ECLI:NL:RBOBR:2024:2293

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
01-043259-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere gekwalificeerde diefstallen met braak

In deze strafzaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 mei 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich in een periode van minder dan drie weken schuldig heeft gemaakt aan vier gekwalificeerde diefstallen, waaronder drie woninginbraken en één inbraak bij een sportvereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 november 2023 in Nederweert-Eind een Pokémon kussensloop en een spiegelreflexcamera heeft gestolen, op 13 november 2023 in Nederhemert een sigarenkistje met oude munten, en tussen 22 en 23 november 2023 in Veldhoven meerdere Twixen en elektrisch gereedschap. Op 2 december 2023 heeft hij opnieuw in Veldhoven snoepgoed gestolen uit een clubhuis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, zonder oplegging van een ISD-maatregel, omdat niet aan de voorwaarden voor deze maatregel was voldaan. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor de materiële schade die door de diefstallen is veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten van de benadeelde partijen en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.043259.24
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 april 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 12 november 2023 te Nederweert-Eind, gemeente Nederweert
een Pokémon kussensloop en/of een spiegelreflexcamera in camerahoes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon 1] en gezin, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, een woning ( [adres 4] ), heeft verschaft en/of die/ dat weg te nemen goederen/ goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 13 november 2023 te Nederhemert, gemeente Zaltbommel
een sigarenkistje met oude munten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, een woning ( [adres 5] ), heeft verschaft en/of die/ dat weg te nemen goederen/ goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2023 tot en met 23 november 2023 te Veldhoven
meerdere Twixen (chocolade/ snoepgoed) en/of (elektrisch) gereedschap (zie de goederenbijlage: decoupeerzaagmachine Festool, afkortzaak Festool, invalzaag Festool, drie invalzaagbladen Festool, twee lineaal schroefklemmen Festool, haakse schroefkop Festool, slijpschijven, schuurmachine Festool, accuschroefboormachine Makita, laserafstandmeter Bosch),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en gezin, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft, een woning in aanbouw ( [adres 2] ), en/of die/ dat weg te nemen goederen/ goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 2 december 2023 te Veldhoven
snoepgoed/ chocolade (meerdere Twix-repen), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, een clubhuis ( [adres 3] ), heeft verschaft en/of dat/ die weg te nemen goederen/ goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Ten gevolge van een kennelijke schrijffout staat in de tenlastelegging onder feit 1 ‘ [adres 4] ’ vermeld. Gelet op de overige tekst van de tenlastelegging en in de context van het dossier begrijpt de rechtbank dat hier ‘ [adres 4] ’ wordt bedoeld. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest ‘ [adres 4] ’. Tevens herstelt de rechtbank het woord ‘afkortzaat’ in de tenlastelegging onder feit 3 en leest ‘afkortzaag’. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte hierdoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de vier ten laste gelegde gekwalificeerde diefstallen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de inhoud van de volgende bewijsmiddelen:
t.a.v. feit 1:
  • een proces-verbaal van aangifte van 12 november 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (p. 71-73), inhoudende de verklaring van aangeefster [persoon 1] ;
  • een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 4] ), opgemaakt en afgesloten op 21 november 2023 (p. 74-76, met bijlage p. 77-86), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] ;
  • een deskundigenrapportage van The Maastricht Forensic Institute, gerapporteerd door dr. P.J. Herbergs op 23 november 2023 (p. 88-91);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2024.
t.a.v. feit 2:
  • een proces-verbaal van aangifte van 13 november 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] (p. 92-94), inhoudende de verklaring van aangever [persoon 2] ;
  • een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 5] ), opgemaakt en afgesloten op 16 november 2023 (p. 95-98), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] ;
  • een rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Nederhemert, van het Nederlands Forensisch Instituut, gerapporteerd door ing. S. Tuinman op 6 december 2023 (p. 99-103);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2024.
t.a.v. feit 3:
  • een proces-verbaal van aangifte van 23 november 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] (p. 7-9), inhoudende de verklaring van aangeefster [benadeelde 1] ;
  • een bijlage goederen van de politie Eenheid Oost-Brabant, proces-verbaalnummer PL2100-2023257915-2, afgesloten op 22 februari 2024, aantal doorgenummerde bladzijden: 3;
  • een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ), opgemaakt en afgesloten op 30 november 2023 (p. 49-50), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 6] ;
  • een deskundigenrapportage van The Maastricht Forensic Institute, gerapporteerd door dr. P.J. Herbergs op 11 december 2023 (p. 52-56);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2024.
t.a.v. feit 4:
  • een proces-verbaal van aangifte van 6 december 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] (p. 22-24), inhoudende de verklaring van aangeefster [persoon 3] namens dameskorfbalvereniging [benadeelde 2] ;
  • een proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf ( [adres 3] ), opgemaakt en afgesloten op 12 januari 2024 (p. 62-63), inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 8] ;
  • een deskundigenrapportage van The Maastricht Forensich Institute, gerapporteerd door dr. N. Hidding op 12 januari 2024 (p. 64-68);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2024.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
t.a.v. feit 1:
op 12 november 2023 te Nederweert-Eind, gemeente Nederweert,
een Pokémon kussensloop en een spiegelreflexcamera in camerahoes, die aan [persoon 1] en gezin toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, een woning ( [adres 4] ), heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 2:
op 13 november 2023 te Nederhemert, gemeente Zaltbommel,
een sigarenkistje met oude munten, dat aan [persoon 2] toebehoorde,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, een woning ( [adres 5] ), heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 3:
in de periode van 22 november 2023 tot en met 23 november 2023 te Veldhoven,
meerdere Twixen (chocolade/ snoepgoed) en (elektrisch) gereedschap (zie de goederenbijlage: decoupeerzaagmachine Festool, afkortzaag Festool, invalzaag Festool, drie invalzaagbladen Festool, twee lineaal schroefklemmen Festool, haakse schroefkop Festool, slijpschijven, schuurmachine Festool, accuschroefboormachine Makita, laserafstandmeter Bosch),
die aan [benadeelde 1] en gezin toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft, een woning in aanbouw ( [adres 2] ), door middel van braak;
t.a.v. feit 4:
op 2 december 2023 te Veldhoven,
snoepgoed/chocolade (meerdere Twix-repen), die aan [benadeelde 2] toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, een clubhuis ( [adres 3] ), heeft verschaft door middel van braak.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat op basis van de justitiële documentatie niet kan worden vastgesteld dat aan alle voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de afwijzende houding van verdachte ten opzichte van de ISD-maatregel en op een mogelijk capaciteitsvraagstuk op de ISD-afdeling van de P.I. Vught. Tegen deze achtergrond heeft de raadsman verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen dan wel de behandeling van de zaak aan te houden voor nader onderzoek om na te gaan of aan genoemde voorwaarden voldaan is. Subsidiair heeft de raadsman – mocht de rechtbank een gevangenisstraf opleggen – verzocht om de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf te matigen tot één jaar, met aftrek van voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in nog geen drie weken tijd schuldig gemaakt aan vier gekwalificeerde diefstallen, waarvan drie woninginbraken en één inbraak bij een sportvereniging.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hiermee laat verdachte zien dat hij kennelijk geen respect heeft voor anderen en hun spullen en dat hij zich enkel laat leiden door financiële motieven.
Persoon van de verdachte
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met het volgende.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 7 februari 2024 blijkt dat verdachte meermaals voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. In de afgelopen vijf jaar is verdachte onder andere voor bedrijfsinbraken, (auto- en fiets)diefstallen en vernielingen veroordeeld tot taakstraffen en gevangenisstraffen. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten kort na een eerdere veroordeling gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijden van vijf eerdere veroordelingen, waarvoor hij onder toezicht bij de reclassering liep. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 29 april 2024. Uit dit rapport blijkt dat zowel het risico op recidive als het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Het risico op letsel wordt laag ingeschat. De reclassering ziet geen mogelijkheden om binnen een voorwaardelijk strafdeel met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen en adviseert daarom om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
ISD-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de justitiële documentatie van verdachte van 7 februari 2024 niet kan worden vastgesteld dat verdachte voldoet aan de criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel. Op grond van artikel 38m lid 1, aanhef en onder 2, Sr moeten de feiten immers zijn begaan na tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen, maatregelen of taakstraffen waarvoor hij in de vijf jaar voorafgaand aan het feit tenminste drie maal onherroepelijk is veroordeeld. Uit de justitiële documentatie blijkt weliswaar dat de straffen die aan verdachte bij twee onherroepelijk geworden arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 mei 2023 zijn opgelegd, zijn tenuitvoergelegd (het strafblad vermeldt ‘Executie: voldaan’ dan wel ‘Executie: voldaan CJIB’), maar niet wanneer dat is geweest. De officier van justitie heeft betoogd dat ervan kan worden uitgegaan dat de tenuitvoerlegging heeft plaatsgevonden voordat verdachte de nu tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, omdat verdachte op de zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij na het plegen van die feiten en voor zijn aanhouding van 7 februari 2024 naar zijn weten niet meer heeft vastgezeten. Die verklaring vindt de rechtbank echter een onvoldoende basis om die conclusie te dragen, te meer nu één van de veroordelingen een taakstraf van 40 uur betreft. Het strafblad van verdachte vermeldt in de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige feiten ook geen andere onherroepelijke én ten uitvoer gelegde veroordelingen als bedoeld in artikel 38m, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Overigens ziet de rechtbank geen aanleiding tot het heropenen van het onderzoek voor het opvragen van verduidelijking ten aanzien van de executie van de eerder opgelegde straffen. Verdachte heeft immers op de zitting te kennen gegeven dat hij niet gemotiveerd is om enige hulp van de reclassering te aanvaarden, en dat gebrek aan motivatie komt ook naar voren in de rapportages die over verdachte zijn opgesteld. Hoewel de maatregel primair strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte, heeft de oplegging van de ISD-maatregel gelet op de houding van verdachte dan geen enkele toegevoegde waarde ten opzichte van de straf die de rechtbank voornemens is aan verdachte op te leggen.
Gevangenisstraf
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat slechts het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor lange duur passend en geboden is. Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij een inbraak in een woning bij veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. Het uitgangspunt bij een inbraak in een bedrijfspand bij veelvuldige recidive is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee jaren passend en geboden. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een bedrag van €3.906,00 ter vergoeding van materiële schade (gestolen goederen en kosten noodreparatie ruit), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen, maar het bedrag te matigen omdat in de vordering geen rekening is gehouden met een afschrijvingspercentage. De officier van justitie heeft gevorderd om een bedrag van €3.500,- toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid om zo een afschrijvingspercentage toe te passen op de door de benadeelde partij gevorderde kosten ter vervanging van de gestolen goederen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering gedeeltelijk toewijsbaar. Zij zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid om de schade te begroten, nu de benadeelde partij om vergoeding van de aankoopwaarden van de gestolen goederen heeft verzocht, terwijl een aantal van deze goederen al enkele jaren geleden zijn aangeschaft. De rechtbank overweegt dat van de in 2023 aangeschafte goederen het aanschafbedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Ook komt de (nood)reparatie van de ruit voor volledige vergoeding in aanmerking. Op de goederen die vóór 2023 zijn aangeschaft past de rechtbank een afschrijvingspercentage van 30% toe.
De rechtbank acht aldus toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van €3.321,92. Dit bedrag bestaat uit een volledige vergoeding van de posten 1, 10, 12, 13 en post 3: invalzaag zaagblad uit 2023, alsmede de noodvoorziening ruit van € 85, in totaal bedragende € 1.959,50, en een vergoeding van 70 % van de overige posten, in totaal bedragende € 1.362,87 (€ 1.946,95 – 30% afschrijving), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag ter algehele voldoening.
De rechtbank wijst het hoger gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding af.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij “ [benadeelde 2] ”.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een bedrag van €2.503,58 ter vergoeding van materiële schade (reparatie inbraak schade en Samsung televisie), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het verzoek tot vergoeding van de Samsung televisie (€730,68) niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit geen rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade is. De officier van justitie heeft gevorderd het verzoek tot schadevergoeding voor het overige toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is ook van mening dat de vordering voor de Samsung televisie (€730,68) niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van €1.772,90, bestaande uit materiële schadevergoeding, te weten reparatie van de inbraak schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het gevorderde bedrag voor de Samsung televisie, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 57, 60a, 63, 311 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
t.a.v. feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
t.a.v. feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
t.a.v. feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. feit 3:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€3.321,92, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 23 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank wijst het hoger gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding af.
De rechtbank
legtaan verdacht
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 1] , van een bedrag van €3.321,92 en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 42 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
t.a.v. feit 4:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] ”
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€1.772,90, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 2 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 2] ", van een bedrag van
€1.772,90en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Soeteman, voorzitter,
mr. M.E. Bartels en mr. M.M.J. Nuyten, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts en mr. J.M. van Noord, griffiers,
en is uitgesproken op 30 mei 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, met registratienummer: PL2100-2024019499, afgesloten op 8 februari 2024, aantal doorgenummerde bladzijden: 103. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.