Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het geschil
primair, [gedaagde] zijn taak als bestuurder van de vennootschap Flex
subsidiair, [gedaagde] jegens de gezamenlijke crediteuren van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld, en aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade;
4.De beoordeling
- het kennelijk onbehoorlijk bestuur een zelfstandige dragende grond is voor de beslissing (naast de schending van de boekhoudplicht),
- [gedaagde] niets heeft verteld over de aard, omvang en kwaliteit van de administratie, zodat zijn standpunt over de overdracht hem niet baat,
- de handelwijze van [gedaagde] (overdracht administratie) behoort tot de verantwoordelijkheid en het risico van de bestuurder, als de opvolgend bestuurder de administratie kwijtraakt (zoals [gedaagde] kennelijk meent) en de vennootschap failliet gaat.
5.De beslissing
- a) het gehele faillissementstekort van de vennootschap, zoals dit zal komen vast te staan na een te houden verificatievergadering, te vermeerderen met de boedelschulden, waaronder begrepen het salaris curator en de overige faillissementskosten;
- b) een voorschot van € 50.000,00 op het bedrag dat [gedaagde] op grond van (a) dient te betalen;
- a) verklaart voor recht dat [gedaagde] als bestuurder het bepaalde in artikel 106a Fw heeft overtreden;
- b) legt aan [gedaagde] een civielrechtelijk bestuursverbod op voor de duur van vijf jaren vanaf de datum waarop dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan;
- c) bepaalt dat [gedaagde] aan de rechthebbende van artikel 106b lid 5 Fw een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag dat hij handelt in strijd met het bestuursverbod, tot een maximum van € 50.000,00;
- a) veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 8.589,04, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
- b) veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn betaald;
12 juni 2024.