Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte 1]
[verdachte 2]
[verdachte 3]
[verdachte 6]
[verdachte 10]
Rechtbank Oost-Brabant
Op 21 mei 2024 vond een openbare zitting plaats bij de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch, waar de rechtbank een tussenuitspraak deed naar aanleiding van een aanhoudingsverzoek en onderzoekswensen van de verdediging in een strafzaak. De rechtbank bestond uit mr. E. Boersma als voorzitter, mr. A. Bernsen en mr. S.J.H. van de Kant als leden, en S.A. Nuyens als griffier. De officieren van justitie waren mr. M. van Dam en mr. M.P. Visser. De verdachten waren bijgestaan door verschillende advocaten, waaronder mr. T. Scheffer en mr. R.B.M. Poppelaars.
De verdediging had verzocht om aanhouding van de zaak in verband met de noodzaak om kennisgevingen te ontvangen over de interceptie van gegevens door Frankrijk (met betrekking tot EncroChat en Sky-ECC) en een onbekende EU-lidstaat (ANØM). Dit verzoek was gebaseerd op de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 30 april 2024 (ECLI:EU:C:2024:372), waarin werd gesteld dat een kennisgeving noodzakelijk is voor de rechtsbescherming van de betrokken individuen.
De rechtbank overwoog dat Nederland al geruime tijd op de hoogte was van de interceptie van gegevens van EncroChat en Sky-ECC, en dat er voorafgaand aan de verstrekking van deze gegevens een rechterlijke toets had plaatsgevonden. Daarom werd het verzoek om een kennisgeving van Frankrijk afgewezen. Wat betreft ANØM werd opgemerkt dat er geen kennisgeving was ontvangen van de onbekende EU-lidstaat, maar dat Nederland wel op de hoogte was van de interceptie door de Amerikaanse autoriteiten. Ook dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank besloot dat het aanhoudingsverzoek werd afgewezen en dat de bespreking van de feiten kon beginnen.