ECLI:NL:RBOBR:2024:2141

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
01.140838.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een bestelauto betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte reed op 11 september 2022 met een snelheid van minimaal 30 km/u boven de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u de bebouwde kom van Heesch binnen. Bij het inrijden van een chicane verloor hij de controle over het voertuig, wat resulteerde in een botsing met een boom. De bijrijder van de verdachte liep hierdoor zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een subarachnoïdale bloeding, longcontusie en leverlaceratie, waarvoor meerdere medische ingrepen noodzakelijk waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, maar sprak hem vrij van roekeloosheid. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uren op, een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 8 mei 2024, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.140838.23]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.140838.23
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te Oss op [2001] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 april 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. primair:
hij, op of omstreeks 11 september 2022, te Heesch, gemeente Bernheze, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Nistelrodeseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-te rijden met een (veel) hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum snelheid
van 50 km/uur, althans te rijden met een aanmerkelijke snelheid, althans te rijden met een
snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse noodzakelijk was en/of
-niet en/of onvoldoende in te sturen bij een chicane en/of een (flauwe) bocht, althans niet de
handelingen te verrichten die van hem, verdachte, werden vereist en/of
-met het voertuig tegen een trottoirband aan te rijden en/of
-(vervolgens) de controle over het door hem bestuurde voertuig te verliezen en/of
-(vervolgens) slippend en/of draaiend van de rijbaan af te rijden en/of te glijden en/of
-(vervolgens) tegen een boom aan te rijden en/of te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een subarachnoïdale bloeding en/of een longcontusie en/of een leverlaceratie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 11 september 2022, te Heesch, gemeente Bernheze, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Nistelrodeseweg,
-heeft gereden met een (veel) hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum
snelheid van 50 km/uur, althans heeft gereden met een aanmerkelijke snelheid, althans
heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig verkeer ter plaatse
noodzakelijk was en/of
-niet en/of onvoldoende heeft ingestuurd bij een chicane en/of een (flauwe) bocht,
althans niet de handelingen heeft verricht die van hem, verdachte, werden vereist
en/of
-(waardoor) hij, verdachte, met het voertuig tegen een trottoirband aan is gereden en/of
-(vervolgens) de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft verloren en/of
-(vervolgens) slippend en/of draaiend van de rijbaan af is gereden en/of is gegleden en/of
-(vervolgens) tegen een boom aan is gereden en/of is gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Inleiding.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Hij zou dit hebben gedaan door als bestuurder van een auto met veel te hoge snelheid de bebouwde kom van Heesch binnen te rijden, bij het inrijden van een chicane (een flauwe bocht) de macht over het stuur kwijt te raken en uiteindelijk tegen een boom aan te botsen. Hierdoor heeft zijn bijrijder zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gerekwireerd, waarbij sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld wat ten tijde van het ongeval de ter plaatse geldende maximumsnelheid was en dat het voor moet worden gehouden dat dit 80 kilometer per uur was. Dit zou betekenen dat verdachte met een kleine snelheidsoverschrijding slechts een inschattingsfout bij het insturen van de chicane heeft gemaakt en dat is onvoldoende voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW). Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde verkeersovertreding heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De bewijsbijlage.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bewijsbijlage die onderdeel uitmaakt van dit vonnis. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
Juridisch kader artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent dat in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, waarbij roekeloos geldt als de zwaarste vorm
van schuld.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van roekeloosheid moeten zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen
en dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Voor roekeloosheid in juridische zin moet sprake zijn van een combinatie van verkeersgevaarlijke gedragingen zoals genoemd in artikel 5a van de WVW of één verkeersgevaarlijke gedraging die gedurende lange tijd wordt verricht.
Voor de overige schuldgradaties van artikel 6 van de WVW is (minimaal) een min of
meer grove of aanmerkelijke schuld vereist. Deze vorm van schuld wordt wel aangeduid
als (aanmerkelijke) onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of onoplettendheid. Deze onvoorzichtigheid moet bovendien verwijtbaar zijn. Het gaat bij ‘schuld’ in deze zin
dus in de kern om een ‘aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid’. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Het gaat om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt, dan wel of het rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven van wat van een bestuurder van een motorvoertuig wordt geëist.
Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Of sprake is van een dergelijke mate van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is de weging en selectie van het beschikbare bewijsmateriaal voorbehouden aan de feitenrechter.
Vaststellingen
Het staat niet ter discussie dat verdachte als bestuurder van een bestelauto, , onvoldoende heeft ingestuurd bij een chicane waardoor hij met zijn voertuig tegen de trottoirbanden is gereden. Hierdoor zijn beide rechterbanden van zijn voertuig lek geraakt, waardoor verdachte de macht over het stuur is kwijtgeraakt. Vervolgens botste het voertuig tegen een lichtmast waardoor het voertuig om de as draaide om uiteindelijk tegen een boom te botsen en tot stilstand te komen. Het staat evenmin ter discussie dat het voertuig was beladen met 47 lachgasflessen en dat zijn bijrijder als gevolg van de botsing diverse zware verwondingen heeft opgelopen. Tot slot heeft de politie onweersproken geconstateerd dat het door verdachte bestuurde voertuig geen technische mankementen vertoonde.
De ter plaatse geldende maximumsnelheid
Het enige discussiepunt voor wat betreft de feitenvaststelling betreft de ten tijde van het ongeval geldende maximumsnelheid op de plaats van het ongeval. De verdediging heeft in dat verband gewezen op verschillen in de twee processen-verbaal van het team Forensisch Onderzoek-Verkeer (hierna FOV).
Zo wordt in het proces-verbaal 20 maart 2023 waarin de toedracht is onderzocht uitgegaan
dat het ongeval heeft plaatsgevonden binnen de bebouwde kom van Heesch met een ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, terwijl in het proces-verbaal van 6 januari 2023 waarin de snelheid van het door verdachte bestuurde voertuig is onderzocht
op meerdere plekken wordt vermeld dat er sprake is van een ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur buiten de bebouwde kom. De verdediging heeft er verder op gewezen dat verbalisant [verbalisant] bij beide onderzoeken betrokken is geweest. Volgens de verdediging kan op basis van het dossier dan ook niet worden vastgesteld wat ten tijde van het ongeval de ter plaatse geldende maximumsnelheid was en dat in het voordeel van verdachte moet worden uitgegaan van 80 kilometer per uur.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Het proces-verbaal van het FOV van 20 maart 2023 is opgesteld naar aanleiding van een op
11 september 2022 ter plaatse ingesteld onderzoek naar de toedracht van het circa een uur daarvoor plaatsgevonden verkeersongeval. Hierin wordt de onderzoekslocatie omschreven als ‘gelegen op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Nistelrodeseweg ter hoogte van huisnummer [huisnummer 1] , plaatselijk gelegen binnen de bebouwde kom van Heesch,
in de gemeente Bernheze. De wettelijk toegestane maximum snelheid bedroeg 50 km/u’
(pag. 33, eindpv). Dit wordt bij de bespreking van de verkeersmaatregelen ter plaatse herhaald met daarbij de afbeelding van een ter hoogte van huisnummer [huisnummer 2] van genoemde weg geplaatst gecombineerd verkeersbord waarop wordt aangegeven dat sprake is van de bebouwde kom Heesch en dat ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km/u geldt (pag. 38, eindpv). Onder het kopje ‘Toedracht’ (pag. 62, eindpv) wordt herhaald dat ter plaatse 50 km/u is toegestaan.
De rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan de juistheid van deze gegevens nu
deze bevindingen zijn gegrond op een ter plaatse ingesteld onderzoek op de dag van het ongeval.
De rechtbank heeft de juistheid van deze gegevens ook in Street View opnamen (Google) van maart 2021 en oktober 2022 bevestigd gezien. Hierop is namelijk telkens te zien dat ter hoogte van het [adres 2] te Heesch aan weerzijden van de rijbaan genoemd gecombineerd verkeersbord staat geplaatst.
De rechtbank stelt dan ook vast dat het ongeval binnen de bebouwde kom van Heesch
heeft plaatsgevonden met een ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 km/u.
De door verdachte gereden snelheid
Laatstgenoemd proces-verbaal bevat een snelheidsberekening aan de hand van camera-beelden, meer specifiek van twee verschillende beeldbestanden afkomstig van perceel [adres 3] te Heesch. Er wordt per afzonderlijk beeldbestand geconcludeerd
dat voorafgaande aan de botsing met de lichtmast is gereden met een indicatieve
gemiddelde snelheid van 93,8 km/u dan wel 80 km/u. De rechtbank acht de hieraan
ten grondslag liggende afzonderlijke berekeningen valide en maakt die tot de hare.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte met een overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid van minimaal 30 km/u de chicane is ingereden met het
hiervoor eerder beschreven verdere verloop van dien.
De rechtbank hecht geen geloof aan de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij dacht dat hij ter plaatse 80 km/u mocht rijden. Ten eerste vanwege de voormelde aanwezige bebording langs de weg, alsmede verdachtes verklaring bij de politie dat de maximaal toegestane snelheid 50 km/u was en dat hij zeker weet dat hij niet harder dan 50 km/u heeft gereden. De rechtbank heeft geen reden gezien verdachte niet aan deze verklaring te houden.
Beoordeling bewijs
De rechtbank oordeelt allereerst dat sprake is van causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval, in die zin dat als die gedragingen achterwege zouden zijn gebleven het ongeluk niet zou zijn gebeurd.
Toetsend aan het hiervoor weergegeven juridisch kader is naar het oordeel van de
rechtbank geen sprake van roekeloosheid, zodat verdachte van dit onderdeel (partieel)
wordt vrijgesproken. De rechtbank kwalificeert het verkeersgedrag van verdachte echter
wel als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank komt tot dit eindoordeel omdat verdachte als bestuurder van een beladen bestelauto met een forse overschrijding van de duidelijk zichtbaar aangegeven ter plaatse geldende maximumsnelheid de bebouwde kom van Heesch is binnengereden en met die snelheid een duidelijk zichtbare chicane, een aangebrachte bocht om nu juist het verkeer te vertragen, is ingereden met alle gevolgen
van dien.
Zwaar lichamelijk letsel
Op grond van de beschikbare medische informatie van het slachtoffer (‘subarachnoïdale bloeding in het hoofd, longcontusie en grote leverlaceratie, waarvoor meerdere ingrepen, later ook abces in de buik waarvoor drainage’) en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring waaruit volgt dat het slachtoffer, circa 20 maanden na het ongeval,
nog steeds aan het revalideren is, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van
zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen zoals hierna uitgeschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
(primair)
Op 11 september 2022, te Heesch, gemeente Bernheze, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Nistelrodeseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
-te rijden met een veel hogere snelheid dan de toen aldaar toegestane maximum snelheid
van 50 km/uur en
-onvoldoende in te sturen bij een chicane en
-met het voertuig tegen een trottoirband aan te rijden en
-vervolgens de controle over het door hem bestuurde voertuig te verliezen en
-vervolgens slippend en draaiend van de rijbaan af te rijden en te glijden en
-vervolgens tegen een boom aan te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een subarachnoïdale bloeding en een longcontusie en een leverlaceratie werd toegebracht.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.(
bijlage)
De officier van justitie heeft de navolgende straffen gevorderd:
-een taakstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis;
-een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 maanden;
-een rijontzegging van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft een taakstraf en een voorwaardelijke rijontzegging bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte is als bestuurder van een geladen bestelauto met een overschrijding van minimaal 30 km/u van de ter plaatse geldende maximumsnelheid de bebouwde kom van Heesch binnengereden, met die snelheid een chicane ingereden en vervolgens in die chicane de macht over het stuur kwijtgeraakt met een botsing met een boom tot gevolg. Hierdoor heeft zijn bijrijder, een goede vriend van verdachte, zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het slachtoffer ongeveer 20 maanden na het ongeval nog steeds aan het revalideren is. De rechtbank neemt het verdachte uiterst kwalijk dat hij met zijn onverantwoorde rijgedrag zijn passagier, voor wiens welzijn hij als bestuurder van de bestelbus op dat moment nu juist verantwoordelijk was, heeft blootgesteld aan voorzienbare gevaren. Uit een gesprek met het slachtoffer volgt zelfs ‘dat hij blij mocht zijn dat hij het ongeval had overleefd.’ Maar ook andere verkeersdeelnemers hadden door het afkeurenswaardige verkeersgedrag van verdachte kunnen worden gedupeerd.
De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte ter terechtzitting op geen enkele wijze de indruk heeft gewekt het laakbare van zijn gedrag in te zien. Integendeel, hij heeft zijn
schuld aan het ongeval enkel trachten te minimaliseren tot een enkele ‘inschattingsfout’
en herhaaldelijk uitgesproken zijn vervolging als ‘sneu’ te ervaren omdat zijn vriend hem
niets verwijt. Verdachte lijkt geheel niet doordrongen te zijn van de gevaren van zijn onverantwoorde rijgedrag.
Het is ook niet voor het eerst dat verdachte vanwege een verkeersdelicten met politie en justitie in aanraking is geweest en zich voor de rechter heeft moeten verantwoorden. Zo
heeft hij in de periode 2021-2022 vier keer een strafbeschikking opgelegd gekregen vanwege het rijden zonder rijbewijs. In 2023 is hij door de politierechter veroordeeld van het overtreden van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte het met de verkeersregels niet
zo nauw neemt, minst genomen sprake is van een laconieke verkeersdeelnemer en dat zonder een flinke stok achter de deur voor een nieuw verkeersdelict moet worden gevreesd.
De rechtbank ziet in de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden
geen aanleiding om hiermee in strafmatigende zin rekening te houden bij de strafoplegging.
Dat verdachte naar eigen zeggen de Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG-cursus) heeft gevolgd en deze cursus hem bewust heeft gemaakt van het belang van verantwoord rijgedrag ten behoeve van de verkeersveiligheid, neemt de rechtbank voor kennisneming aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak (LOVS) ontwikkelde oriëntatiepunten
die zien op het veroorzaken van een verkeersongeval met een aanmerkelijke mate van
schuld waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat oriëntatiepunt gaat uit van een taakstraf van 120 uren en een rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank heeft er echter geen vertrouwen in dat deze straffen bij deze verdachte voldoende effect zullen sorteren. De rechtbank acht dan ook een extra en duidelijk signaal op zijn plaats met de bedoeling dat dit verdachte, zijnde een beginnend bestuurder, ervan zal weerhouden wederom een verkeersdelict te plegen.
Het door verdachte ter terechtzitting geuite belang van het behoud van zijn rijbewijs
in verband met toekomstige beoogde koerierswerkzaamheden, wordt door de rechtbank
gepasseerd vanwege het vrijblijvende en vage karakter van dit gestelde voornemen. De rechtbank heeft er bovendien geen vertrouwen in dat een (deels) voorwaardelijke rijontzegging verdachte van het plegen van nieuwe verkeersdelicten zal weerhouden.
Alles overziende acht de rechtbank uit het oogpunt van normbevestiging en ter beteugeling van recidivegevaar een taakstaf van 100 uren, een rijontzegging van 6 maanden en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. De rechtbank verwacht dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf meer indruk op verdachte zal maken en hem als verkeersdeelnemer eerder op het rechte verkeerspad zal houden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de aard en
ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
(primair)
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

t.a.v. primair:

-Een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.

-
Een gevangenisstrafvoor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet
schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

-Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van

6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. O.Y. Ifzaren en mr. R.M.A. in 't Veld, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken op 22 mei 2024.