ECLI:NL:RBOBR:2024:2139

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
01-099015-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging, mishandeling en vernieling met tbs-maatregel

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, mishandeling, vernieling van een ophoudcel, en belediging van politieagenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 november 2022 tot en met 14 september 2023 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw, [slachtoffer 1], door haar te belagen en te bedreigen. De verdachte heeft ook geweld gebruikt tegen een reclasseringswerker, [slachtoffer 2], en heeft ambtenaren beledigd tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals geadviseerd door deskundigen, en heeft besloten om geen tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen, maar wel een tbs-maatregel met voorwaarden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 327 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast is hem een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], en de Nationale Politie voor de geleden schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingslocatie 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummers: 01.099015.23, 01.088224.23 en 01.157766.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1962] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Vught, PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 mei 2024.
Op de zitting van 8 mei 2024 heeft de rechtbank de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 8 augustus 2023 en 10 april 2024.
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01-099015-23 op de terechtzitting van 28 november 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 14 september 2023 te Eindhoven en/of te Waalre en/of te Grave, gemeente Land van Cuijk en/of elders in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door (telkens)
  • die [slachtoffer 1] (dreigende en/of agressieve en/of intimiderende) whatsapp-berichten en/of spraakberichten en/of voicemailberichten toe te sturen en/of te bellen en/of
  • zich in en/of nabij de woning en/of tuin van die [slachtoffer 1] te begeven en/of zich in de nabijheid van die [slachtoffer 1] te begeven en/of zich aldaar op te houden en/of
  • tegen de ruiten en/of deur(en) van de woning van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen en/of
  • door de brievenbus van de woning van die [slachtoffer 1] te schreeuwen en/of
  • zich nabij de school en/of voetbalvereniging van de kinderen op te houden en/of
  • die [slachtoffer 1] met zijn scootmobiel te achtervolgen en/of,
  • contact te leggen met familie, vrienden en/of kennissen van die [slachtoffer 1] en/of
  • (gedurende de periode dat hij, verdachte, preventief gedetineerd zat) kaarten en/of condoleances en/of whatsapp-berichten en/of facebook-berichten naar die [slachtoffer 1] te sturen en/of
  • (vanuit detentie) [medeverdachte] te instrueren en/of (vervolgens) die [medeverdachte] contact op te laten nemen met die [slachtoffer 1] en/of goederen te laten bezorgen bij die [slachtoffer 1] ,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 24 maart 2023 tot en met 13 april 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (onder andere) dreigend de woorden toe te voegen :
  • "Ik schiet een kogel door je kop" en/of
  • "Ik heb een walter ja, ik schiet je dood" en/of
  • "Ik kom terug en dan maak ik je kapot" en/of
  • "ik steek je neer",

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

feit 3 primair:
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] (toen aldaar werkzaam als reclasseringswerker) heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of over een tafel te trekken en/of te duwen;
feit 3 subsidiair:
hij op of omstreeks 5 juli 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of over een tafel te trekken.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01.088224.23 tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 30 maart 2023 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 2:
hij op of omstreeks 30 maart 2023 te Eindhoven opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , beiden hoofdagent bij de politie Eenheid Oos-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "homo's, mongolen, klootzakken, mietjes", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01.157766.23 tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 12 april 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) telefonisch per voicemail
[slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen:
  • ''Als ik jou tegenkom schiet ik jou kop eraf'', en/of
  • “Als ik jou tegenkom ga jij dood'', en/of
  • “'Ik maak jou dood'',
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsbeslissing
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van de verdenking onder parketnummer 01.099015.23 zakelijk weergegeven naar voren gebracht dat er ten aanzien van feit 1 slechts enkele weken van de tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard, omdat er niet gedurende de gehele periode sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw bepleit dat gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte en bij gebrek aan ander bewijs de aan hem verweten gedragingen niet bewezen kunnen worden.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de verdenking onder parketnummer 01.157726.23 bepleit dat er geen sprake is van een strafrechtelijke bedreiging omdat gelet op de inhoud geen redelijke vrees is ontstaan dat verdachte de bedreigingen daadwerkelijk zou uitvoeren.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs.

De belaging (01.099015.23 feit 1)
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde belaging voor de periode van 1 oktober 2022 tot en met 24 maart 2023. Hierbij heeft zij bepleit dat een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [slachtoffer 1] in die periode niet bewezen kan worden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hieronder uitgewerkte bewijsmiddelen volgt dat de belagingshandelingen zijn gepleegd binnen de gehele tenlastegelegde periode. De rechtbank merkt 4 november 2022 als startpunt van de belaging aan, omdat op die dag de omgangsregeling met de kinderen is komen te vervallen en het verdachte vanaf dat moment in ieder geval duidelijk had moeten zijn dat hij geen contact meer mocht opnemen met aangeefster [slachtoffer 1] . Desondanks gedroeg verdachte zich niet alleen belastend en bedreigend jegens [slachtoffer 1] , maar hield hij zich (op 4 november 2033) ook op bij de school van de kinderen. Van 5 tot 7 november 2022 heeft verdachte aangeefster [slachtoffer 1] veelvuldig gebeld en berichten gestuurd.
Hoewel de raadsvrouw terecht opmerkt dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte ‘rustiger’ werd na 7 november 2022, betekent dit niet dat verdachte helemaal geen belagingsgedragingen heeft vertoond in die periode. Immers verklaart aangeefster met betrekking tot die ‘rustige’ periode ook dat zij op een ‘goede dag’ 20 WhatsApp-berichten en of telefoontjes ontving en dat dit op een slechte dag kon oplopen tot 100 WhatsApp-berichten of telefoontjes. Gelet op deze verklaring en het gegeven dat de belagingshandelingen van de verdachte op 24 maart 2023 verder intensiveerden is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van belaging voor de gehele periode van 4 november 2022 tot en met 14 september 2023.
Ook is de rechtbank van oordeel dat het, gelet op de inhoud van de hieronder uitgewerkte bewijsmiddelen en de geschreven teksten op de condoleancekaart redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat het verdachte ook de condoleancekaart heeft verstuurd.

De bedreiging (01.099015.23 feit 2)
Anders dan door de officier van justitie is betoogd ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor alle tenlastegelegde bedreigingsuitingen. Niet alle tenlastegelegde bedreigingsuitingen zijn door aangeefster [slachtoffer 1] gehoord. Evenmin staat vast of deze bedreigingsuitingen via anderen bij aangeefster [slachtoffer 1] terecht zijn gekomen. De verdachte wordt vrijgesproken van de uitingen waarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.

De mishandeling (01.099015.23 feit 3).
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat getuige [slachtoffer 2] ongeloofwaardig en overdreven heeft verklaard. Gelet op de gestelde gebrek aan geloofwaardigheid van de verklaring is de raadsvrouw van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor zowel de primair tenlastegelegde mishandeling als de subsidiair tenlastegelegde bedreiging.
Anders dan de raadsvrouw twijfelt de rechtbank niet aan de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] . De aangeefster heeft naar het oordeel van de rechtbank consistent verklaard. De rechtbank hecht er voorts aan te benadrukken dat het hier een reclasseringswerker betreft. Haar verklaring wordt onder meer ondersteund door de verklaring van [getuige] . Uit de hieronder uitgewerkte bewijsmiddelen blijkt tevens dat het slachtoffer door de agressieve gedragingen van verdachte lichamelijk ongemak heeft ervaren. De mishandeling kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden.

De bedreiging (01.157766.23)
De raadsvrouw heeft bepleit dat de tenlastegelegde bedreiging niet bewezen kan worden omdat er sprake moet zijn van een daadwerkelijke vrees bij de aangever dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook uitgevoerd zou worden. Van deze daadwerkelijke vrees was, aldus de raadsvrouw, bij aangever [slachtoffer 5] geen sprake.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit is voor een bewezenverklaring van bedreiging niet vereist dat bij de aangever een daadwerkelijke vrees is ontstaan dat het misdrijf door de verdachte zal worden uitgevoerd. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging is volgens de Hoge Raad vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde
in redelijkheidde vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd.
Uit de hieronder uitgewerkte bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een bedreiging die naar aard en inhoud in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid te weeg te brengen. Daar komt bij dat de aangever expliciet heeft verwezen naar het milieu waarin de verdachte verkeert en naar de onrust die hij (om die reden) ervaart. De tenlastegelegde bedreiging zal bewezen worden verklaard.
De bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelenbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezienkomt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van 01.099015.23 feit 1:
in de periode van 4 november 2022 tot en met 14 september 2023 te Eindhoven en/of te Waalre en/of te Grave, gemeente Land van Cuijk, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door (telkens)
  • die [slachtoffer 1] (dreigende en/of agressieve en/of intimiderende) WhatsApp-berichten en/of spraakberichten en/of voicemailberichten toe te sturen en/of te bellen en/of
  • zich nabij de woning en/of tuin van die [slachtoffer 1] te begeven en/of zich in de nabijheid van die [slachtoffer 1] te begeven en/of zich aldaar op te houden en/of
  • tegen de ruiten en/of deur van de woning van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen en/of
  • door de brievenbus van de woning van die [slachtoffer 1] te schreeuwen en/of
  • zich nabij de school en/of voetbalvereniging van de kinderen op te houden en/of
  • die [slachtoffer 1] met zijn scootmobiel te achtervolgen en/of
  • contact te leggen met familie van die [slachtoffer 1] en/of
  • (gedurende de periode dat hij, verdachte, preventief gedetineerd zat) kaarten en/of condoleances naar die [slachtoffer 1] te sturen en/of
  • (vanuit detentie) [medeverdachte] te instrueren en/of (vervolgens) die [medeverdachte] contact op te laten nemen met die [slachtoffer 1] ,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
ten aanzien van 01.099015.23 feit 2:
in de periode van 24 maart 2023 tot en met 12 april 2023 te Eindhoven, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (onder andere) dreigend de woorden toe te voegen:
  • "Ik kom terug en dan maak ik je kapot;"
  • “Ik heb een Walter, ik schiet je dood.”
ten aanzien van 01.099015.23 feit 3:
op 5 juli 2023 te Eindhoven, [slachtoffer 2] (toen aldaar werkzaam als reclasseringswerker) heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] vast te pakken en over een tafel te trekken;
ten aanzien van 01.088224.23 feit 1:
op 30 maart 2023 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel, die geheel aan de Nationale Politie toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt;
ten aanzien van 01.088224.23 feit 2:
op 30 maart 2023 te Eindhoven opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , beiden hoofdagent bij de politie Eenheid Oost-Brabant, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "homo's, mongolen, klootzakken, mietjes";
ten aanzien van 01.157766.23:
op 12 april 2023 in Nederland, meerdere malen, telefonisch per voicemail [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen:
  • ''Als ik jou tegenkom schiet ik jouw kop eraf'', en/of
  • ''Als ik jou tegenkom ga jij dood'', en/of
  • ''Ik maak jou dood''.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De oplegging van straf en maatregel
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, van gelijke duur als de periode die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest op het moment van einduitspraak;
  • een (ongemaximeerde) maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging (subsidiair: een dadelijk uitvoerbare maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden);
  • een dadelijk uitvoerbare gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, inhoudende een contact- en locatieverbod voor de duur van 5 jaren; De vervangende hechtenis dient te worden bepaald op drie dagen per overtreding;
  • een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr conform het advies van de reclassering van 25 april 2024.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om geen maatregel tot terbeschikkingstelling en geen vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregel aan de verdachte op te leggen. De raadsvrouw heeft bepleit dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met een lange proeftijd en bijzondere voorwaarden passend is in deze zaak.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een periode van ruim tien maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vrouw. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-vrouw bedreigd met zware mishandeling. De verdachte heeft op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op het privéleven van [slachtoffer 1] , door onder andere veelvuldig contact met haar en de kinderen op te nemen terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] geen contact met hem wenste. Daarnaast heeft de verdachte ook familie van [slachtoffer 1] benaderd en heeft hij zich opgehouden bij de school van de kinderen. Dat belaging en bedreiging tot gevoelens van onveiligheid en angst bij het slachtoffer kunnen leiden is op trieste wijze geïllustreerd door de inhoud van de slachtofferverklaring die [slachtoffer 1] ter terechtzitting heeft afgelegd.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte gedurende een deel van de tenlastegelegde periode, waarin verdachte tevens beter leek te zijn ingebed in hulpverlening en voorzien was van stabiele huisvesting, zich ‘rustiger’ heeft gedragen ten opzichte van aangeefster [slachtoffer 1] .
Nadat de verdachte is aangehouden door de politie heeft hij zich misdragen door agenten te beledigen en te urineren in een ophoudcel. Deze feiten zijn bijzonder hinderlijk en kenmerkend voor de toenmalige houding van verdachte.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van een ambulant begeleider en het mishandelen van een medewerker van de Reclassering. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij bedreigingen heeft geuit en zelfs fysiek geweld heeft toegepast jegens personen die probeerden verdachte hulp en steun te bieden.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft in het uittreksel van de justitiële documentatie van de verdachte gezien dat hij veelvuldig is veroordeeld, maar de afgelopen vijf jaren niet voor soortgelijke feiten.
In het psychiatrisch rapport van 14 februari 2024 is onder meer door de psychiater als volgt geadviseerd:
“Betrokkene is door zijn neurocognitieve stoornis, zwakbegaafdheid en antisociale
persoonlijkheidsstoornis prikkelbaar en krenkbaar. Hij heeft weinig frustratietolerantie en vindt het al snel gerechtvaardigd om zijn “recht” te halen. Dit proces wordt verder versterkt door (met name) misbruik van alcohol en cannabis, waardoor hij achterdochtig en agressief kan worden. Betrokkene is verder door zijn neurocognitieve stoornis en zwakbegaafdheid erg impulsief en hij heeft veel moeite om zijn gedrag te reguleren. Geadviseerd wordt om betrokkene de ten laste gelegde feiten (indien bewezen) in een (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
“Uit de HCR-20, de SAPROF en de klinische inschatting blijkt dat betrokkene een
hoog risico heeft op recidive van geweld en grensoverschrijdend gedrag. Uit de SRP blijkt dat het risico op toenadering en verbaal en fysiek agressief gedrag naar zijn ex-echtgenote verhoogd is.
Geadviseerd wordt om betrokkene te plaatsen in een forensisch psychiatrische kliniek (bijvoorbeeld een FPK) om hem verder te diagnosticeren, behandelen en begeleiden als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Het toezicht door Reclassering kan dan worden gecontinueerd.”
Daarnaast heeft er ook een (neuro)psychologisch onderzoek plaatsgevonden. De rapportage van 13 februari 2024 houdt onder meer het volgende in.
“Rapporteur schat, op basis van weging van factoren op zowel de HCR-20 v3 als de Saprof, bij betrokkene het risico op geweldsrecidive buiten zorg, in ambulante zorg of in ggz-zorg als hoog in. Binnen een forensisch klinische zorgsituatie acht rapporteur de kans op recidive in gewelddadig gedrag lager. Rapporteur acht op basis van de SRP (Stalking Risk Profile), waarbij betrokkene valt binnen de typering “afgewezen stalker,” het risico op fysiek gewelddadig stalking gedrag en het volharden en/of terugvallen in stalking gedrag
buiten een forensisch klinische zorgsetting verhoogd.”
Ten slotte is er ook door Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op 25 april 2024 een advies uitgebracht. Dit advies luidt onder meer als volgt.
“Betrokkene heeft nog niet eerder van klinische diagnostiek en behandeling kunnen profiteren en sinds hij verblijft binnen het Penitentiair Psychiatrisch Centrum wordt gezien dat hij medicamenteuze behandeling accepteert en redelijk in de samenwerking zit. Een klinische behandeling zal hem wellicht de structuur, rust en regelmaat bieden die hij nodig heeft. Er bestaan twijfels of betrokkene vanuit de neurocognitieve stoornis en zwakbegaafdheid in staat is tot het volledig doorgronden, overzien en consequent nakomen van de voorwaarden in het licht van de duur van het (behandel)traject. Daarnaast bestaan er negatieve ervaringen (in de samenwerking met de reclassering) in het verleden. Hierin wordt een afbreukrisico gezien. Betrokkene heeft zich tijdens ons onderzoek echter bereidwillig getoond om de door ons geadviseerde voorwaarden na te leven. De actuele houding van betrokkene geeft ons het minimale vertrouwen om het traject een kans te geven. Concluderend adviseren wij daarom met enige terughoudendheid positief over TBS met voorwaarden om de kans op langdurig effect te vergroten.”
Betrokkene heeft zich tijdens ons onderzoek bereid verklaard tot medewerking aan onderstaande voorwaarden:
  • Geen strafbaar feit plegen;
  • Meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • Meewerken aan time-out;
  • Niet naar het buitenland;
  • Opname in een zorginstelling;
  • Ambulante behandeling;
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Drugsverbod;
  • Alcoholverbod;
  • Contactverbod.”
De op te leggen straf en maatregel
Omdat de conclusies van de psychiater en de psycholoog en de conclusies van de reclassering gedragen worden door hun bevindingen, in combinatie met hetgeen overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank deze conclusies over.
Uit de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportages van de psycholoog en de psychiater blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een neurocognitieve stoornis, zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Op basis van de rapportages stelt de rechtbank vast dat er ten tijde van het delict sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bij de verdachte. Deze stoornis werkte door in de gepleegde delicten. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de strafbare gedragingen in verminderde aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van de Pro Justitia rapportages is gebleken dat verdachte zorg, behandeling en begeleiding in een dwingend juridisch kader nodig heeft om delictgedrag te voorkomen. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel onvoldoende waarborg biedt dat de behandeling die verdachte nodig heeft ook daadwerkelijk zal worden uitgevoerd. De complexe problematiek van de verdachte en het hoge risico op herhaling van gewelddadig gedrag vereisen een stevig kader. Bij het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden blijft immers het risico bestaan dat verdachte geen medewerking verleent (of blijft verlenen) aan de noodzakelijke hulp, behandeling en begeleiding. Dan zou de verdachte, na een eventuele tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafdeel, terugkeren in de maatschappij zonder gepaste behandeling en begeleiding en is er (dus) sprake van een hoog recidiverisico.
De maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt een steviger kader om te bewerkstelligen dat genoemd recidiverisico wordt teruggebracht naar een aanvaardbaar niveau. De rechtbank overweegt in dit kader dat is voldaan aan de formele voorwaarden om een tbs-maatregel op te leggen. De bewezenverklaarde belaging en de bedreigingen betreffen misdrijven als vermeld in artikel 37a Sr. De verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard om zich aan die voorwaarden te houden. In aanvulling op de door de reclassering geadviseerde voorwaarden acht de rechtbank ter inperking van het recidiverisico een locatieverbod zoals in het dictum is vermeld een noodzakelijke voorwaarde.
Een maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging acht de rechtbank op dit moment niet noodzakelijk. De verdachte heeft nog niet eerder kunnen profiteren van een zorg- en behandelkader dat onder andere zal bestaan uit een klinische opname.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de maatschappij het beste beveiligd wordt als de verdachte vanaf de datum van dit vonnis zo snel mogelijk wordt ingebed in passende hulpverlening. De rechtbank zal daarom aan de verdachte, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank overweegt dat de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf. De rechtbank betrekt in dit oordeel dat de verdachte zich naast de belaging ook schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van aangeefster [slachtoffer 1] en zijn maatschappelijk begeleider. Daarnaast heeft hij tegen deuren en ramen van aangeefster [slachtoffer 1] getrapt en geprobeerd de voordeur van buiten te openen. Bovendien blijkt dat verdachte zich zelfs door preventieve hechtenis niet liet tegenhouden om contact op te (laten) nemen met aangeefster [slachtoffer 1] . Ook heeft hij gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een medewerker van de reclassering mishandeld. Hoewel deze mishandeling geen feit is waarvoor de tbs-maatregel wordt opgelegd, weegt deze bereidheid tot fysiek geweld wel mee in het oordeel van de rechtbank. Ook in de rapportages over verdachte wordt gewezen op een hoog risico op recidive waarbij fysiek letsel kan ontstaan.
Gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en het hoge recidivegevaar moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zonder behandeling binnen een passend kader opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Hierom zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is zodanig veelomvattend dat een gelijktijdige maatregel ex artikel 38v Sr geen meerwaarde biedt, maar toepassing ervan juist contraproductief zou kunnen werken gelet op de klinische behandeling die de verdachte zal ondergaan.
De mogelijkheid van verlenging van de terbeschikkingstelling maakt dat er gedurende ten hoogste negen jaar – indien nodig – binnen het kader van deze terbeschikkingstelling aan de verdachte de nodige behandeling, begeleiding en zorg kan worden geboden. Dat kader zal pas vervallen zodra het recidivegevaar duurzaam zal zijn teruggebracht tot een aanvaardbaar laag niveau. Dit maakt dat de rechtbank geen noodzaak ziet om daarnaast de maatregel van 38z Sr. aan verdachte op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] bestaat uit een verzoek tot vergoeding van:
  • een bedrag van € 385,-, ter zake eigen risico voor het jaar 2025 die verband houdt met behandeling/begeleiding van [slachtoffer 1] ;
  • een bedrag van € 3000,- aan immateriële schade (smartengeld).
Ter zitting is namens de benadeelde partij verzocht het bedrag aan materiële schade niet ontvankelijk te verklaren, omdat het ziet op mogelijk toekomstige schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat dit toekomstige kosten betreffen en dat de gevorderde immateriële schade geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht het gevorderde bedrag aan materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren en het bedrag aan immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren dan wel substantieel te matigen.
Beoordeling
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade. Een inhoudelijke beoordeling van deze toekomstige kosten zou nader onderzoek en tijd vereisen, hetgeen in deze zaak een onevenredige belasting voor het strafproces vormt. De benadeelde partij kan deze kosten in de toekomst bij de burgerlijke rechter vorderen.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schadevergoeding geheel toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde toegebrachte schade. De aard, ernst en omvang van het bewezen verklaarde maken dat de rechtbank het gevorderde bedrag een passende vergoeding acht voor de gestelde gederfde levensvreugde. De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag na de bewezenverklaarde periode tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij Nationale Politie
De vordering
De vordering van de Nationale politie bestaat uit een verzoek tot schadevergoeding van een kostenpost ad € 76,70 aan materiële schade, zijnde schoonmaakkosten van een ophoudcel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk te verklaren nu het feit waarop de vordering betrekking heeft gepleegd is op 30 maart 2023 en de aankoopbon die door de benadeelde partij is overlegd gedateerd is op 31 maart 2024.
Beoordeling
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de politie een professioneel reinigingsbedrijf heeft ingeschakeld, met bijbehorende kosten. Bij onduidelijkheid over de overlegde aankoopbon, zal de rechtbank de schade in redelijkheid schatten op € 50, en de rest van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Toepasselijke wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 37a, 38, 38a, 57, 63, 266, 267, 285, 285b, 300 en 350 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
-
verklaarthet ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
-
verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
-
verklaartdat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 01.099015.23:
feit 1:
belaging;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
mishandeling;
ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 01.088224.23:
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 01.157766.23:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
-
verklaartverdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
Ten aanzien van alle voornoemde feiten:

Een gevangenisstraf voor de duur van 327 dagen met aftrekovereenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht; de duur van de voorlopige hechtenis is gelijk aan de opgelegde gevangenisstraf;
Ten aanzien van 01-099015-23 feit 1, feit 2 en 01-157766-23 feit 1:

Een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:

1.geen strafbaar feit plegen

Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

2.Meewerken aan reclasseringstoezicht

Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
- veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
- veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.

3.Meewerken aan time-out

Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere zorginstelling (FPK of FPA). Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.

4.Niet naar het buitenland

Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.

5.Opname in een zorginstelling

Veroordeelde laat zich opnemen in FPK De Rooyse Wissel te Oostrum of een soortgelijke zorginstelling (FPC, FPK of FPA), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op de detentieperiode én zodra dat hij geplaatst kan worden, maar bij voorkeur op een zo kort mogelijke termijn. De opname kan maximaal zo lang duren als de huidige terbeschikkingstelling, maar duurt binnen die genoemde periode zo lang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

6.ambulante behandeling

Veroordeelde laat zich behandelen door een nader te bepalen (forensische) ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname en de behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

7.Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Indien de reclassering dit nodig acht, verblijft veroordeelde in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

8.Drugsverbod

Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.

9.Alcoholverbod

Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.

10.Contactverbod

Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] (geboren 3 juni 1974), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

11.Locatieverbod

Veroordeelde zal zich gedurende de terbeschikkingstelling niet ophouden binnen een straal van 500 meter rondom de woning van [slachtoffer 1] ( [adres van slachtoffer 1] ).
De rechtbank geeft opdracht aan Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
De rechtbank beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De rechtbank:
-
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe;
-
veroordeeltde verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 3.000,00 euro, bestaande uit immateriële schade;
-
vermeerdertde immateriële schade met de wettelijke rente vanaf 14 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeeltverdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
-
bepaaltdat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
-
legtaan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 3.000,00 euro;
-
bepaaltdat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
-
vermeerdertvoormeld bedrag bestaande uit immateriële schade met de wettelijke rente vanaf 14 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
-
bepaaltdat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie:
De rechtbank:
-
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe;
-
veroordeeltde verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, Nationale Politie , van een bedrag van 50,00 euro, bestaande uit materiële schade.
-
vermeerdertde materiële schade met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeeltverdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
-
bepaaltdat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
-
veroordeeltverdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
-
bepaaltdat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. F. van Buchem en mr. M.E.N. van Haren, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S.B.J. de Leeuw, griffier,
en is uitgesproken op 22 mei 2024.