ECLI:NL:RBOBR:2024:2126

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
01/332060-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van primair tenlastegelegde overtreding Wegenverkeerswet en veroordeling voor subsidiaire overtreding

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 26 november 2021 in Helmond. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat het dossier onvoldoende bewijs bood voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid of schuld. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte onvoorzichtig had gereden, dit niet voldeed aan de criteria voor schuld zoals gedefinieerd in de Wegenverkeerswet. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk gevaar op de weg had veroorzaakt, wat leidde tot de veroordeling voor de subsidiaire overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 500 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen strafblad had en spijt betuigde over het incident. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 3 mei 2024, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging nam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.332060.23
Datum uitspraak: 17 mei 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 maart 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 26 november 2021 in de gemeente Helmond, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Helmondsingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van minimaal 70 kilometer per uur over die Helmondsingel te rijden en/of niet of in onvoldoende mate te letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer op die weg en/of zijn snelheid niet aan te passen aan de drukke verkeerssituatie aldaar en/of niet tijdig op te merken dat het verkeer op de weg voor hem tot stilstand kwam en/of was gekomen en/of niet in staat te zijn het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of met onverminderde, althans hoge, snelheid tegen de voor hem tot stilstand gekomen, althans langzamer rijdende, personenauto aan te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een type 3 dens fractuur (gebroken nek) en/of een bloeding in de hersenen en/of niet-aangeboren hersenletsel en/of bekkenfracturen aan de achterzijde van het bekken en/of een barst in de linker heupkom, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 november 2021 in de gemeente Helmond, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Helmondsingel, met een snelheid van minimaal 70 kilometer per uur over die Helmondsingel heeft gereden en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer op die weg en/of zijn snelheid niet heeft aangepast aan de drukke verkeerssituatie aldaar en/of niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer op de weg voor hem tot stilstand kwam en/of was gekomen en/of niet in staat is geweest het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of met onverminderde, althans hoge, snelheid tegen de voor hem tot stilstand gekomen, althans langzamer rijdende, personenauto aan is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat het handelen van verdachte kan worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend. Immers, verdachte heeft gedurende langere tijd niet goed opgelet. Het ongeval heeft plaatsgevonden op een kaarsrechte weg waar twee kilometer lang vrij zicht was. Hoewel sprake was van regen en duisternis moet de situatie overzichtelijk zijn geweest en toch is verdachte achter op een auto ingereden. Hierdoor kan de conclusie worden getrokken dat verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor de weg en kan niet worden gesproken van een momentane onoplettendheid. Het ongeval heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij mevrouw [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW. Op grond van de inhoud van het dossier kan de (mate van) schuld in de zin van artikel 6 WVW niet worden vastgesteld. Er is slechts sprake geweest van een enkel moment van onoplettendheid.
De verdediging heeft zich met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Juridisch kader
Het schuldvereiste in de zin van artikel 6 WVW heeft betrekking op de relatie tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip 'schuld' in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in, dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Handelen dat als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van 'schuld' te kunnen komen. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren
Of sprake is van een dergelijke mate van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 26 november 2021 tijdens de spits in een Volkswagen Arteon op de Helmondsingel in Helmond richting Deurne reed. Verdachte was niet bekend met de verkeerssituatie op deze weg op dit tijdstip. De maximale snelheid op de Helmondsingel is 80 kilometer per uur. Het regende, de duisternis was aan het intreden en er was geen wegverlichting. Nadat een loader die voor verdachte reed was afgeslagen bij een stoplicht had verdachte ongeveer 150 meter vrij zicht op een rechte weg. Hij reed ongeveer 70 – 80 kilometer per uur en dus niet te hard. Vervolgens is verdachte met snelheid achter op de Toyota Aygo van [slachtoffer] gereden die in dezelfde rijrichting reed, omdat hij niet tijdig heeft geremd. [slachtoffer] was de bestuurder van de Toyota Aygo en heeft door dit ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit zwaar lichamelijk letsel bestond uit een type 3 dens fractuur (gebroken nek), een bloeding in de hersenen, niet-aangeboren hersenletsel, bekkenfracturen aan de achterzijde van het bekken en een barst in de linker heupkom,
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde (artikel 6 WVW)
Uit de hiervoor vastgestelde feiten blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte weliswaar onvoorzichtig heeft gereden, maar dit levert naar het oordeel van de rechtbank in de in de gegeven omstandigheden geen aanmerkelijk onvoorzichtig handelen op. De gevolgen van het ongeval zijn voor [slachtoffer] zeer ernstig geweest, maar dit maakt het voorgaande niet anders. Verdachte moet dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Het subsidiair tenlastegelegde (artikel 5 WVW)
Het is op grond van artikel 5 WVW 1994 een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Voor wat betreft het veroorzaken van gevaar op de weg geldt dat sprake moet zijn van een zekere mate van concreet gevaarzettend gedrag of evident gevaarlijk rijgedrag dat de reële mogelijkheid van schade voor goed of lijf op de weg veroorzaakt. Bij de vraag of een bepaalde gedraging kan worden aangemerkt als gevaarzettend, gaat het om de gedraging in concreto in het licht van alle omstandigheden van het geval. Een enkele overtreding van een verkeersregel zal niet zonder meer het gevaar opleveren zoals bedoeld in artikel 5 WVW.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gedurende een langere periode dan een enkel moment onvoldoende heeft opgelet. Hierdoor heeft hij het voertuig voor hem niet op tijd gezien, terwijl hij dit voertuig wel had kunnen en moeten zien. De weg was immers recht en het zicht voor hem onbelemmerd. Verdachte is door het te laat opmerken van het andere voortuig niet meer in staat geweest het door hem bestuurde voertuig tijdig tot stilstand te brengen. Gelet op het feit dat het spits was, het regende, er geen wegverlichting was, de duisternis aan het intreden was en verdachte de weg niet goed kende was waakzaamheid des te meer geboden. Verdachte heeft met zijn handelen concreet gevaar op de weg veroorzaakt, welk gevaar zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt gelet op het ongeluk dat heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
subsidiair:
op 26 november 2021 in de gemeente Helmond, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Helmondsingel, met een snelheid van minimaal 70 kilometer per uur over die Helmondsingel heeft gereden en in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en het overige verkeer op die weg niet tijdig heeft opgemerkt dat het verkeer op de weg voor hem tot stilstand was gekomen en niet in staat is geweest het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en met snelheid tegen de voor hem langzamer rijdende, personenauto aan is gereden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft voor het primair tenlastegelegde een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar met een proeftijd van één jaar geëist.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheden dat verdachte geen strafblad heeft, dat hij op zitting spijt heeft betuigd, dat het een feit betreft van ongeveer 2,5 jaar geleden en dat verdachte zijn rijbewijs niet kan missen in verband met zijn werk.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging acht voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde een geldboete afdoende. Indien de rechtbank het nodig vindt kan een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één tot drie maanden hierbij worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de ouderdom van het feit.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door zijn handelen gevaar op de weg veroorzaakt. Helaas heeft dit gevaar zich verwezenlijkt in een ongeval met de auto van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen en ondervindt nog steeds dagelijks de gevolgen van het ongeval, omdat zij hierdoor niet-aangeboden hersenletsel heeft opgelopen. Hoewel de gevolgen van de door verdachte gemaakte verkeersfout groot zijn, is de verkeersfout die verdachte heeft gemaakt op zichzelf van relatief geringe ernst.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het grote tijdsverloop in deze zaak, het feit dat op zitting heel duidelijk was dat het ongeval een grote impact op verdachte heeft gehad en hij graag contact had willen opnemen met [slachtoffer] om zijn spijt te betuigen. Dit contact heeft door miscommunicatie helaas niet plaatsgevonden.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan door de officier van justitie is gevorderd. Mede om die reden zal de rechtbank aan verdachte geen werkstraf maar een geldboete opleggen. Daarnaast ziet de rechtbank gelet op het feit dat verdachte sinds het door hem gepleegde strafbare feit, voor zover bekend, geen nieuwe strafbare verkeersfeiten heeft gepleegd geen aanleiding om een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een geldboete van € 500,00 subsidiair tien dagen hechtenis passend en geboden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
23, 24c Wetboek van Strafrecht
5, 177 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

Der rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
subsidiair:
Een geldboeteter hoogte van
500,00 eurosubsidiair 10 dagen hechtenis
Deze zaak valt onder het verlofstelsel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.C. van der Vegte, voorzitter,
mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. L.R.H. Koekoek, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken op 17 mei 2024.