ECLI:NL:RBOBR:2024:2375

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
01.087722.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 en veroordeling voor rijden onder invloed en overtreding artikel 5 Wegenverkeerswet 1994

Op 4 juni 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juli 2022 betrokken was bij een verkeersongeval te Heesch, gemeente Bernheze. De verdachte, een beginnend bestuurder, heeft een auto bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de controle over zijn voertuig heeft verloren en tegen een boom is gebotst, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor twee inzittenden van de auto. De tenlastelegging omvatte onder andere het rijden onder invloed en het veroorzaken van een verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag. Tijdens de zitting op 21 mei 2024 heeft de verdachte erkend dat hij onder invloed van alcohol was tijdens het rijden.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat de wijze waarop de gedraging was ten laste gelegd onvoldoende was om te spreken van een voldoende mate van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat er geen aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid was vastgesteld. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van rijden onder invloed, waarbij het alcoholgehalte in zijn bloed 0,97 milligram per milliliter bleek te zijn. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt door de controle over het voertuig te verliezen.

De rechtbank heeft een geldboete van € 600,- opgelegd en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij first offender is en de impact van het ongeval op hem en zijn vrienden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.087722.23]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.087722.23
Datum uitspraak: 4 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [2001] ,
wonende te [adres 1]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 april 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Heesch, gemeente Bernheze, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Zoggelsestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, de controle over het voertuig te verliezen en/of (vervolgens) tegen een, gezien zijn verdachtes rijrichting, rechts van die weg staande boom te botsen en/of te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] , ) zwaar lichamelijk letsel, te weten clavicula fractuur en/of twee thoracele wervelfracturen en/of een fractuur processus transversus, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en/of een breuk bot ellenboog en/of beide heupen uit de kom, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Heesch, gemeente Bernheze als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,97 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
2.
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Heesch, gemeente Bernheze als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Zoggelsestraat, de controle over het voertuig is verloren en/of (vervolgens) tegen een, gezien zijn verdachtes rijrichting, rechts van die weg staande boom is gebotst en/of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd – kort gezegd –: het besturen van een personenauto, terwijl hij als beginnend bestuurder onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over het bewijs.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 17 februari 2023, voor zover van belang, zakelijk weergegeven: (proces-verbaal pag. 4-7)
Datum: 3 juli 2022 omstreeks 23:04 uur
adres: Zoggelsestraat ter hoogte van [adres 2] gemeente Bernheze.
De bestuurder ( [verdachte] ) van een Ford Focus, die voorzien was van het Nederlandse kenteken [kenteken] , reed over de Zoggelsestraat te Heesch komende uit de richting van de Koksteeg en gaande in de richting van de Nieuwe Erven. Bij een bocht naar links kwam de bestuurder door onbekende oorzaak met zijn voertuig in de rechterberm en vervolgens in botsing met een boom.
Rijbewijs: AM/B
Datum eerste afgifte: 18 november 2019
Beginnende bestuurder.
Een proces-verbaal forensisch onderzoek, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 7 februari 2023, voor zover van belang, zakelijk weergegeven: (proces-verbaal pag. 8-21)
Op zondag 3 juli 2022 om 23:04 had op de Zoggelsestraat gelegen te Heesch binnen de gemeente Bernheze een verkeersongeval plaatsgevonden.
Beknopte ongeval omschrijving: Personenauto kwam in een bocht afbuigend naar links in botsing met een boom welke in de rechterberm stond.
Door ons was alleen vast te stellen dat de bestuurder, door een voor ons onbekende oorzaak, zijn voertuig niet onder controle had en hierdoor in de berm terecht kwam en vervolgens in botsing kwam met een boom.
De bestuurder was niet in staat zijn voertuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand dat hij de weg kon overzien en deze vrij was
.
Uit het tactisch onderzoek kwam naar voren dat de bestuurder van de Ford onder invloed was van alcohol.
Een proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] d.d. 8 augustus 2022, voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 28-31)
Op zondag 3 juli 2022 om 23:05 uur kregen wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , kennis van een verkeersongeval op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Zoggelsestraat ter hoogte van [adres 2] , binnen de gemeente Bernheze.
Het betrof hier een bestuurder van een motorrijtuig waarvoor voor het besturen een rijbewijs vereist is. Bij controle bleek dat de bestuurder in het bezit was van een rijbewijs waarvan sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken en dat hij op die datum van afgifte de leeftijd van 18 jaar of ouder had bereikt.
De verdachte gaf mij, [verbalisant 4] , op te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [2001] .
Op maandag 4 juli 2022 om 01:37 uur, heeft de verpleegkundige, [naam] in aanwezigheid van ons, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Ik, [verbalisant 4] , heb de bloedmonsters overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, gewaarmerkt, direct verpakt, verzegeld en geplaatst in de daarvoor voorzien bestemde vriezer in het politiebureau. Tevens heb ik het bloedafnameformulier voorzien van een genummerde op en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TABUO795NL en SIN-sticker “Tegen Onderzoek" met het nummer TABUO796NL
(de rechtbank leest: TABUO794NL en TABUO795 zoals is vermeld op de stickers van het bloedafnameformulier).
Een geschrift, te weten een rapport van Eurofins forensics, opgemaakt door toxicoloog L. Delahaye d.d. 19 juli 2022, voor zover van belang, zakelijk weergegeven: (proces-verbaal pag. 32-34)
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 mei 2024:
Het klopt dat ik op 3 juli 2022 een personenauto heb bestuurd terwijl ik onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank. In een bocht op de Zoggelsestraat te Heesch ben ik de macht over het stuur verloren en tegen een boom gebotst.
Vrijspraak feit 1, primair
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een overtreding in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), waarbij het schuldvereiste ziet op het verkeersongeval zelf. De aard van het gedrag van verdachte en het letsel is daarvoor niet doorslaggevend.
Volgens vaste jurisprudentie moet bij de beoordeling van de schuldvraag gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval. Zoals gezegd kan uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag niet worden afgeleid dat in strijd is gehandeld met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer en dat daarmee sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht.
Aan verdachte is onder feit 1 primair ten laste gelegd dat hij de controle over het voertuig heeft verloren en/of (vervolgens) tegen een rechts van die weg staande boom is gebotst.
De wijze waarop deze enkele gedraging is ten laste gelegd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een voldoende mate van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Uit het enkele verliezen van de controle over het voertuig volgt niet dat verdachte een aan hem te wijten verkeersfout heeft gemaakt. Nu geen andere gedragingen in de tenlastelegging zijn opgenomen die zouden hebben kunnen bijdragen aan het oordeel dat wel sprake is geweest van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, zal de rechtbank verdachte daarom van het onder feit 1 primair ten laste gelegde vrijspreken. Daarbij merkt de rechtbank op dat weliswaar is vastgesteld dat verdachte onder invloed van alcohol was ten tijde van het ongeval, en dat dit ook in strafverzwarende zin in de tenlastelegging is opgenomen, maar dat het onder invloed van alcohol zijn niet als feitelijke omstandigheid – als factor die heeft geleid tot het ongeval – is opgenomen in de tenlastelegging.
Bewezenverklaring feit 1, subsidiair en feit 2
Gelet op de hierboven genoemde acht de rechtbank hetgeen aan verdachte onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.
Verdachte heeft immers het voertuig in een bocht niet onder controle kunnen houden en is daarbij tegen een boom is gebotst. Door dit handelen van verdachte is er gevaar en/of hinder op de weg veroorzaakt. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat met dit handelen aan de minimumeis voor een veroordeling voor artikel 5 Wegenverkeerswet, te weten een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag, is voldaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde en uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. (subsidiair)
op 3 juli 2022 te Heesch, gemeente Bernheze als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,97 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
2.
op 3 juli 2022 te Heesch, gemeente Bernheze als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Zoggelsestraat, de controle over het voertuig is verloren en vervolgens tegen een, gezien zijn verdachtes rijrichting, rechts van die weg staande boom is gebotst en/of gereden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Een geldboete ter hoogte van € 600,- subsidiair 12 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is first offender en zal de rest van zijn leven de gevolgen die het ongeval heeft gehad voor de andere inzittenden – zijn vrienden- in de auto met zich mee moeten dragen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een auto bestuurd, terwijl hij eerder die dag een groot aantal flesjes bier en shotjes alcoholhoudende drank had gedronken. Gelet op de in het bloed van verdachte aangetoonde hoeveelheid alcohol moet hij die dag flink onder invloed zijn geweest.
Hij heeft ervoor gekozen om in die toestand te gaan rijden, met twee van zijn vrienden in de auto, waarvan er eentje zonder gordel om in het midden van de achterbank zat terwijl hij met zijn armen over de voorstoelen hing. Hij is de macht over het stuur kwijtgeraakt en daardoor in botsing gekomen met een boom aan de rechterzijde van de weg.
Dit zijn ernstige strafbare feiten, waarmee verdachte niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook die van de overige verkeersdeelnemers en de inzittenden van de auto die hij bestuurde in gevaar heeft gebracht. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij de verantwoordelijkheid neemt voor zijn alcoholgebruik en voor het veroorzaken van het verkeersongeval.
Uit de verklaring die door verdachte ter terechtzitting is afgelegd blijkt dat het verkeersongeval nog steeds een grote impact op hemzelf heeft. Hij heeft aangegeven dat hij zich erg schuldig voelt ten opzichte van zijn twee vrienden die zich als passagier in de door hem bestuurde auto bevonden. Als gevolg van het ongeval hebben zij ernstig lichamelijk letsel opgelopen. Ook heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij tot op de dag van vandaag kampt met herbelevingen van het ongeval. Hij heeft meerdere keren oprecht spijt betuigd van zijn handelen.
Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, zodat in die zin geen sprake is van strafverzwarende omstandigheden.
Al met al acht de rechtbank het in dit geval passend om aan verdachte een geldboete op te leggen ter hoogte van het bedrag zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank zal naast de door de officier van justitie gevorderde geldboete ook een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden opleggen, omdat de rechtbank -anders dan door de officier van justitie is gerekwireerd- komt tot een bewezenverklaring van twee strafbare feiten, te weten een misdrijf en een overtreding.
De rechtbank zal deze ontzegging geheel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegde en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0,97 milligram);
en de overtreding:
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen:
ten aanzien van. feit 1 subsidiair:
een geldboeteter hoogte van
600,- eurosubsidiair 12 dagen hechtenis;
ten aanzien van feit 2:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van 1 jaar;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. L. Soeteman en mr. L.P. Stapel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 4 juni 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost Brabant ,Dienst Regionale Operationele Samenwerking