Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
.In de brief is vermeld:
“een beoordeling van de zaak ten gronde”door het Finse Openbaar Ministerie niet blijkt. In het arrest heeft het Hof gesteld dat het Openbaar Ministerie in de eerste lidstaat blijkbaar heeft geconcludeerd dat er
“geen enkel bewijs”was, hetgeen niet de conclusie is van het Finse Openbaar Ministerie in de onderhavige zaak. Het arrest is daarom niet van belang waardoor geen sprake kan zijn van niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
geen enkel” bewijs, zoals genoemd in het arrest. Verder blijkt uit het arrest dat er ook op wordt gewezen dat de procedure onder strikt omschreven voorwaarden kan worden voortgezet zoals wanneer belangrijke nieuwe feiten of omstandigheden aan het licht komen, mits het strafbare feit niet is verjaard, hetgeen eveneens is opgenomen in de Nederlandse wetgeving, zoals hierboven reeds is weergegeven. Nu niet is voldaan aan de voorwaarden van het arrest
en er nieuwe bezwaren bekend zijn geworden na de brief van het Finse Openbaar Ministerie zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van schending van het ne bis in idem-beginsel zoals door de raadsman is betoogd, waardoor het Nederlandse Openbaar Ministerie verdachte heeft mogen vervolgen.
De beoordeling van het bewijs.
Het bewijs in deze zaak steunt in beslissende mate op de, zoals hiervoor overwogen, betrouwbaar geachte getuigenverklaring van [getuige] . De rechtbank stelt echter vast dat de verklaring over de
betrokkenheiden de
rolvan verdachte bij de in de tenlastelegging genoemde drugstransporten van Nederland naar Finland niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.