ECLI:NL:RBOBR:2024:2343

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
23/2489
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over verschoonbare termijnoverschrijding bij bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Oost-Brabant over het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaarschrift door de minister van Financiën. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van Sociale Banken Nederland, dat haar schuld van €1.600,- bij de Rabobank niet zou worden terugbetaald. De rechtbank behandelt de zaak op 24 mei 2024 en oordeelt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat eiseres door bijzondere omstandigheden, waaronder de ziekte van haar moeder en haar eigen gezondheidsproblemen, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om opnieuw inhoudelijk op het bezwaar van eiseres te beslissen. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die zijn vastgesteld op €1.750,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/2489

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: V.N. Giang)

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaarschrift door verweerder.
1.1.
Bij besluit van 4 januari 2023 (het primaire besluit) heeft Sociale Banken Nederland besloten dat de door eiseres aangemelde schuld van €1.600,- bij de Rabobank niet zal worden terugbetaald. Eiseres heeft op 25 februari 2023, door verweerder ontvangen op 6 maart 2023, hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 18 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en haar broer [naam] en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig binnen de wettelijke bezwaartermijn is ingediend en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank moet beoordelen of verweerder het bezwaar terecht niet ontvankelijk heeft verklaard.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiseres daarom gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat verweerder het besluit waartegen bezwaar is gemaakt bekend heeft gemaakt op 4 januari 2023, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 15 februari 2023.
4.1.
Eiseres heeft het bezwaarschrift gedagtekend op 25 februari 2023 en het bezwaarschrift is op 6 maart 2023 ontvangen door verweerder.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Eiseres betwist niet dat zij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Zij vindt echter dat de te late indiening haar niet aangerekend kan worden. Zij voert daartoe onder meer aan dat zij, als gedupeerde van de toeslagenaffaire, naar Kenia was afgereisd om tot rust te komen en daar mogelijk misschien ook een bestaan te kunnen opbouwen. Eenmaal in Kenia kreeg zij het bericht dat haar moeder ernstig ziek was en kreeg zij zelf een slechte uitslag van een medisch onderzoek. Zo snel als mogelijk was heeft zij alsnog bezwaar gemaakt.
5.1.
De vraag die door het bestuursorgaan en door de bestuursrechter in geval van een termijnoverschrijding moet worden beantwoord, is of “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest”. In dat verband zijn twee aspecten van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het niet tijdig indienen van het bezwaar- of beroepschrift aan de indiener kan worden toegerekend. Voor het oordeel dat de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, kan grond bestaan als deze het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door het handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook wegens andere redenen. Als de termijnoverschrijding aan de indiener kan worden toegerekend, dan is deze niet verschoonbaar.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat wat eiseres in haar beroepschrift aanvoert over de feiten waarom zij te laat was met het indienen van een bezwaarschrift niet helemaal overeenkomt met de feiten zoals die in bezwaar zijn gepresenteerd. Ook ter zitting worden de feiten ten opzichte van wat in het beroepschrift is aangevoerd weer iets bijgesteld en aangevuld. De rechtbank heeft om die reden afgezien van het horen van de broer van eiseres als getuige omdat niet op voorhand voldoende duidelijk is toegelicht ten bewijze van welke feiten hij als broer zou gaan getuigen. De rechtbank heeft de broer uiteindelijk wel als informant gehoord.
5.3.
De feiten zoals die nu in beroep worden gepresenteerd komen erop neer dat eiseres op 5 januari 2023 naar Kenia is gereisd. Zij is aldaar getrouwd met een Keniaanse man, [naam] . Toen eiseres in Kenia was kreeg zij bericht van haar broer dat hun moeder ernstig ziek was. Eiseres is teruggekomen naar Nederland op 24 februari 2024 en op 26 februari 2026 is haar moeder in Nederland overleden. Eiseres heeft de rouwbrief als bewijsstuk meegestuurd. Als bewijsstuk heeft eiseres verder een whatsapp bericht van haar broer overgelegd van 13 januari 2023 waarin hij schrijft dat hun moeder waarschijnlijk kanker heeft en dat hij ook post van eiseres heeft gehad over de schulden van de bank die hij aan hun moeder zal geven om na te kijken.
5.4.
De rechtbank leidt uit dat wat eiseres ter zitting vertelt en de bewijsstukken af dat eiseres op zichzelf binnen de bezwaartermijn wel kennis heeft gekregen van de beslissing en dus ook wist van de mogelijkheid om daartegen bezwaar te maken, maar dat in die periode ook haar moeder ernstig ziek is geworden en uiteindelijk is overleden. Eiseres voert ter zitting nog meer aan over de problemen waarmee zij in die periode te maken had, zoals het bericht dat haar huurwoning in Nederland gesloopt zou gaan worden en de omstandigheid dat bij haarzelf een voorstadium van baarmoederhalskanker was vastgesteld. Niet van alle deze omstandigheden heeft eiseres bewijsstukken meegestuurd. De rechtbank merkt dat het op de zitting ook best lastig is voor eiseres om het verhaal goed op een rijtje te zetten wat mogelijk ook verklaart dat in de loop van de procedure het verhaal wordt bijgesteld. De rechtbank gaat er niet vanuit dat eiseres dit met opzet doet. De rechtbank heeft uitvoerig met eiseres gesproken en stelt vast dat eiseres een lastig leven heeft gehad dat ook al voordat zij gedupeerd werd door de toeslagenaffaire de nodige problemen kende. De rechtbank sluit daarom niet uit dat de mogelijkheden van eiseres om zaken in haar leven goed te regelen minder groot kunnen zijn dan op het oog lijkt. Eiseres is ook inmiddels via de praktijkondersteuner van haar huisarts verwezen naar maatschappelijk werk. De rechtbank stelt verder vast dat het netwerk van eiseres vooral bestaat uit haar broer en haar overleden moeder die haar hielpen en dat in het tijdvak voor het maken van bezwaar haar moeder ernstig ziek was. Voorstelbaar is dat het netwerk van eiseres en eiseres zelf dus met andere dingen bezig waren dan met het indienen van een bezwaarschrift. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Daarbij neemt de rechtbank ook mee dat eiseres vrij snel na het overlijden van haar moeder alsnog bezwaar heeft gemaakt. De beroepsgrond slaagt.
5.5.
Verweerder heeft de rechtbank ter zitting gevraagd om niet terug te verwijzen wanneer het beroep gegrond wordt verklaard want verweerder heeft in het bestreden besluit ook een ambtshalve beoordeling gemaakt met betrekking tot de afgewezen schuld aan de Rabobank. Verweerder heeft erop gewezen dat er nog een andere zaak van eiseres bij de rechtbank aanhangig is en dat dan beide beroep tegelijk behandeld kunnen worden. Eiseres heeft daartegenin gebracht dat verweerder nog eens goed naar die andere zaak moet kijken omdat die eenvoudig kan worden opgelost. Eiseres ziet hierin geen reden dat beide zaken samen behandeld moeten worden.
5.6.
De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak het geschil finaal te beslechten. Een inhoudelijk debat over de afwijzing van de schuld is niet gevoerd en de ambtshalve beoordeling die verweerder heeft gemaakt, is niet hetzelfde als een integrale heroverweging van het primaire besluit waarbij eiseres mogelijk ook nog gehoord zal moeten worden. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en verweerder opdragen alsnog inhoudelijk op het bezwaar van eiseres te beslissen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 6:11 van de Awb vernietigen en verweerder opdragen om alsnog inhoudelijk op de bezwaren van eiseres te beslissen. Omdat het beroep gegrond is, heeft eisers recht op vergoeding van het door haar betaalde griffierecht en de door haar gemaakte proceskosten. Voor de proceskosten voor de verleende rechtsbijstand komt dit neer op een bedrag ter hoogte van € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden tot een bedrag van € 50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Ekiz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak RvS waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak RvS vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.