ECLI:NL:RBOBR:2024:2187

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
01-019728-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanhoudingsverzoek en onderzoekswensen in strafzaak met betrekking tot EncroChat, Sky-ECC en ANØM

Op 21 mei 2024 vond een openbare zitting plaats bij de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch, waar de rechtbank een tussenuitspraak deed naar aanleiding van een aanhoudingsverzoek en onderzoekswensen van de verdediging in een strafzaak. De rechtbank bestond uit mr. E. Boersma als voorzitter, mr. A. Bernsen en mr. S.J.H. van de Kant als leden, en S.A. Nuyens als griffier. De officieren van justitie waren mr. M. van Dam en mr. M.P. Visser. De verdachten waren bijgestaan door verschillende advocaten, waaronder mr. T. Scheffer en mr. R.B.M. Poppelaars.

De verdediging had verzocht om aanhouding van de zaak in verband met de noodzaak om kennisgevingen te ontvangen over de interceptie van gegevens door Frankrijk (met betrekking tot EncroChat en Sky-ECC) en een onbekende EU-lidstaat (ANØM). Dit verzoek was gebaseerd op de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 30 april 2024 (ECLI:EU:C:2024:372), waarin werd gesteld dat een kennisgeving noodzakelijk is voor de rechtsbescherming van de betrokken individuen.

De rechtbank overwoog dat Nederland al geruime tijd op de hoogte was van de interceptie van gegevens van EncroChat en Sky-ECC, en dat er voorafgaand aan de verstrekking van deze gegevens een rechterlijke toets had plaatsgevonden. Daarom werd het verzoek om een kennisgeving van Frankrijk afgewezen. Wat betreft ANØM werd opgemerkt dat er geen kennisgeving was ontvangen van de onbekende EU-lidstaat, maar dat Nederland wel op de hoogte was van de interceptie door de Amerikaanse autoriteiten. Ook dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank besloot dat het aanhoudingsverzoek werd afgewezen en dat de bespreking van de feiten kon beginnen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers:
01.019728.21 [ [verdachte 1] ]
01.019777.21 [ [verdachte 2] ]
01.037546.21 en 01.150329.22 (ttz. gevoegd) [ [verdachte 3] ]
01.140826.21 [ [verdachte 4] ]
01.235439.21 [ [verdachte 5] ]
01.289192.21 [verdachte 6] ]
01.337211.21 [ [verdachte 7] ]
01.037627.22 [ [verdachte 8] ]
01.084867.22 [ [verdachte 9] ]
01.108358.22 [ [verdachte 10] ]
01.169057.22 [ [verdachte 11] ]
01.183784.22 [ [verdachte 12] ]
01.255955.22 [ [verdachte 13] ]
01.190951.23 [ [verdachte 14] ]
01.191356.23 [ [verdachte 15] ]
01.191447.23 [ [verdachte 16] ]
Dit verkort proces-verbaal bevat de beslissing van de rechtbank op het ter terechtzitting gedane aanhoudingsverzoek tijdens de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, locatie ’s-Hertogenbosch op 21 mei 2024.
De samenstelling van de rechtbank is als volgt:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. S.J.H. van de Kant, leden, en
S.A. Nuyens, griffier.
Als officieren van justitie fungeren mr. M. van Dam en mr. M.P. Visser.
De verdachte, genaamd:

[verdachte 1]
geboren te [geboorteplaats van verdachte 1] op [1996] ,
wonende te [adres van verdachte 1] ,
is verschenen,
bijgestaan door mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam.

[verdachte 2]
wonende te [adres van verdachte 2] ,
thans gedetineerd te P.I. Sittard,
geboren te [geboorteplaats van verdachte 2] op [1971] ,
is verschenen,
bijgestaan door mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda.

[verdachte 3]
geboren te [geboorteplaats van verdachte 3] op [1981] ,
wonende [adres van verdachte 3] ,
is verschenen,
bijgestaan door mr. J.H.M. van Dinten, advocaat te Eindhoven.

[verdachte 6]
geboren te [geboorteplaats van verdachte 7] op [1981] ,
wonende te [adres van verdachte 6] ,
is verschenen,
bijgestaan door mr. L.H.M. van Rosendaal, advocate te Eindhoven.

[verdachte 10]
geboren te [geboorteplaats van verdachte 10] op [1984] ,
wonende [adres van verdachte 10] ,
is verschenen,
bijgestaan door mr. D.R. Kops, advocaat te Utrecht.
Tevens zijn verschenen mr. J. van Wijk namens [verdachte 15] en [verdachte 8] , mr. B.G.M. Frencken namens verdachte [verdachte 14] en mr. C. Haanappel namens verdachte [verdachte 11] . De raadslieden verklaren bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn namens hun cliënt het woord te voeren. De rechtbank stemt hier mee in.
De voorzitter:
De raadsman van verdachte [verdachte 2] , mr. Poppelaars, heeft per email van 16 mei 2024 een aanhoudingsverzoek gedaan in samenhang met een tweetal onderzoekswensen die zien op de cryptomaterie in dit dossier. De raadslieden mr. Polat (verdachte [verdachte 10] ), mr. Van Dinten (verdachte [verdachte 3] ), mr. Van Rosendaal (verdachte [verdachte 6] ), mr. Van Wijk (verdachte [verdachte 8] ) en mr. Bouchikhi (verdachte [verdachte 4] ) hebben zich (deels) bij dit verzoek aangesloten.
Mr. Poppelaars heeft zijn verzoek ter terechtzitting kort samengevat als volgt nader toegelicht. Door de raadsman is, onder verwijzing naar de uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 30 april 2024 (ECLI: EU:C:2024:372), aangevoerd dat op grond van artikel 31 van de EOB richtlijn (Richtlijn 2014/41/EU) zowel ten aanzien van EncroChat als ANØM een kennisgeving aan Nederland had moeten worden gezonden van de interceptie die plaatsvond op Nederlands grondgebied. Deze kennisgeving dient onder meer te behelzen wat het onderwerp van onderzoek is en wat het doel is van de interceptie. De richtlijn dient, anders dan door de Hoge Raad in ECLI:HR:2023:913 werd gesteld, niet enkel ter bescherming van de soevereiniteit van het land op wiens grondgebied de interceptie plaatsvindt maar ook de rechtsbescherming van de burger. Naar aanleiding van de kennisgeving dient er een toets plaats te vinden volgens Nederlands recht waarbij ook de belangen van de betrokken individuen worden meegewogen. Een dergelijke kennisgeving kan ook op een later tijdstip worden afgegeven. Op die manier kan dan nog worden vastgesteld wat de toets van de rechter-commissaris had moeten zijn. Dit moet alsnog gebeuren gelet op het doeltreffendheidsbeginsel.
Verder heeft mr. Poppelaars zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank dient te beslissen op de gedane verzoeken alvorens de feitenbespreking in deze zaak kan worden aangevangen.
De officieren van justitie hebben zich verzet tegen toewijzing van de onderzoekswensen en aanhouding van de zaak op de gronden zoals verwoord in een tevens op schrift gestelde reactie.
De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor het houden van beraad.
Na gehouden beraad hervat de voorzitter het onderzoek ter terechtzitting en deelt aansluitend de beslissing van de rechtbank mede.
De voorzitter:
Door de verdediging van verschillende verdachten is verzocht om aanhouding ten behoeve van het alsnog verstrekken van een kennisgeving als bedoeld in artikel 31 van de EOB-richtlijn (2014/41) met betrekking tot de interceptie van gegevens door Frankrijk (Encrochat/Sky-ECC) en een onbekend derde EU-land (ANØM). In dat kader wordt gewezen op het onlangs gewezen arrest van het Hof van Justitie van de EU van 30 april 2024.
In dit stadium van het geding en bij de huidige stand van zaken geeft de rechtbank het volgende oordeel over het aanhoudingsverzoek en de onderzoekswensen:

Encrochat/SkyECC:

In beginsel is op basis van de Richtlijn 2014/41/EU bij interceptie op grondgebied van een andere EU lidstaat een kennisgeving nodig. Met betrekking tot de interceptie van gegevens van Encrochat en Sky-ECC telefoongegevens op Nederlands grondgebied kan worden vastgesteld dat Nederland al geruime tijd op de hoogte was van het onderwerp en het doel van de interceptie. Dit blijkt onder meer uit de 149b stukken verstrekt in de Encrochat materie en de verstrekte JIT-overeenkomst in de SkyECC materie. De onderzoeken waren gericht op de diensten zelf en de gebruikers ervan.
Teneinde de belangen van de verdediging in de zin van artikel 6 EVRM te waarborgen heeft er voorafgaande aan de verstrekking een rechterlijke toets plaatsgevonden (de 126uba en 126t-machtigingen). Daarmee is volledig voldaan aan de waarborgen die worden onderschreven in het door het Hof van Justitie EU gegeven arrest van 30 april 2024 in de Berlijnse zaak.
Het verzoek tot het alsnog verstrekken van een kennisgeving door Frankrijk wordt dus nu afgewezen.

ANØM:

Ook voor de onbekende EU-lidstaat geldt dat de Richtlijn 2014/41/EU in beginsel de verplichting oplevert om een kennisgeving te doen uitgaan dat sprake was van interceptie op in dit geval Nederlands grondgebied. Of een dergelijke kennisgeving is uitgegaan is niet bekend, deze bevindt zich in ieder geval niet bij de stukken. Nederland heeft echter voorafgaand aan het ontvangen van de ANØM-data wel een kennisgeving ontvangen van de Amerikaanse autoriteiten op 23 maart 2021.
Ook hierin staat uitgelegd wat het onderwerp en het doel van de interceptie is. De Nederlandse autoriteiten waren dus op de hoogte.
Er is vervolgens door het Openbaar Ministerie een aantal uitgangspunten gehanteerd bij het onderzoek aan de ontvangen data, vergelijkbaar met het kader dat door de RC inzake Encrochat en SkyECC is gehanteerd. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de waarborgen die worden onderschreven in het door het Hof van Justitie EU gegeven arrest van 30 april 2024 in de Berlijnse zaak.
Het verzoek tot het alsnog verstrekken van een kennisgeving door de onbekende EU-lidstaat wordt dus ook nu afgewezen.
Dat betekent dat het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen en dat kan worden begonnen aan de bespreking van de feiten.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.