ECLI:NL:RBOBR:2024:2317

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
22/870
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen verkeersbesluit wegens ontbreken zienswijze

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. Eiser had beroep ingesteld tegen een verkeersbesluit van het college, maar had geen zienswijze ingediend op het ontwerp-verkeersbesluit. De rechtbank oordeelde dat eiser redelijkerwijs verweten kon worden dat hij geen zienswijze had ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep. De rechtbank overwoog dat de wet bepaalt dat in dergelijke gevallen het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, tenzij eiser kan aantonen dat het verkeersbesluit aanzienlijke gevolgen voor het milieu heeft. Eiser kon dit niet aannemelijk maken. De rechtbank merkte op dat andere omwonenden wel zienswijzen hadden ingediend, wat de opvatting van eiser over de zienswijzeprocedure in twijfel trok. Daarnaast werd vastgesteld dat er per abuis een te laag griffierecht was geheven, maar de rechtbank besloot om het resterende bedrag niet alsnog te heffen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/870

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, het college
(gemachtigde: mr. M.J.M.J. Heutink).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van het college en namens het college [naam] deelgenomen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank na een onderbreking voor raadkameroverleg mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Motivering

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een verkeersbesluit van het college. Voordat dit beroep op de zitting van de rechtbank is behandeld is er globaal het volgende gebeurd.
1.1.
Op 15 december 2021 heeft het college een ontwerp-verkeersbesluit genomen Dit is op 22 december 2021 gepubliceerd. [1] In dit ontwerp-verkeersbesluit staat dat belanghebbenden zes weken de tijd hebben om daarover een zienswijze naar voren te brengen, [2] dus tot en met 2 februari 2022. Vervolgens heeft het college op 16 februari 2022 het verkeersbesluit genomen. [3] Met het verkeersbesluit zijn diverse verkeersmaatregelen genomen die onder andere raken aan de verkeerssituatie op de kruising Kruisstraat-Nieuwe Fellenoord-Gildelaan.
1.2.
Eiser en een aantal andere belanghebbenden hebben beroep ingesteld tegen het verkeersbesluit, omdat zij het met diverse onderdelen van het verkeersbesluit niet eens zijn. Tijdens deze beroepsprocedures is het college in gesprek gebleven met omwonenden en heeft het onderzoeken uitgevoerd. Het college heeft de rechtbank verzocht de beroepsprocedures “in de wacht te zetten” [4] om de uitkomsten van de gesprekken en onderzoeken af te wachten.
1.3.
Naar aanleiding van die besprekingen en onderzoeken heeft het college op 9 februari 2023 nog een verkeersbesluit genomen. [5] Mede naar aanleiding van dat besluit hebben de andere belanghebbenden hun beroepsprocedures ingetrokken. Eiser wil zijn beroepsprocedure voortzetten, omdat hij vindt dat er (nog altijd) geen afdoende maatregelen zijn genomen om de in zijn ogen gevaarlijke situatie rondom de kruising Kruisstraat-Nieuwe Fellenoord-Gildelaan te doen verbeteren.
2. Het college vindt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De reden daarvoor is dat eiser geen zienswijze over het ontwerp-verkeersbesluit van 15 december 2021 naar voren heeft gebracht wat volgens het college eiser redelijkerwijs is te verwijten. De wet zegt in zo’n geval dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. [6] Het college wijst er nog op dat deze wettelijke regel door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is genuanceerd in bepaalde omgevingsrechtelijke zaken, [7] waaronder ook deze zaak kan vallen. [8] In dat geval is het wel aan eiser om aannemelijk te maken dat het verkeersbesluit aanzienlijke gevolgen voor het milieu heeft. [9] Het college betwist dat van dergelijke gevolgen sprake is en wijst erop dat eiser het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt.
3. Eiser erkent dat hij geen zienswijze over het ontwerp-verkeersbesluit naar voren heeft gebracht. Op de zitting heeft eiser gezegd dat hij dacht dat het naar voren brengen van een zienswijze alleen iets was voor specialisten of deskundigen. De rechtbank vindt dat ook met die uitleg het eiser redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht. In het ontwerp-verkeersbesluit van 15 december 2021 staat namelijk niets waaruit kan worden opgemaakt dat het naar voren brengen van zienswijzen alleen voor specialisten of deskundigen zou zijn. Uit de Nota van zienswijzen blijkt verder dat diverse andere omwonenden wel een zienswijze naar voren hebben gebracht. De opvatting van eiser over de zienswijzeprocedure was in dit geval kennelijk geen gemeengoed. Tot slot is eiser het met het college eens dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het verkeersbesluit aanzienlijke gevolgen voor het milieu heeft. Gelet hierop moet het beroep van eiser – zoals door het college terecht is bepleit – niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Van eiser is per abuis een te laag griffierecht (van € 50) geheven. Dat heeft de rechtbank pas kort voor de zitting geconstateerd. Dat, en ook de looptijd van deze procedure, is voor de rechtbank aanleiding de griffier niet alsnog op te dragen het restant van het daadwerkelijk verschuldigde griffierecht van (€ 184 - € 50 =) € 134 van eiser te heffen.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.L. Verbruggen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2021, 464027.
2.Zoals bedoeld in artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Gemeenteblad 2022, 77566.
4.In juridisch jargon: aan te houden.
5.Gemeenteblad 2023, 61482. Dit besluit is een rectificatie van het verkeersbesluit van 3 februari 2023 – gepubliceerd in Gemeenteblad 2023, 52956 – waarin een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing stond.
6.Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786.
8.ABRvS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1981.
9.Rechtbank Limburg 12 februari 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:675.