ‘bureauplek’ voor zichzelf had gemaakt in de keuken en dat haar kinderen haar destijds hebben verteld over de ingrijpende gebeurtenissen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de geloofwaardigheid van die getuigenverklaring die bevestiging vindt in de inhoud van de door Veilig Thuis overgelegde gespreksgegevens.
Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermaals op de bank in de woonkamer heeft afgetrokken terwijl [slachtoffer 1] daarvan ongewenst getuige was. Naar het oordeel van de rechtbank verklaart [slachtoffer 1] ook op dit punt consistent en geloofwaardig.
Bij de rechter-commissaris heeft zij haar verklaring bovendien verduidelijkt in die zin dat zij meende dat verdachte aan het masturberen was omdat zij zich niet kon voorstellen dat iemand vijf minuten lang bij zijn kruis jeuk zou hebben. Nu verdachte zichzelf voor een periode van soms wel vijf minuten heeft afgetrokken in de woonkamer, is de rechtbank eveneens van oordeel dat zijn handelen erop gericht is geweest om [slachtoffer 1] getuige te doen zijn van voornoemde seksuele handeling. Zij bevond zich immers op korte afstand van verdachte, namelijk op de andere bank in de woonkamer, en de bewegingen in de joggingbroek van verdachte waren voor haar zichtbaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen van de verdachte erop gericht waren om de minderjarige getuige te doen zijn van zijn seksuele handelingen. Daarmee is ook het opzet voldoende bewezen.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de voorstellen die verdachte aan [slachtoffer 2] heeft gedaan, zoals die volgen uit de bewijsmiddelen, zonder meer als ontuchtig te kwalificeren zijn. Het behoeft geen betoog dat het aan een minderjarige voorstellen elkaar te helpen bij seksuele (zelf)bevrediging strijdig is met de sociaal-ethische norm. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het door de verdediging gevoerde verweer ter bestrijding van het ontuchtig oogmerk van de handelingen.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte:
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 12 oktober 2012 tot en met 12 oktober 2014 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, [slachtoffer 1] , geboren op [1999] , een kind dat hij opvoedde als behorend tot zijn gezin, van wie hij wist dat zij de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft hij haar porno getoond, althans in haar bijzijn porno gekeken en zichzelf (daarbij) in haar bijzijn afgetrokken;
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 31 januari 2017 tot en met 31 januari 2020 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om ontucht te plegen met [slachtoffer 2] , geboren op [2002] , een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, heeft getracht om die [slachtoffer 2] ertoe te bewegen om
  • verdachte af te trekken en;
  • zich te laten aftrekken en/of oraal te laten bevredigen door verdachte en;
  • zichzelf af te trekken in het bijzijn van verdachte,
immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] porno getoond, althans in zijn bijzijn porno gekeken en/of zichzelf daarbij in zijn bijzijn afgetrokken en/of daarbij
  • gezegd dat hij ( [slachtoffer 2] ) zich ook moest aftrekken en;
  • gevraagd of hij met hem mee wilde doen en;
  • gevraagd of hij ( [slachtoffer 2] ) hem (verdachte) wilde aftrekken en;
  • voorgesteld om hem te helpen met masturberen en;
  • aangeboden om hem ( [slachtoffer 2] ) af te trekken en oraal te bevredigen,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht geen langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij heeft de raadsman bepleit dat een taakstraf, gelet op de aard en ernst van de (relatief oude) feiten en de inmiddels ‘herstelde’ relatie tussen [slachtoffer 2] en verdachte, passend en geboden is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De ernst van de feiten.
De verdachte heeft zich gedurende verschillende periodes van meerdere jaren schuldig gemaakt aan het meermaals seksueel corrumperen van zijn minderjarige stiefkind [slachtoffer 1] en aan het meermaals pogen tot het plegen van ontucht met zijn minderjarige stiefkind [slachtoffer 2] . Kennelijk heeft de verdachte slechts zijn eigen (seksueel) gerief voor ogen gehad. Minderjarigen dienen tegen dergelijk strafbaar handelen beschermd te worden, wegens de invloed daarvan op hun verdere (seksuele) ontwikkeling.
Bovendien waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als minderjarige kinderen aan de zorg en waakzaamheid van verdachte toevertrouwd, waardoor het bij uitstek de verplichting van verdachte is om een veilige thuissituatie voor hen te creëren. Het is daarom bijzonder ernstig te noemen dat verdachte een onveilige thuissituatie voor de bij hem wonende minderjarige kinderen heeft gecreëerd en voor meerdere jaren in stand heeft gehouden.
Dat de gedragingen van verdachte verstrekkende gevolgen heeft gehad voor de aan zijn zorg toevertrouwde kinderen blijkt des te meer uit de ter terechtzitting overlegde schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] .
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig misdrijf.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de Reclassering van 7 maart 2024. Uit het reclasseringsonderzoek komen geen criminogene factoren naar voren. Volgens de reclassering heeft de verdachte zijn leven op orde. Er zijn geen problemen op het gebied van alcoholgebruik geconstateerd. Op het gebied van seksualiteit heeft de reclassering evenmin bijzonderheden of afwijkingen gevonden. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat, maar de gebruikte diagnostische instrumenten laten een laag risicoprofiel zien. Ten slotte heeft betrokkene inmiddels weer goed contact met [slachtoffer 2] ., aldus het reclasseringsrapport.
De op te leggen straf.
Gelet op de ernst van de feiten komt de verdachte in beginsel voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking, zoals door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank ziet echter aanleiding daarvan af te zien, nu de verdachte als ‘first offender’ is aan te merken en in zijn voordeel moet meewegen dat er sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop sinds het begaan van beide feiten. Ten aanzien van het handelen jegens [slachtoffer 1] is sprake van een tijdsverloop van meer dan tien jaren; bij [slachtoffer 2] betreft het tijdsverloop meer dan drie jaren.
Bovendien heeft de verdachte zich sinds in elk geval 31 januari 2020 kennelijk niet opnieuw schuldig gemaakt aan seksueel corrumperend en/of ontuchtig gedrag jegens aan zijn zorg toevertrouwde kinderen en lijkt er sprake te zijn van een herstelde gezinsverhouding tussen verdachte, [slachtoffer 2] en zijn moeder.
De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is omschreven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer de juiste strafmodaliteit. Tevens acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel zoals geëist door de officier van justitie niet passend en geboden, omdat een voorwaardelijk strafdeel bij uitstek het doel heeft om verdachte er toe te bewegen in de toekomst niet opnieuw strafbaar gedrag te vertonen.
De rechtbank acht een taakstraf de geschikte strafmodaliteit. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uren passend en geboden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 45, 57, 248, 248d, 249 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

-
verklaarthet ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
-
verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
-
verklaartdat het bewezen verklaarde op levert de misdrijven:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd.
poging tot het plegen van ontucht met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
ten aanzien van feit 1, feit 2 primair:

Een taakstraf voor de duur van 200 urensubsidiair 100 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E. Bartels, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. M.E.N. van Haren, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.B.J. de Leeuw, griffier,
en is uitgesproken op 6 juni 2024.